• No results found

Lijst van figuren

2 Niet radiologische aspecten

2.1.6 Leemten in kennis

Er zijn geen leemtes in de kennis vastgesteld die een invloed hebben op de uitgevoerde analyse of op de besluiten die daaruit zijn gevolgd.

2.1.7 Conclusies

De impact van de werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in het kader van de aanpassingen voor LTO kan voor de discipline bodem beoordeeld worden als beperkt negatief tot verwaarloosbaar. Er worden geen bijkomende effecten van de LTO situatie ten opzichte van de uitgangssituatie verwacht.

De effecten van de DSZ worden eveneens beoordeeld als beperkt negatief tot verwaarloosbaar. Het verschil tussen de DSZ in 2015 (= nul-alternatief) of in 2025 is wat bodem beperkt.

Er valt echter niet uit te sluiten dat incidenten die een impact hebben op de bodemhygiëne zich in de toekomst kunnen voordoen. Momenteel zijn KCD1- en KCD-2 echter uitgerust met zowel technische als organisatorische maatregelen om mogelijke verontreiniging zo veel mogelijk te verhinderen of tegen te gaan. De verdere exploitatie van de kerncentrale zal steeds gebeuren volgens de meest recente,

beschikbare goede praktijken, zodat de kans op bodemverontreiniging aanzienlijk verkleint.

De werking van de eenheden Doel 1 en 2 heeft geen impact op de zoutdepositie in de omgeving, en dus ook niet op het bodemgebruik en de bodemgeschiktheid.

2.2 Water

Bijlage A - Kaart 8: Vergunde grondwaterwinningen Bijlage A - Kaart 9: Vlaamse Hydrografische Atlas

Bijlage A - Kaart 10: Watertoets - overstromingsgevoelige gebieden Bijlage A - Kaart 11: Watertoets - erosiegevoelige gebieden

Bijlage A - Kaart 12: Watertoets - grondwaterstromingsgevoelige gebieden

2.2.1 Methodologie

2.2.1.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline Water omvat alle oppervlaktewateren behorende tot het openbaar hydrografisch net, waarvan de kwaliteit, de kwantiteit en/of het profiel als gevolg van KCD zou kunnen worden beïnvloed.

Het aspect grondwater wordt samen met de discipline Bodem behandeld.

2.2.1.2 Beschrijving van de uitgangssituatie

Bij de bespreking van de uitgangssituatie wordt een beschrijving gegeven van:

 hydrografie: dit wordt besproken op basis van de topografische kaart en Vlaamse Hydrografische Atlas;

 oppervlaktewaterkwaliteit: de globale toestand van de Zeeschelde en de aanliggende Doorloop wordt beschreven aan de hand van de beoordeling in het kader van het 2de

stroomgebiedbeheerplan (SGBP) van het bekkenspecifiek deel Benedenscheldebekken, te vinden op het geoloket stroomgebiedbeheerplannen. De oppervlaktewaterkwaliteit van de Zeeschelde wordt ook beschreven op basis van de meetdatabank van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) zowel opwaarts als afwaarts van de lozingspunten van KCD. De actuele waterkwaliteit wordt getoetst aan de kwaliteitsdoelstellingen die van toepassing zijn;

 gevoeligheid voor overstromingen, infiltratie, grondwaterstroming en erosie en ligging binnen een winterbed: hiervoor wordt gebruik gemaakt van de watertoetskaarten beschikbaar op Geopunt;

 watervoorziening / waterbalans / intern rioleringsstelsel: de ingaande en uitgaande waterstromen van KCD worden kwantitatief bepaald en schematisch weergegeven op het rioleringsplan;

 beschrijving van de emissies: de concentraties aan verontreinigende stoffen in de uitgaande waterstromen van KCD worden beschreven, begroot en getoetst aan de geldende lozingsnormen.

2.2.1.3 Effectbeschrijving en -beoordeling

Tijdens de constructiefase in het kader van de aanpassingen voor LTO worden voor de discipline water geen effecten verwacht. Er zullen ook geen bemalingswerken plaatsvinden.

KCD maakt tijdens zijn exploitatie gbruik van leidingwater en water onttrokken uit de Schelde.

Hemelwater wordt niet hergebruikt. Aanpassingen in het kader van LTO kunnen gepaard gaan met een bijkomende verharding of dakoppervlakte. Tijdens de exploitatiefase (industrieel en sanitair afvalwater) vinden er lozingen plaats op het oppervlaktewater. Er wordt koelwater geloosd in de Schelde met een hogere temperatuur dan het oppervlaktewater. Voor de lozing en monitoring van het koelwater zijn er bijzondere milieuvoorwaarden van toepassing zoals opgelegd in de omgevingsvergunning. De ligging van KCD langs de Schelde kan gepaard gaan met een overstromingsrisico (rekening houdend met de

verwachte effecten van klimaatverandering).

