• No results found

Lijst van figuren

2 Niet radiologische aspecten

2.2.2 Uitgangssituatie .1 Hydrografie

De site van KCD is gelegen op de linkeroever van de Schelde.

De Schelde is een laaglandrivier, die van de bron bij Saint Quentin (Noord-Frankrijk) tot de monding bij Vlissingen (Nederland) zo’n 355 km lang is. Het stroomgebied van de Schelde met haar zijrivieren omvat vrijwel geheel Laag-België, een stukje Noord-Frankrijk en de helft van Zeeland. Het stroomgebied wordt in het westen begrensd door het IJzerbekken en in het noorden, oosten en zuiden door het bekken van de Maas. De Schelde en al haar zijrivieren zijn zogenaamde regenrivieren. Dit betekent dat de waterafvoer bij de Belgisch-Nederlandse grens in de loop van het jaar grote verschillen kan vertonen.

Ruwweg bestaat de Schelde uit twee delen. Het eigenlijke rivierdeel begint bij Saint Quentin en eindigt bij de stuwen in Gent. Stroomafwaarts van Gent tot de monding in Vlissingen vormt de Schelde een estuarium waarin het getij vanuit de Noordzee een significante invloed uitoefent op de morfologie en waarbij de interactie tussen rivier- en zeewater voor een uitgesproken gedifferentieerde morfologie-ontwikkeling zorgt. De Schelde behoort ter hoogte van KCD tot dit estuarium.

Tot enkele kilometers van de Belgisch-Nederlandse grens bestaat de Schelde uit één enkele stroomgeul.

Verder stroomafwaarts, in de richting van de Noordzee, zijn in het dwarsprofiel een veelal eb-gedomineerde hoofdgeul met enkele, meestal vloedeb-gedomineerde, nevengeulen (scharen) te

onderscheiden. De hoofdgeul is het diepst in de relatief smalle, scherpe bochten. In de rechte geuldelen en op de relatief brede splitsingen van hoofd- en nevengeulen is de rivier van nature ondiep. Dergelijke ondiepten worden met de term "drempels" aangeduid. Het Schelde estuarium is lateraal verbonden met het intergetijdengebied onder de vorm van schorren en slikken (o.a. het Galgenschoor).

De Schelde te Doel is een getijdenrivier; er zijn dus twee types debieten. Vooreerst de tij-debieten (vloed en eb) en secundair de afvoer van bovendebiet vanuit het hydrografisch achterland naar zee. De tij-debieten zijn zeer groot en variëren met de cyclus van het beschouwde getij. De getijdestroming wordt groter in stroomafwaartse richting.

Om enig idee van grootte te geven: bij een gemiddeld getij passeren te Liefkenshoek vloed en eb met een gemiddeld debiet van 5.300 resp. 5.400 m³/s. De duurtijden zijn verschillend: vloed duurt iets langer dan vijfeneenhalf uur, terwijl eb bijna zeven uur duurt. Tijdens vloed resp. eb is er - bij gemiddeld tij- een ogenblikkelijk maximum debiet van 9.400 resp. 8.300 m³/s. In totaal gaat het om een vloedvolume van 115 Mm³ en een ebvolume gelijk aan 123 Mm³ (Bron: Plancke et al., 2017).

Het verschil van vloed- en ebdebieten geeft meteen aan dat er een gemiddeld bovendebiet is van een 100-tal m³/s.

Vloed en eb geven tegengestelde stroomrichtingen, m.n. landinwaarts bij vloed, zeewaarts bij eb. Rond en om het keren van de vloedzin en ebzin van de stroming (de kenteringen; ca. 1 uur na hoog- en laagwater) is de stroomsnelheid vrij klein. Aan meetpaal Lillo zijn er uitgesproken verschillen tussen de

stroomsnelheden bij vloed en deze bij eb. Voor het bovenste toestel worden hier snelheden bij vloed gemeten van 0,4-0,8 m/s, voor het onderste toestel liggen deze rond 0,4 – 0,7 m/s. Nabij de bodem wordt de snelheid vrij klein. Niettemin is zij dikwijls voldoende om zand en slib over de bodem te doen

bewegen. Bij eb worden snelheden rond 0,2-0,35 m/s gemeten aan het bovenste toestel, en snelheden rond 0,25-0,4 m/s onderaan. De stroming is hier dus duidelijk vloedgedomineerd (Bron: Plancke et al., 2017).

De bathymetrie van de Schelde ter hoogte van KCD kan vereenvoudigd worden beschreven aan de hand van de gemiddelde rechthoekige bathymetrie. De locatie van het dwarsprofiel van de Schelde waarvoor de gemiddelde rechthoekige bathymetrie voor de Schelde wordt beschreven, is weergegeven in Figuur 2-3. De gemiddelde diepte van de Schelde bij eb is hier 7,8 m en de breedte is ongeveer 1.100 m. De berekening voor de gemiddelde diepte zorgt ervoor dat de oppervlakte van het werkelijke dwarsprofiel gelijk is aan de oppervlakte van het vereenvoudigde rechthoekige dwarsprofiel. Aan de opwaartse uitloop van de vloedgeul van de Plaat van Doel is er een strekdam aanwezig, tevens aangeduid op Figuur 2-3.

Een strekdam beteugelt de vloedstroom gedeeltelijk en leidt deze naar de overloop van de bestaande ebgeul. Hierbij wordt de ebstroom meer in het hoofdvaarwater geconcentreerd en daardoor, ingevolge de toename van het zandtransportvermogen, wordt een grotere uitschuring in de vaargeul verwezenlijkt en bijgevolg grotere natuurlijke diepten in stand gehouden. Een strekdam legt een platengebied in zekere zin vast en voorkomt het vormen van doorlopende secondaire ebgeulen in het platenstelsel, welke in hun natuurlijke toestand zekere evoluties vertonen welke een nadelige invloed kunnen hebben op het behoud van het vaarwater. Op te merken valt dat gezien de specifieke ligging van het lozingspunt aan de kop van de Plaat van Doel voor de situatie bij eb aangenomen is dat het grootste volume water via deze Plaat terugstroomt. Bij eb wordt voor de Plaat van Doel een diepte van 3 m en een breedte van 300 m in aanmerking genomen.

Ten zuiden van KCD loopt de Doorloop, een waterloop van 3de categorie beheerd door de Polder van het Land van Waas. Deze mondt net opwaarts van KCD uit in de Schelde. KCD heeft geen lozingspunten op deze waterloop.

Figuur 2-3 Bathymetrie Schelde ter hoogte van Doel 2.2.2.2 Oppervlaktewaterkwaliteit

2.2.2.2.1 Globale toestandsbeoordeling in het kader van het stroomgebiedbeheerplan Zeeschelde

Voor de beschrijving van de oppervlaktewaterkwaliteit van de Schelde in de uitgangssituatie wordt beroep gedaan op de beoordeling in het kader van het 2de SGBP (stroomgebiedbeheerplan) voor de Schelde voor het bekkenspecifiek deel Benedenscheldebekken. De Schelde ter hoogte van KCD maakt deel uit van het Vlaams waterlichaam Zeeschelde IV met code VL08_43. Dit waterlichaam wordt gecategoriseerd als overgangswater van het type brak macrotidaal laaglandestuarium (O1b) en heeft het statuut van een sterk veranderd waterlichaam. De beoordeling is gebaseerd op meetresultaten van de jaren 2005-2013 en kan dus als representatief voor de uitgangssituatie beschouwd worden:

Strekdam

 De globale beoordeling van het ecologisch potentieel van de Zeeschelde IV is algemeen ontoereikend:

o De evaluatie van de biologische elementen is ontoereikend: ontoereikend voor macrofyten en vis en matig voor macroinvertebraten.

o De evaluatie van de fysico-chemische elementen die bepalend zijn voor de biologische elementen is algemeen slecht. Voor de evaluatie van de afzonderlijke fysico-chemische elementen geldt:

 Slechte beoordeling voor nitraat+nitriet+ammonium;

 Goede beoordeling voor temperatuur, opgeloste zuurstof en pH.

o De evaluatie voor de specifiek verontreinigende stoffen is slecht. Er is een overschrijding voor opgelost arseen, boor en uranium.

 De evaluatie van de chemische toestand voor de Zeeschelde IV is slecht. Er zijn overschrijdingen voor PAK’s en totaal kwik.

 De waterbodem van de Zeeschelde IV is verontreinigd.

Voor de beschrijving van de oppervlaktewaterkwaliteit van de Schelde in de periode 2015 – 2019, wordt beroep gedaan op de beoordeling in het kader van het 3de SGBP. De beoordeling is gebaseerd op

meetresultaten van de jaren 2018 en kan dus als representatief voor deze periode worden beschouwd:

 De globale beoordeling van het ecologisch potentieel van de Zeeschelde IV is algemeen ontoereikend:

o Het resultaat van de evaluatie van de biologische elementen is ontoereikend: ontoereikend voor macrofyten, matig voor macroinvertebraten en goed voor vis.

o Het resultaat van de evaluatie van de fysico-chemische elementen is algemeen slecht:

 Slechte beoordeling voor nitraat+nitriet+ammonium;

 Goede beoordeling voor opgeloste zuurstof en pH.

o Het resultaat van de evaluatie voor de specifiek verontreinigende stoffen die bepalend zijn voor de biologische elementen is niet goed. Er is een overschrijding voor opgelost arseen, boor en uranium.

o De evaluatie van de hydromorfologie is ontoereikend.

 Het resultaat van de evaluatie van de chemische toestand voor de Zeeschelde IV is niet goed. Er zijn overschrijdingen voor PAK’s, polybroomdifenylether, tributyltin, perfluoroctaansulfonzuur, heptachloorepoxide en totaal kwik.

 De waterbodem van de Zeeschelde IV is licht verontreinigd.

Doorloop

Voor de beschrijving van de oppervlaktewaterkwaliteit van de Doorloop in de uitgangssituatie wordt beroep gedaan op de beoordeling in het kader van het 2de SGBP (stroomgebiedbeheerplan) voor de Schelde voor het bekkenspecifiek deel Benedenscheldebekken. De Doorloop is een lokaal waterlichaam van 1ste orde met code L107_333. Het waterlichaam wordt gecategoriseerd als een river van het type brakke polderwaterloop (Pb) en heeft het statuut van een sterk veranderd waterlichaam. De beoordeling is gebaseerd op meetresultaten van het jaar 2012 en kan dus als representatief voor de uitgangssituatie beschouwd worden.

Voor de beoordeling van het ecologisch potentieel van de Doorloop geldt:

 Het resultaat van de evaluatie van de biologische elementen is algemeen matig: matig voor macrofyten en macroinvertebraten.

 Het resultaat van de evaluatie van de fysico-chemische elementen die bepalend zijn voor de biologische elementen is algemeen ontoereikend. Voor de evaluatie van de afzonderlijke fysico-chemische elementen geldt:

o Ontoereikend voor totaal fosfor;

o Matige beoordeling voor totale stikstof, temperatuur en opgeloste zuurstof;

o Goede beoordeling voor pH en geleidbaarheid.

 Het resultaat van de evaluatie voor de specifiek verontreinigende stoffen is niet goed. Er is een overschrijding voor opgeloste uranium.

De evaluatie van de chemische toestand voor de Doorloop is slecht. Er is een overschrijding voor opgelost uranium.

Er gebeurde geen globale toestandsbeoordeling voor de Doorloop in het kader van het 3de SGBP.

2.2.2.2.2 Fysico-chemische kwaliteit

De oppervlaktewaterkwaliteit van de Schelde op- en afwaarts van de lozingspunten van KCD wordt verder besproken op basis van het oppervlaktewaterkwaliteitsmeetnet van de VMM. De volgende meetpunten worden maandelijks bemeten en zijn van belang voor dit MER:

 159000: opwaarts, Beveren, vaargeul Scheldebocht ter hoogte van de Kallosluis;

 157000: opwaarts, Lillo, vaargeul ter hoogte van Fort Liefkenshoek en Fort van Lillo;

 154100: afwaarts, Zandvliet, grens Doel, vaargeul midden Schelde ter hoogte van boei.

De ligging van de meetpunten wordt in Figuur 2-4 weergegeven.

De Schelde moet stroomop- en stroomafwaarts van KCD aan de richtwaarden voldoen die bepalend zijn voor de goede ecologische en goede chemische toestand voor het type “Overgangswater – brak

macrotidaal laaglandestuarium” (O1b), die terug te vinden zijn in Bijlage 2.3.1 van VLAREM II. De doelstellingen voor chloriden, sulfaat en geleidbaarheid zijn omwille van het brakke karakter van het water in het Schelde-estuarium niet van toepassing.

Figuur 2-4 Situering VMM-meetpunten

Uitgangssituatie 2013-2014

In Tabel 2-4 worden de gemiddelde meetresultaten van de fysico-chemische waterkwaliteit in de periode 2013 – 2014 weergegeven voor de hoger vermelde meetpunten van de VMM. De

basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater zijn eveneens in de tabel opgenomen. Waarden in rood betreffen een overschrijding van de betreffende milieukwaliteitsnorm (MKN).

Uit Tabel 2-5 blijkt dat de maximaal gemeten temperatuur (net) onder de milieukwaliteitsnorm van 25°C ligt. De milieukwaliteitsdoelstellingen worden niet gerespecteerd voor de parameters pH, opgeloste zuurstof (de milieukwaliteitsdoelstelling wordt niet behaald in het meest stroomopwaartse meetpunt maar wel verder stroomafwaarts), chemisch zuurstofverbruik (CZV), orthofosfaat, nitraat+nitriet+ammonium, opgelost boor, arseen, beryllium, thallium en uranium.

Zoals hoger vermeld, worden de beschouwde VMM-meetpunten maandelijks bemeten. Aan de innamepunten van Doel 1 en Doel 2 en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 wordt de Scheldetemperatuur continu gemeten door Engie zelf. Het innamepunt is weergegeven in Figuur 2-3. De continue metingen voor de uitgangssituatie 2013-2014 tonen aan dat de maximale temperatuur van 25°C in het algemeen niet wordt overschreden, behalve voor een dag eind juli in zowel 2013 als 2014, waar de maximale temperatuur uitstijgt tot 26°C (Figuur 2-5 en Figuur 2-6). Discontinuïteiten in de metingen zijn te wijten aan meetfouten, een fout in het registratiesysteem of een buitendienst name van de

meetapparatuur ten gevolge van revisie.

Het zuurstofgehalte aan de innamepunten van Doel 1 en Doel 3 en 4 wordt ook continue gemeten door Engie zelf. De metingen voor de uitgangssituatie 2013-2014 worden weergegeven in Figuur 2-15 en Figuur 2-16 van § 2.2.2.6.3.1. Gezien de Schelde veel zwevende stoffen bevat kan de toevoer naar de meetcel verstoppen. Microbiële activiteit leidt dan tot zuurstofverbruik waardoor de metingen naar nul gaan. Dit leidt frequent tot foutmetingen, zoals te zien is op de figuren. Zonder rekening te houden met de outliers en de waarden ten tijde van verstoppingen van de meetcel, kan uit de metingen afgeleid worden dat de milieukwaliteitsnorm van 6 mg O2/L als P10-waarde steeds gerespecteerd worden voor het ingetrokken Scheldewater.

Periode 2015 – 2019

In Tabel 2-6 worden de gemiddelde meetresultaten van de fysico-chemische waterkwaliteit in de periode 2015 – 2019 weergegeven voor de hoger vermelde meetpunten van de VMM. Uit Tabel 2-6 blijkt dat de maximaal gemeten temperatuur (net) onder de milieukwaliteitsnorm van 25°C ligt, behalve voor het meetpunt stroomafwaarts KCD (meetpunt 1574100). Hier was er een overschrijding van de

milieukwaliteitsnorm in augustus van 2018, toen de temperatuur 25,2°C bereikte. De

milieukwaliteitsdoelstellingen worden niet gerespecteerd voor de parameters chemisch zuurstofverbruik (CZV), nitraat+nitriet+ammonium, opgelost boor, arseen, beryllium, cadmium en uranium.

De continue temperatuurmetingen voor de periode 2015-2019 (Figuur 2-7 tot en met Figuur 2-11) tonen aan dat de maximale temperatuur van 25°C niet wordt overschreden, behalve voor een aantal dagen in de zomers van 2018 en 2019, waar de maximale temperatuur uitstijgt tot 26°C (de sporadische

overschrijdingen/outliers ten gevolge van meetfouten buiten beschouwing gelaten).

De continue metingen van het zuurstofgehalte voor de periode 2015 – 2019 worden weergegeven in Figuur 2-17 tot Figuur 2-21 van § 2.2.2.6.3.1. In de jaren 2016 en 2018 worden de P10-waarden van 6 mg O2/L niet gerespecteerd.

Tabel 2-5 Waterkwaliteit en toetsing aan de milieukwaliteitsnorm (MKN) in de meetpunten stroomop- en stroomafwaarts van het lozingspunt van KCD in de Schelde – Uitgangssituatie 2013-2014

Parameter

Een-heid MKN geldig

2013-2014 Meetpunten (resultaten 2013 – 2014)

159000 – stroomopwaarts 157000 – stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Bijlage 2.3.1

Geleidbaarheid (20°C) µS/cm 1667,0

0 2274,

Parameter Een-heid

MKN geldig 2013-2014

Meetpunten (resultaten 2013 – 2014)

159000 – stroomopwaarts 157000 – stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Bijlage 2.3.1

Parameter Een-heid

MKN geldig 2013-2014

Meetpunten (resultaten 2013 – 2014)

159000 – stroomopwaarts 157000 – stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Bijlage 2.3.1

Silicium, opgelost µg/L 0,00 2040,

00 Resultaten < detectielimiet werden gelijk gesteld aan detectielimiet / 2

Overschrijding van de MKN

Tabel 2-6 Waterkwaliteit en toetsing aan de milieukwaliteitsnorm (MKN) in de meetpunten stroomop- en stroomafwaarts van het lozingspunt van KCD in de Schelde – 2015-2020

Parameter Parameter

Een-heid MKN Meetpunten (resultaten 2015 - 2020)

159000 – stroomopwaarts 157000 - stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Bijlage 2.3.1

Parameter Parameter

Een-heid MKN Meetpunten (resultaten 2015 - 2020)

159000 – stroomopwaarts 157000 - stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Cl- Chloride mg/L 93,0

zuurstofverbruik na 5d. mgO2/

L 6 (P90) 0,25 0,50 1,22 1,90 4,10 1,35 0,00 0,50 1,08 1,70 2,40 2,68 0,00 0,50 1,06 1,67 2,30 1,24

CZV Chemisch zuurstofverbruik mgO2/

Parameter Parameter

Een-heid MKN Meetpunten (resultaten 2015 - 2020)

159000 – stroomopwaarts 157000 - stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

Cd o Cadmium, opgelost µg/L 0,2 (gem)

0,45 (max) 0,00 0,05 0,09 0,15 0,26 0,07 0,00 0,05 0,10 0,21 0,30 1,62 0,00 0,05 0,11 0,22 0,60 0,13

Co t Kobalt, totaal µg/L 0,00 0,85 2,11 4,10 8,80 2,34 0,00 0,74 1,70 2,79 7,60 3,17 0,00 0,46 1,01 1,74 2,84 1,31

Co o Kobalt, opgelost µg/L 0,5 (gem) 0,00 0,16 0,42 0,70 0,96 0,59 0,00 0,20 0,36 0,62 0,92 1,96 0,00 0,10 0,26 0,45 0,78 0,38

Cr t Chroom, totaal µg/L 0,00 2,08 9,17 19,04 32,00 10,26 0,00 2,00 7,19 12,86 27,60 8,43 0,00 1,50 4,06 8,00 18,60 5,51

Cr o Chroom, opgelost µg/L 5 (gem) 0,00 0,50 0,64 0,75 1,50 0,67 0,00 0,50 0,69 0,75 2,04 2,09 0,00 0,50 0,67 0,75 1,50 0,71

Hg t Kwik, totaal µg/L 0,01 0,02 0,06 0,14 0,25 0,06 0,00 0,02 0,05 0,09 0,24 1,59 0,01 0,01 0,03 0,07 0,12 0,04

Hg o Kwik, opgelost µg/L 0,05 (gem)

0,07 (max) 0,00 0,01 0,01 0,01 0,02 0,01 0,00 0,01 0,01 0,01 0,02 1,55 0,00 0,01 0,01 0,01 0,02 0,01

Mn t Mangaan, totaal µg/L

30,0

0 52,00 155,89 318,30 590,00 181,44 0,00 33,00 119,46 222,00 500,00 129,66 15,0

0 30,00 67,55 132,60 209,00 90,95

Mn o Mangaan, opgelost µg/L 0,00 5,96 24,55 49,70 98,00 37,87 0,00 5,58 19,32 31,00 115,00 29,94 0,00 3,09 12,54 16,17 67,00 19,89

Mo t Molybdeen, totaal µg/L 0,00 2,50 5,01 7,77 8,50 4,28 0,00 2,80 5,46 8,20 8,80 5,62 0,00 3,01 5,96 8,68 9,60 5,45

Mo o Molybdeen, opgelost µg/L 340 (gem) 0,00 2,28 4,83 7,58 8,60 4,43 0,00 2,64 5,46 8,08 9,00 5,61 0,00 2,70 5,55 8,40 9,30 5,53

Ni t Nikkel, totaal µg/L 0,00 2,00 5,72 10,57 18,40 5,81 0,00 1,85 4,90 8,64 17,00 5,40 0,00 1,75 3,66 6,24 10,80 4,09

Ni o Nikkel, opgelost µg/L 8,6 (gem)

34 (max) 0,00 1,50 2,41 3,80 7,50 2,51 0,00 1,15 2,45 3,80 7,40 3,46 0,00 1,00 2,00 3,60 6,90 2,11

Pb t Lood, totaal µg/L 0,00 2,72 9,15 19,31 40,70 9,69 0,00 2,20 7,00 11,94 32,80 8,80 0,00 1,50 3,81 7,92 13,60 5,05

Pb o Lood, opgelost µg/L 1,3 (gem)

14 (max) 0,00 0,25 0,30 0,50 0,75 0,31 0,00 0,25 0,31 0,50 0,75 1,81 0,00 0,25 0,36 0,50 3,80 0,49

Sb t Antimoon, totaal µg/L 0,00 0,50 0,79 1,38 1,80 0,81 0,00 0,50 0,76 1,80 1,80 2,23 0,00 0,50 0,78 1,80 1,80 0,81

Sb o Antimoon, opgelost µg/L 100 (gem) 0,00 0,50 0,66 1,06 1,80 0,66 0,00 0,50 0,67 1,09 1,80 2,10 0,00 0,50 0,64 1,17 1,80 0,65

Se t Seleen, totaal µg/L 0,00 0,65 1,28 2,40 3,70 1,22 0,00 0,46 1,27 2,96 4,20 2,67 0,00 0,33 1,12 2,70 4,30 1,08

Se o Seleen, opgelost µg/L 2 (gem) 0,00 0,33 0,94 2,49 3,80 0,72 0,00 0,33 1,14 2,87 4,30 2,35 0,00 0,33 1,04 2,60 4,00 0,82

Sn t Tin, totaal µg/L 0,00 0,33 0,70 1,00 3,16 0,74 0,00 0,33 0,66 0,99 2,80 2,14 0,00 0,33 0,55 0,98 1,00 0,65

Sn o Tin, opgelost µg/L 3 (gem) 0,00 0,33 0,45 0,75 0,98 0,47 0,00 0,33 0,46 0,75 0,98 1,96 0,00 0,33 0,45 0,75 0,98 0,47

Te t Tellurium, totaal µg/L 0,00 0,50 0,79 0,75 2,25 0,83 0,00 0,50 0,83 2,25 2,25 2,25 0,00 0,50 0,88 2,25 2,25 0,93

Te o Tellurium, opgelost µg/L 100 (gem) 0,00 0,50 0,69 0,75 2,25 0,71 0,00 0,50 0,75 1,28 2,25 2,13 0,00 0,50 0,71 1,28 2,25 0,71

Ti t Titaan, totaal µg/L 0,00 15,37 57,74 115,90 222,00 60,32 0,00 11,82 46,07 89,60 192,00 46,02 0,00 9,40 26,76 56,76 91,00 34,19

Ti o Titaan, opgelost µg/L 20 (gem) 0,00 0,50 0,81 1,00 2,00 0,92 0,00 0,50 0,80 1,00 1,00 2,21 0,00 0,50 0,90 1,00 9,80 1,32

Parameter Parameter

Een-heid MKN Meetpunten (resultaten 2015 - 2020)

159000 – stroomopwaarts 157000 - stroomopwaarts 1574100 – stroomafwaarts

U o Uranium, opgelost µg/L 1 (gem) 0,00 0,50 1,18 1,67 1,90 1,09 0,00 0,98 1,40 1,87 2,06 2,57 0,00 1,04 1,45 1,94 2,09 1,42

V t Vanadium, totaal µg/L 0,00 4,70 10,83 19,31 31,00 10,94 0,00 4,70 9,18 15,24 27,00 9,62 0,00 4,00 6,47 10,16 15,60 7,11

V o Vanadium, opgelost µg/L 4 (gem) 0,00 1,20 2,74 3,90 4,60 2,38 0,00 1,20 2,77 4,04 5,20 3,49 0,00 1,20 2,52 3,88 4,70 2,45

Zn t Zink, totaal µg/L 0,00 20,00 47,26 92,00 194,00 49,13 0,00 20,00 38,06 60,20 155,00 37,01 0,00 11,25 23,79 33,90 56,00 30,49

Zn o Zink, opgelost µg/L 20 (gem) 0,00 3,75 7,44 11,97 20,00 8,48 0,00 3,75 7,03 11,92 21,00 8,02 0,00 3,75 7,71 13,70 20,00 7,91

Si o Silicium, opgelost µg/L 0,00 1800,

00 3568,7

3 5380,00 7100,00 4866,67 0,00 1600,

00 3247,46 5100,00 6600,00 3929,32 0,00 1400,

00 2966,83 5060,00 6700,00 4111,11

Resultaten < detectielimiet werden gelijk gesteld aan detectielimiet / 2 Overschrijding van de MKN

Figuur 2-5 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2013

Figuur 2-6 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2014

Figuur 2-7 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2015

Figuur 2-8 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2016

Figuur 2-9 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2017

Figuur 2-10 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2018

Figuur 2-11 Temperatuur (°C) Scheldewater aan innamepunten van Doel 1 (D1/xxx; blauwelijn) en Doel 2 (D1/xxx; oranje lijn) en aan het innamepunt van de eenheden Doel 3 en 4 (D3/xxx; grijze lijn) – 2019

2.2.2.2.3 Prati-index voor opgeloste zuurstof (PIO)

De VMM gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit onder meer de Prati-index voor opgeloste zuurstof (PIO). Dit is een bijkomende parameter die de kwaliteitsklasse van de zuurstofhuishouding in oppervlaktewater aangeeft.

De Italiaanse onderzoeker Prati ontwikkelde voor verscheidene parameters een transformatieformule om een gemeten waarde om te rekenen naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De kwaliteitsindex voor opgeloste zuurstof is een cijfer tussen 0,1 en >16 (zie Tabel 2-7). De bekomen cijfers worden in klassen van 1 tot 6 ingedeeld die de kwaliteit van het water beoordelen van niet verontreinigd (klasse 1) tot zeer zwaar verontreinigd (klasse 6). In Tabel 2-8 wordt de PIO op de in beschouwing genomen meetpunten weergegeven in de periode 1994-2019.

Op alle meetpunten wordt een geleidelijke verbetering van de waterkwaliteit vastgesteld in functie van de tijd. Voor de stroomopwaartse meetpunten 159000 en 157000 evolueert de kwaliteit van verontreinigd naar aanvaardbaar en op meetpunt 154100 van verontreinigd tot zuiver. Ook wordt er een verbetering van de zuurstofhuishouding vastgesteld in stroomafwaartse richting van KCD.

Tabel 2-7 Prati-index volgens zuurstof: klassen

Klasse Index Omschrijving

1 0,1 – 1 Niet verontreinigd

2 1 – 2 Aanvaardbaar

3 2 – 4 Matig verontreinigd

4 4 – 8 Verontreinigd

5 8 – 16 Zwaar verontreinigd

6 > 16 Zeer zwaar verontreinigd

Tabel 2-8 Prati-index volgens zuurstof

Meet-plaats

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

159000

2.2.2.2.4 Belgische Biotische Index (BBI)

De VMM bepaalt ook de biologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Het biologisch onderzoek evalueert de waterloop als biotoop, eerder dan enkel de kwaliteit van de waterkolom te bekijken. Voor het bepalen van de biologische waterkwaliteit van zoet oppervlaktewater wordt gebruik gemaakt van de methode van de Belgisch Biotische Index (BBI). Voor de bepaling van de BBI worden met een schepnet macro-invertebraten van de bodem en uit het water verzameld. De aan- of afwezigheid van bepaalde macro-invertebraten is bepalend voor de BBI. De biotische index staat in functie van de relatieve gevoeligheid van bepaalde indicatorsoorten ten opzichte van verontreiniging enerzijds en diversiteit anderzijds. In tegenstelling tot de chemische analyses, die een weerspiegeling geven van het moment waarop het waterstaal genomen wordt, evalueert de biologische bepaling verontreinigingseffecten die over een langere periode zijn opgetreden. Voor de beoordeling wordt een waardecijfer van 10 (zeer goede kwaliteit) tot 0 (uiterst slechte kwaliteit) toegekend.

Voor de meetpunten 159000, 157000 en 154100 zijn geen waarden voor de BBI beschikbaar. De BBI is immers een meetinstrument dat ontwikkeld werd voor de evaluatie van zoet oppervlaktewater en geeft geen bruikbare resultaten voor brak en zout water.

2.2.2.2.5 Besluit waterkwaliteit

Algemeen kan, aan de hand van al de bovenvermelde gegevens uit het meetnet van VMM, worden besloten dat de Schelde, zowel stroomop- als stroomafwaarts van het lozingspunt van KCD, niet aan alle kwaliteitsdoelstellingen voldoet. De meest kritische parameters zijn temperatuur (in de zomer enkele dagen boven 25°C), opgeloste zuurstof (de P10-waarde van 6 mg O2/L wordt niet steeds gerespecteerd), chemisch zuurstofverbruik (CZV), nitraat+nitriet+ammonium, opgelost boor, arseen, beryllium, cadmium en uranium. Op basis van de Prati index voor opgeloste zuurstof wordt echter wel een geleidelijke

verbetering van de zuurstofhuishouding op alle meetpunten in functie van de tijd vastgesteld. Ook wordt er een verbetering van de zuurstofhuishouding vastgesteld in stroomafwaartse richting van KCD. Als verklaring hiervoor kan de grotere getijdestroming in stroomafwaartse richting worden genomen.

Ook de aan KCD aanliggende Doorloop voldoet niet aan alle kwaliteitsdoelstellingen. De meest kritische parameters zijn totaal fosfor en opgeloste uranium.

2.2.2.3 Watertoetskaarten: gevoeligheid voor overstromingen, infiltratie, grondwaterstroming en erosie en ligging binnen winterbed

Het bedrijfsterrein van KCD ligt in een zone die volgens de watertoetskaarten wordt aangeduid als:

 niet overstromingsgevoelig. De lagergelegen polders ten westen van KCD zijn aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig.

 niet infiltratiegevoelig

 zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1)

 hellingen van 0,5% of 0,5-5%

 niet gelegen in een winterbed.

2.2.2.4 Watervoorziening / waterbalans

De waterbalansen van KCD voor uitgangssituatie 2013 en 2014 zijn opgenomen in Figuur 2-12 en Figuur 2-13, respectievelijk. Deze waterbalansen zijn ook representatief voor de periode 2015 – 2019 gezien de

exploitatie van KCD niet gewijzigd werd ten opzichte van de uitgangssituatie. Vandaar dat de waterbalansen voor deze periode niet apart worden opgenomen in het MER.

KCD maakt gebruik van de volgende waterbronnen:

 Leidingwater (stadswater): wordt vnl. gebruikt voor de aanmaak van gedemineraliseerd water dat wordt gebruikt voor stoomproductie in de secundaire kring, voor de aanvulling van de koelvijvers en voor sanitaire doeleinden. In 2013 en 2014 werd respectievelijk 299.011 m³ en 338.727 m³ aan

 Leidingwater (stadswater): wordt vnl. gebruikt voor de aanmaak van gedemineraliseerd water dat wordt gebruikt voor stoomproductie in de secundaire kring, voor de aanvulling van de koelvijvers en voor sanitaire doeleinden. In 2013 en 2014 werd respectievelijk 299.011 m³ en 338.727 m³ aan