• No results found

10 Online conferentie: “A Supsended Tradition? – 150 years Vatican I”

Het is dit jaar 150 jaar geleden dat er een onverwacht einde kwam aan het Eerste Vaticaans Concilie. De herdenking van deze gebeurtenis staat in schil contrast tot de groots herdachte vijftigste verjaardag van het Tweede Vaticaans Concilie. Toch zagen Peter De Mey en Dries Bosschaert deze gelegenheid als een uitgelezen kans om het eerste katholieke concilie na de val van het ancien régime middels een conferentie in de schijnwerpers te zetten.

Het abrupte einde van het concilie vanwege de inname van Rome in 1870 was de inspiratie voor de titel van de conferentie: ‘A Supsended Tradition? – 150 years Vatican I’. De conferentie dreigde het Concilie in haar onfortuinlijke lot te volgen toen de Covid-19

pandemie het onmogelijk maakte om bijeen te komen. De organisatoren wisten echter de zoveelste annulering van een conferentie af te wenden door over te schakelen naar een digitaal platform. Met de hulp van deze moderne communicatiemiddelen konden de deelnemers aan de conferentie ontdekken dat het onderzoek naar het Eerste Vaticaans Concilie, vaak als een anti-modern concilie bestempeld, springlevend is.

Een gezaghebbend concilie te midden van ontluikende parlementen

De reputatie van Vaticanum I als een anti-modern concilie werd in verscheidene papers over de historische en sociale context van het concilie onder de loep genomen. In zijn bijdrage over de weergave van het pontificaat en het Concilie in negentiende-eeuwse cultuur en media liet Claus Arnold zien dat moderniteit in feite de brandstof voor het concilie was.

Zowel Bernwardt Schmidt als Andrea Ciampani besteedden in hun papers aandacht aan de politieke ontwikkelingen in de negentiende eeuw en de wijzen waarop deze het pontificaat van Pius IX hebben beïnvloed. De opkomst van parlementaire democratieën dreigde de eenheid in de kerk te ondergraven, aangezien de politieke betrokkenheid van katholieken ervoor zorgde dat geloofsgenoten over verschillende facties verdeeld werden. In

110

respons hierop vestigde de paus zijn autoriteit over de gelovigen. Schmidt wees er daarbij op dat Vaticanum I niet op zichzelf staat als uiting van ultramontanisme, maar deel uitmaakte van een proces van ‘normatieve centralisatie’ waarin ook de Syllabus errorum en de introductie van het concept van ‘gewoon magisterium’ hun rol speelden. Deze ‘normatieve centralisatie’ dwong de kerk er ook toe stelling te nemen in nieuwe debatten. Alina Potempa beschreef bijvoorbeeld de worsteling van de kerk om tot een consistent katholiek antwoord op de sociale kwestie van de negentiende eeuw te komen, terwijl de visies op dit onderwerp binnen het katholieke milieu ver uiteen konden lopen.

In haar studie naar het Russisch Keizerrijk en Vaticanum I toonde Katsiaryna Kimlenka dat de pauselijke pogingen om op nieuwe wijze de invloed over de gelovigen te laten gelden door menige regering gewantrouwd werden. Deze regeringen zagen dat hun zorgen over de pauselijke pretenties ook weerspiegeld werden in een binnenkerkelijke oppositie. De wisselwerking tussen enerzijds de maatschappij en anderzijds de binnenkerkelijke dynamiek kwam het sterkst naar voren in bijdragen met een focus op individuele actoren. Dries Vanysacker en Vincent Petit lieten hun licht schijnen over de betrokkenheid van respectievelijk kardinaal Deschamps van Mechelen en aartsbisschop Mathieu van Besançon bij het concilie. Voor beide bisschoppen gold dat de posities die ze innamen tijdens het concilie sterk de sporen droegen van hun persoonlijke geschiedenis in België en Frankrijk, landen met een ingewikkelde verhouding tussen kerk en staat.

Geschiedenis en dogma in het hart van het concilie

Een andere belangrijke vraag die steeds terug kwam tijdens de conferentie was in welke mate Vaticanum I in harmonie was met de katholieke traditie of juist een breuk daarbinnen betekende? Wanneer er in Dei Filius gesproken wordt over de taak van de kerk om het goddelijk goed te bewaren, dan wekt dit ‘goddelijk goed’ de indruk van een goed afgebakende verzameling aan overgeleverde waarheden die boven elke discussie verheven was. Toch bleek uit de papers van Leo Kenis, Franz Xavier Bisschof en Kenneth Parker over de implementatie van Vaticanum I dat dit geenszins het geval was. Theologen als Ignaz von Döllinger, Peter Kenrick en Jean-Baptiste Lefebvre, die zichzelf nochtans als loyale verdedigers van Schrift en traditie zagen, werden na het concilie op een zijspoor gezet.

Het spanningsveld tussen continuïteit en verandering in traditie werd verder uitgewerkt door sprekers die de relatie tussen Vaticanum I en Vaticanum II als uitgangspunt hadden. Hoewel zij het onderwerp vanuit verschillende hoeken bekeken, lieten Kirsten Colberg, Andrew Downie, Mary McCaughey, Simon Beentjes en Susana Vilas Boas allen zien dat de

twee concilies verbonden zijn door de fundamentele vraag hoe dogma zich verhoudt tot geschiedenis. Ideeën zoals die van John Henry Newman, waar in de finale documenten van het Eerste Vaticaans Concilie nog weinig acht op werd geslagen, vonden hun weg naar het Tweede Vaticaans Concilie. Zo bezien betekende Vaticanum I zelfs een belangrijke impuls voor de theologische reflectie over dit onderwerp. Door lijnen van continuïteit uit te tekenen tussen de leer van Vaticanum I en de periodes vóór en na het concilie, illustreerden Valfredo Rossi en Shawn Colberg hoe deze historische dimensie van dogma in concrete voorbeelden, respectievelijk de ‘Mystiek Lichaam van Christus’ ecclesiologie en de rol van genade in het verkrijgen van kennis over God, uitwerkte.

Er was ook aandacht voor de vragen die Vaticanum I open heeft gelaten. Zo wendde John Joy de Relatio van Joseph Kleutgen en het tweede schema

De Ecclesia, dat uiteindelijk niet gepromulgeerd werd, aan om een nieuw

licht te laten schijnen op de reikwijdte van de onfeilbaarheid. Het was erg verfrissend om elementen uit Vaticanum I als mogelijk onontdekte inspiratie voor toekomstige theologie voor te stellen. Aan de andere kant temperden Mark Chapman en Peter Ben Smit het optimisme over het vermogen van het concilie om vandaag de dag te inspireren enigszins. Met hun anglicaanse en oudkatholieke kijk wisten zij de oecumenische keerzijde van het concilie in beeld te brengen.

De perspectieven die tijdens de conferentie gepresenteerd werden, ontdeden Vaticanum I van zijn reputatie als single-issue concilie dat slechts over pauselijke onfeilbaarheid handelde. Het concilie bleek eerder een afspiegeling van het complexe traject van het katholicisme in de negentiende eeuw, waarvan de sporen in de hedendaagse kerk nog gevonden konden worden.

*Deze bijdrage is gebaseerd op het reeds verschenen TRN-artikel over ‘Supsended Tradition? – 150 years Vatican I’, eveneens door Simon Beentjes

In de handen van lezers: