• No results found

1.4 Beschrijving van de kerncentrale Doel

1.4.6 Inrichtingsplan van de site van KCD

Het inrichtingsplan van de site is weergegeven op Figuur 1-11. De site heeft vier reactoren:

 de dubbele reactoren van KCD-1 en KCD-2, die enkele systemen gemeen hebben;

 KCD-3;

 KCD-4.

Daarnaast bevindt zich in het water- en afvalbehandelingsgebouw (WAB-gebouw) en het

splijtstofcontainergebouw (SCG) radioactief materiaal. In de overige gebouwen bevindt zich geen radioactief materiaal. Een nadere beschrijving van de verschillende installaties en gebouwen wordt gegeven in § 1.4.7.

Figuur 1-11 Inrichtingsplan van de site van Doel

1.4.7 KCD-1 en KCD-2

KCD-1 en KCD-2 werden gebouwd volgens de Amerikaanse reglementering. Ze werden aangesloten op het net respectievelijk in 1974 en 1975. De voornaamste structuren en gebouwen worden hieronder beschreven.

1.4.7.1 Reactorgebouwen (RGB)

De twee reactorgebouwen (RGB’s) van KCD-1 en KCD-2 zijn symmetrisch aan weerszijden van het gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH) gelegen.

Elk reactorgebouw bevat een twee-loopsreactor en zijn primaire kring met water onder hoge druk, alsook een gedeelte van de nucleaire hulpdiensten, zoals de accumulatoren van het veiligheidsinjectiesysteem, en de sproeicollectors van de sproeikring van het containment. Men kan stellen dat het

veiligheidsinjectiesysteem en de sproeikring ervoor zorgen dat de reactorkern tijdens een ongeval met verlies van primair koelmiddel gekoeld blijft en dat de drukstijging in het containment beperkt blijft zodat

KCD-1/2

KCD-3 KCD-4

SCG WAB

het containment intact en de uitstoot van radioactiviteit beperkt blijft.

Elk van de beide nucleaire stoomproductie-eenheden is geïnstalleerd in een lekdicht containment dat wordt gevormd door een metalen sfeer met een diameter van 46 m (het primair containment), omgeven door een betonnen cilindrisch omhulsel met een buitendiameter van 50 m (het secundair containment), bekroond met een afgeronde kap.

Tot de interne structuren worden hoofdzakelijk gerekend:

 de ballistische afscherming van gewapend beton rond de primaire kring van de reactor;

 het reactorbekken;

 de werkvloeren verdeeld over 4 niveaus (5 m – 9 m - 18,5 m en 24,5 m);

 de rolbaan van de polaire kraan.

Met de vervanging van de stoomgeneratoren op KCD-1 (2010) en KCD-2 (2004) werd een

vermogensverhoging van 10% behaald. De oude stoomgeneratoren, die na ontmanteling beschouwd worden als radioactieve bron, worden op de site van KCD in een daarvoor uitgerust gebouw opgeslagen.

1.4.7.2 Gebouw van de reactorhulpdiensten (BAR1, BAR2)

In het gebouw van de reactorhulpdiensten (BAR) bevinden zich de stoomleidingen (MS-kring) en de voedingswaterleidingen (FW-kring), de uitrustingen van deze kringen en nagenoeg alle uitrustingen van de hulpvoedingswaterkring (AFW-kring).

1.4.7.3 Gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH)

Het gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH), dat zich tussen de reactorgebouwen 1 en 2 bevindt, werd opgesplitst in twee zones om de potentieel hoge radioactieve zones af te zonderen van de rest van het gebouw. De opsplitsing gebeurde ter hoogte van de vloer 9 m. Het GNH bevat:

 de nucleaire hulpsystemen en de veiligheidssystemen van de reactoren van KCD-1 en KCD-2;

 het splijtstofbekken voor de verbruikte splijtstof;

 de installaties voor de opslag en de behandeling van de radioactieve gasvormige, vloeibare en vaste afvalstoffen, alsook de pompen voor het naar het WAB sturen van de verschillende vloeibare lozingen; de vaste afval wordt zoals voor de andere eenheden in het WAB gecentraliseerd;

 de zaal voor bereiding en opslag van de geconcentreerde boorzuuroplossingen;

 de chemische laboratoria en de kleedkamers (met douches en sanitairs) die toegang verlenen tot de gecontroleerde zone;

 ventilatie-installaties.

Het gebouw van de nucleaire hulpdiensten is 85 m lang op 22 m breed.

1.4.7.4 Gebouw van de noodsystemen (GNS)

Onder GNS verstaat men het gebouw waarin de noodsystemen zijn ondergebracht. Het gebouw van de noodsystemen werd gebouwd aan het gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH) langs de kant van de Schelde. Het bevat de noodcontrolezaal en het staat in verbinding met het gebouw van de elektrische

In dit gebouw bevinden zich voornamelijk:

 drogers, filters en reservoirs van de EI-kring (noodperslucht) en EI-compressoren;

 de glycolbereiding en recuperatie van glycolhoudende drains en vents;

 nooddiesels met hun fueltanks en fuelpompen (ED-kring) en hun luchtkoelers;

 de luchtkoelers van de EC-kring (noodtussenkoeling) en PL-kring (koeling en zuivering van het splijtstofbekken);

 de EF-pompen en EF-reservoirs (noodvoedingswater);

 de RJ-pompen en RJ-reservoirs (noodkoeling van de dichtingen van de primaire pompen);

 de kabelzalen 6,6 kV en 380 V;

 twee reeksen batterijen;

 de gelijkrichters;

 de noodcontrolezalen (NKZ), die het mogelijk maken vanuit het GNS de reactoren van KCD-1 en KCD-2 in warme stop te houden of tot koude stop te brengen;

 de extractieventilatie van het gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH) en de ventilatie voor het GNS.

In de kelder bevinden zich:

 een lokaal met twee reservoirs voor de opslag van gasvormige lozingen;

 een lokaal voor een GW-compressor (gasvormige afval);

 een lokaal voor de opslag van radioactieve afvalstoffen.

1.4.7.5 Machinezaal (MAZ)

De machinezaal (MAZ) is 132 m lang, 38 m breed en 40 m hoog. De buitengevels zijn afgedekt met een metalen bekleding en ook het dak is van metaal.

De MAZ bevat, opgesteld in lijn, de uitrustingen van het secundair gedeelte van de eenheden, met uitzondering van de circulatiepompen die zich in de watervang bevinden: de turbo-alternatorgroepen met een toerental van 1 500 toeren per minuut, hun waterposten, de condensors, de herverwarmingspost, enz.

De twee turbo-alternatorgroepen zijn tegenover elkaar geplaatst volgens een gemeenschappelijke as. De betonnen funderingsblokken van de turbo-alternatorgroepen rusten op palen.

De hoofdtransformatoren bevinden zich langs de westelijke gevel van de machinezaal (MAZ), terwijl de huistransformatoren en de starttransformatoren zich langs de oostelijke gevel van het gebouw van de elektrische hulpdiensten (GEH) bevinden.

1.4.7.6 Gebouw van de elektrische hulpdiensten (GEH)

Het gebouw van de elektrische hulpdiensten (GEH) grenst aan de machinezaal (MAZ), langs de kant van de Schelde.

Het gebouw van de elektrische hulpdiensten omvat:

 de controlezaal met de bedieningstafels en de verticale hoofdpanelen. Er is slechts één controlezaal (KZ), gelegen in het midden van het GEH en grenzend aan het gebouw van de

nucleaire hulpdiensten (GNH); van daaruit kunnen de beide eenheden vanaf afzonderlijke kontroletafels en -panelen worden bestuurd;

 de hulpcontrolezalen met de verticale hulppanelen;

 de elektronicazaal;

 de relais- en verdelerszaal;

 de kabelzaal;

 de batterijzaal;

 de zalen met de elektrische borden.

Het gebouw heeft een totale lengte van 132 m en een breedte van 10 m. In het midden van het gebouw loopt deze breedte op tot 14 m over een lengte van 39,6 m. De totale hoogte van het gebouw bedraagt 22,5 m.

1.4.7.7 Gebouw van de mechanische hulpdiensten (GMH)

Het gebouw van de mechanische hulpdiensten bevat de voormalige veiligheidsdiesels. Dit gebouw met metalen geraamte strekt zich uit langs de zuidelijke gevel van de machinezaal. Het is een gebouw van 51 m bij 28 m.

Het is onafhankelijk van de machinezaal berekend met zelfdragende structuren. Er zijn geen kelders; op het gelijkvloers bevinden zich onafhankelijke zalen voor de diesels, de luchtcompressoren, evenals het Onsite Technical Support Center (OTSC) en de lokalen met een sociale functie. Ongeveer de helft van het oppervlakte van de verdieping wordt ingenomen door installaties voor het demineraliseren van het water.

Het gedeelte van het gebouw met verdieping is 18 m hoog. Het gedeelte zonder verdieping is 9 m hoog.

Op het dak werden de luchtkoelers van de dieselgroepen en de ventilatie van het OTSC geplaatst.

1.4.7.8 Watervang- en waterlozingsleidingen

De watervang voor de aanvoer van Scheldewater (tertiair circuit) bevindt zich op ongeveer 200 m van de vaargeul, tussen de dieptelijnen op - 4,00 m en - 6,00 m, op ongeveer 225 m van de winterdijk en 150 m van de zomerdijk. De structuur omvat een cilinder van gewapend beton, met een buitendiameter van 40 m, verdeeld in twee gelijke helften die elk voor een afzonderlijke groep zijn bestemd. Hij wordt beveiligd door een reeks van dukdalven waarvan de drie belangrijkste, die in visgraat langs de zijde van de vaargeul zijn opgesteld, zijn berekend voor het opvangen van een schok van een schip van 50 000 ton.

Het circulatiewater wordt naar de machinezaal (MAZ) gestuwd via een stuwleiding uit gewapend beton.

De voedingskanalen onder de vloerplaat van de machinezaal worden door de stuwleiding gevoed en ze verdelen water naar de condensor. Na koeling van de condensor gaat het circulatiewater naar de atmosferische koeltorens van KCD-3 en KCD-4. Een gedeelte van het gemeenschappelijke circulatiewater wordt via de lozingskanalen in de Schelde geloosd.

Op de voedingskanalen in de machinezaal, vóór de condensor, is een leiding aangesloten die koelwater aftapt en naar een batterij van warmtewisselaars voor de nucleaire uitrustingen leidt, in het gebouw van de nucleaire hulpdiensten (GNH).

Een onafhankelijke koelkring (RW) verdubbelt de bovenvermelde kring. Hij staat in voor de koeling van de nucleaire kringen wanneer de hoofdkring het door defect laat afweten. Hij bestaat uit een geheel van vier atmosferische koeltorens met aanzuigventilatoren.

1.4.7.9 Centraal Gebouw A (CGA)

Het centraal gebouw A (CGA), een administratief gebouw, is aangrenzend aan de gebouwen MAZ en GMH. Het bevat geen veiligheidsgebonden uitrustingen.

1.4.7.10 Gebouw van de veiligheidsdiesels (DGG)

Het gebouw van de dieselgeneratoren bevat de veiligheidsdiesels en aanverwante dieseltanks en systemen (elektrische lokalen, batterij lokalen, enz.). Dit gebouw bevindt zich tussen het werkplaatsengebouw (WPG) en de 150 kV post. Het gebouw is gemeenschappelijk voor KCD-1 en KCD-2.

1.4.7.11 Bijgebouwen

Naast de productie-eenheden en de neveninstallaties die de goede en veilige werking van de centrale garanderen vindt men nog:

 het ingangsgebouw;

 het kantoorgebouw;

 de geheel “werkplaats – magazijn”, die de volgende diensten omvat : o het magazijn verdeeld over twee niveaus,

o het magazijn van de gasflessen (klein, onafhankelijk gebouw, met een licht dak en een natuurlijke ventilatie, verdeeld in twee delen door een wand : één deel voor de flessen met perslucht of met samengeperste zuurstof, en een ander deel voor de flessen met brandbare gassen (acetyleen, waterstof, methaan, enz...); de neutrale gassen mogen willekeurig in één van beide delen worden opgeslagen),

o de werkplaats mechanica, o de werkplaats elektriciteit,

o de laboratoria van de instrumentatie en de elektriciteit, o de schrijnwerkerij,

o een garage met het brandbestrijdingsmaterieel,

o een garage met het materieel van de dienst stralingsbescherming.

1.4.7.12 Aansluiting op het WAB

Op de site KCD bestaat eveneens het water- en afvalbehandelingsgebouw (WAB-gebouw) met de behandelingssystemen voor de vaste en de vloeibare afvoerstoffen.

Aan de installaties van KCD-1 en KCD-2 werden een aantal wijzigingen aangebracht om de aansluiting ervan op het WAB mogelijk te maken. De wijzigingen zijn hoofdzakelijk op gericht de bestaande scheiding van afvalstoffen aan te passen aan de principes geldend in KCD-3 en KCD-4:

 recycleerbare afvalwaterstromen met enerzijds de niet ontgaste drains van primair water en anderzijds de ontgaste drains van primair water;

 niet recycleerbare afvalwaterstromen met: de bedrijfsafvalwater (vloerdrains, douche- en wasserijwater), de chemische drains en de regeneratie-afvalwater van de continue zuivering van de condensaten.

De transfers naar het WAB gebeuren in "batch", na telefonisch akkoord tussen het WAB en KCD-1 en KCD-2.

1.4.7.13 Verbruikte splijtstof

De verbruikte splijtstof van KCD-1 en KCD-2 wordt opgeslagen in het splijtstofbekken in het gebouw voor nucleaire diensten (GNH). Wanneer de verbruikte splijtstof voldoende gekoeld is, wordt deze overgebracht naar het SCG, waar het opgeslagen wordt in Dual Purpose Casks (DPC).

De DPC zijn ontworpen voor het transport van gebruikte splijtstof tussen gebouwen op de site, hun tijdelijke opslag op de site, en het transport op het openbare domein. De containers zijn opgesteld om de afscherming tegen ioniserende stralingen te garanderen. Iedere DPC is ontworpen om een vooraf gedefinieerde hoeveelheid splijtstofelementen op te slaan. Het aantal splijtstofelementen per DPC is functie van het DPC type, de geometrie en de massa van de splijtstofelementen, hun aanrijkingsgraad en versplijtingsgraad.

De veiligheidsfuncties worden gegarandeerd door het ontwerp van de DPC. De veiligheidsfuncties zijn gegarandeerd tijdens opslag, intern transport tussen de slijtstofgebouwen van de nucleaire eenheden en het opslaggebouw, alsook tijdens diverse handelingen en ontladings-/verladingsoperaties. Deze veiligheidsfuncties zijn:

1. Insluiting van de radioactieve materialen in de container;

2. Radiologische bescherming tegen ioniserende straling afkomstig van de verbruikte splijtstofelementen;

3. Verzekeren van de subkritische toestand;

4. Afvoeren van de residuele warmte van de splijtstofelementen (het design van het gebouw moet dit toelaten).

1.4.7.14 Beschermingsniveaus

Alle eenheden in Doel beschikken over twee beschermingsniveaus: de veiligheidssystemen van het eerste niveau van bescherming zijn ontworpen om de eenheid te beschermen tegen incidenten en ongevallen van interne oorsprong en aardbevingen, terwijl het tweede niveau van bescherming van de ultieme

veiligheidssystemen zijn gewijd aan externe ongevallen.