De voor de discipline water te verwachten effecten tijdens de exploitatiefase zullen als volgt beschreven worden:

 waterhuishouding (de waterbalans): zowel de ingaande als uitgaande stromen als gevolg van het project worden kwantitatief bepaald;

 wijziging infiltratie- en afvoerkarakteristieken: kwalitatieve beschrijving van de

hemelwaterafvoer (op basis van de gewestelijke hemelwatertoets). De risico’s op overstromingen (ook als gevolg van de klimaatverandering) worden kwalitatief beschreven (kwetsbaarheid van het project);

 wijziging oppervlaktewaterkwaliteit: kwantitatieve inschatting van de geloosde vuilvrachten van het industrieel en sanitair afvalwater en bepaling van de effecten van de lozing op de kwaliteit van de ontvangende waterloop via een statische benadering;

 thermische impact van de lozing van koelwater: kwantitatieve inschatting van de

temperatuurstijging in functie van de afstand tot het lozingspunt en van de omvang van de warmtepluim op basis van de 5 uitgevoerde monitoringscampagnes naar de temperatuurinvloed van het koelwater van KCD op de Schelde (Arcadis, 2012). De invloed van klimaatverandering op de koelcapaciteit van KCD en de thermische verontreiniging van de Schelde wordt kwalitatief beschreven.

 beoordeling van effecten op de toestand van waterlichamen: Met de uitspraak van 1 juli 2015 van het Europees Hof van Justitie over de interpretatie van de Kaderrichtlijn Water (zaak C-461/13, het zogenaamde Wezer-arrest) bleek dat er meer aandacht moet worden besteed aan de effecten op water en de verschillende elementen die de toestand bepalen. Er zal een toets aan de

Kaderrichtlijn Water uitgevoerd worden.

De effectbeoordeling gebeurt als volgt voor:

 watervoorziening (kwantitatief – de waterbalans):

o hier wordt geen beoordeling aan gekoppeld;

 wijziging infiltratie- en afvoerkarakteristieken:

o aanzienlijk negatief: Belangrijke wijziging waterhuishouding met negatieve secundaire effecten (bvb. frequentie en omvang overstromingen) tot gevolg;

o negatief: Beperkte wijziging waterhuishouding met beperkte negatieve secundaire effecten tot gevolg;

o beperkt negatief: Beperkte wijziging waterhuishouding zonder negatieve secundaire effecten tot gevolg;

o verwaarloosbaar: Geen wijziging waterhuishouding te verwachten;

o beperkt positief: Beperkte wijziging waterhuishouding zonder positieve secundaire effecten tot gevolg;

o positief: Beperkte wijziging waterhuishouding met beperkte positieve secundaire effecten tot gevolg;

o aanzienlijk positief: Belangrijke wijziging waterhuishouding met positieve secundaire effecten tot gevolg;

 wijziging oppervlaktewaterkwaliteit:

Voor de evaluatie van de permanente (gemiddelde impact) van de lozing wordt de methodiek van de meest recente versie van het richtlijnenboek voor de discipline water gebruikt (juni 2011).

Deze methodiek bestaat er in eerste instantie uit om stroomafwaarts een lozing voor parameter x

de concentratieverhoging 𝐶𝑣 bij volledige menging te berekenen volgens de volgende formule:

𝐶𝑣 = 𝐶𝑒∗𝑄𝐿

𝑄𝑜𝑝𝑝+𝑄𝐿

Waarbij

𝐶𝑒 = concentratie parameter x in het geloosde water (jaargemiddelde);

𝑄𝐿 = lozingsdebiet afvalwaterstroom (jaardebiet;

𝑄𝑜𝑝𝑝 = afvoerdebiet oppervlaktewater (gemiddeld tijdebiet)

Om de significantie van de permanente impact van de lozing te duiden, wordt onderstaand beoordelingskader uit het vermelde richtlijnenboek gehanteerd. Als toetsingswaarde worden de milieukwaliteitsnormen gebruikt van bijlage 2.3.1. van VLAREM II.

Totale

concentratieverhoging lozingen (X) vs.

Toetsingswaarde

1% < X ≤ 10% 10% < X ≤ 20% X > 20%

Huidige,

immissiekwaliteit (Y) vs. toetsingswaarde

Y < 50% -1 -1 -2

50% ≤ Y < 75% -1 -2 -3

Y ≥ 75% -2 -3 -3

-1: beperkte bijdrage = beperkt negatief effect; -2: relevante bijdrage = negatief effect; -3:

belangrijke bijdrage = aanzienlijk negatief effect

Y = gemiddelde immissiekwaliteit stroomopwaarts van de lozing

 beoordeling temperatuurstijging:

o aanzienlijk negatief – belangrijke thermische impact: Als gevolg van de lozing zal een temperatuurstijging optreden van meer dan 3°C;

o negatief – relevante (aanvaardbare) thermische impact: Als gevolg van de lozing zal een temperatuurstijging optreden tussen 1 en 3°C;

o beperkt negatief – beperkte thermische impact: Als gevolg van de lozing zal een temperatuurstijging optreden van minder dan 1°C.

 beoordeling omvang warmtepluim (cf. Beoordelingssystematiek voor warmtelozingen van de Commissie Integraal Waterbeheer Nederland): de mengzone nabij het lozingspunt (dit is de zone begrensd door een temperatuur hoger dan 25°C) mag niet meer dan 25% van de dwarsdoorsnede van het oppervlaktewater innemen (hierdoor is de warmtebarrière die gevormd wordt, nog afdoende passeerbaar voor aquatische organismen).

 beoordeling van effecten op de toestand van waterlichamen: de beoordeling wordt uitgevoerd op basis van de tussentijdse richtlijnen voor de beoordeling van effecten op de toestand van

waterlichamen (Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid, 2019).

2.2.2 Uitgangssituatie