• No results found

Uitbouwen en optimaliseren van de werking van containerparken Containerparken zijn de hoeksteen van de selectieve inzameling. Volgende

PD I. De milieuverantwoorde consumptie neemt toe in absolute en relatieve termen

Actie 2 Uitbouwen en optimaliseren van de werking van containerparken Containerparken zijn de hoeksteen van de selectieve inzameling. Volgende

fracties moeten minimaal worden ingezameld in afzonderlijke en/of

gecompartimenteerde containers of in goed afgesloten ruimtes op een

vloeistofdichte ondergrond in de containerparken: papier en karton, gekleurd glas, wit glas, metalen verpakkingen, kunststoffl essen en –fl acons, drankkartons, textielafval, oude metalen, groenafval (fi jn tuinafval, gras, haagscheersel, snoeihout en boomstronken), houtafval, afgedankte elektrische en elektronische apparaten, steenpuin/inert afval, gebonden asbesthoudend bouw- en sloopafval.

Voor de inzameling van gebonden asbesthoudende materialen moeten

realistische en praktisch haalbare maatregelen getroffen worden met het oog op een minimale verspreiding van asbestvezels. PMD-afval moet niet ingezameld worden in geval er een intensieve huis-aan-huisinzameling plaatsvindt.

Aanbevolen wordt het groenafval op te splitsen in drie fracties: fi jn tuinafval (waaronder onkruid, gras, bladeren en haagscheersel), snoeihout en

boomstronken. Dit met het oog op de specifi eke verwerking en/of voorbehandeling.

In geen geval mogen snoeihout en fi jn tuinafval samen verhakseld worden om als mulchmateriaal af te zetten (cf. omzendbrief 8 juni 2004).

Volgende afvalstoffen kunnen op het containerpark facultatief afzonderlijk worden ingezameld, met het oog op maximaal hergebruik en recyclage:

luierafval, autobanden, vlakglas, EPS-afval, kunststoffolies, kunststof bloempotjes, kringloopgoederen, kurkafval, dierlijk afval.

Voor de opslag van dierlijk afval moet steeds rubriek 2.1.1 van VLAREM I aangevraagd worden (opslag van afvalstoffen niet aan een verwerking van de afvalstoffen verbonden). Bovendien moeten deze containerparken in het kader van de Europese Verordening EG 1774/2002 erkend worden door de OVAM.

Om de veilige inzameling van injectienaalden via de containerparken te

stimuleren moeten de invoerders en producenten van deze producten, conform artikel 5.5.2.3, §4, van het VLAREA, sensibiliseringscampagnes opzetten in samenspraak met de OVAM en de lokale besturen.

In geen geval mogen volgende afvalstoffen ingezameld worden op een containerpark: huisvuil, oude en vervallen geneesmiddelen (inzameling via de apothekers), GFT-afval, gasfl essen. Deze laatste worden via een vrijwillig door FEBUPRO opgezet inzamelsysteem bij de aangesloten verkooppunten van gasfl essen van butaan en propaan ingezameld.

Het uitgangspunt is dat een containerpark operationeel moet zijn in alle gemeenten met meer dan 10.000 inwoners. Gemeenten met meer dan 30.000 inwoners moeten per begonnen schijf van 30.000 inwoners een bijkomend containerpark hebben. Deze containerparken moeten oordeelkundig verspreid zijn over het grondgebied van de gemeente. Een afwijking kan bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, worden aangevraagd als men kan argumenteren over een voldoende uitgerust en goed werkend containerpark te beschikken, dat voldoende lang open is om de stroom bezoekers goed aan te kunnen. Gemeenten met minder dan 10.000 inwoners beschikken best zelf over een goed uitgerust containerpark. Deze laatste gemeenten kunnen ook een beroep doen op een containerpark van een naburige gemeente of van een intergemeentelijke vereniging. In 2006 hebben 15 gemeenten afspraken met een buurgemeente. Indien dit laatste niet mogelijk is, is de betrokken gemeente ertoe gehouden een eigen containerpark te bouwen. In 2006 waren er 337 vergunde containerparken in 284 gemeenten. 4 gemeenten hebben nog geen containerpark of overeenkomst.

Binnen intergemeentelijke verenigingen kan het netwerk van containerparken geoptimaliseerd worden. Er kan geopteerd worden om grotere centrale

containerparken in te richten voor meerdere gemeenten in plaats van voor elke gemeente een klein containerpark. De norm blijft evenwel 1 containerpark per schijf van 30.000 inwoners. Wanneer deze optimalisatie afwijkt van het voormelde uitgangspunt inzake aantal inwoners per containerpark, moet hiervoor een toelating bij de Vlaamse minister van Leefmilieu worden aangevraagd.

Containerparken moeten optimaal bereikbaar zijn voor de inwoners. Ook de openingsuren spelen hierbij een cruciale rol. Meer dan 95 % van de

gemeenten openen hun containerpark voldoende. Evenwel betekent het containerpark een grote fi nanciële belasting door de personeelskosten.

Sommige gemeenten openen hun containerpark bijgevolg onvoldoende.

Daarom worden volgende openingsuren voor particulieren verplicht:

− gemeenten tot 15.000 inwoners moeten hun containerpark minstens 15 uur openen, waarvan op zaterdag minstens 4 uur;

− gemeenten vanaf 15.000 inwoners moeten hun containerpark minstens 25 uur openen, waarvan op zaterdag minstens 6 uur.

Er wordt aanbevolen om ook een avond in de week het containerpark te openen.

Het aanvaarden van bedrijfsafvalstoffen van kleine ondernemingen is te verdedigen, maar moet zo georganiseerd zijn dat de aanvoer van de

huishoudelijke afvalstoffen daarvan geen hinder ondervindt. Bovendien moeten ze aangeboden worden aan totale en reële kostprijs van inzameling en

verwerking.

Wanneer betaalsystemen worden ingevoerd op een containerpark, moet grofvuil steeds duurder zijn dan recycleerbare afvalfracties. Aanbevolen wordt containerparken in te delen in een betalend en een niet-betalend gedeelte.

Gebonden asbesthoudend afval en KGA worden via het containerpark op kosten van de gemeente ingezameld. Voor asbestcement kan een gemeente hoeveelheidsbeperkingen instellen voor deze gratis inzameling. Vanaf een bepaalde hoeveelheid gebeurt deze inzameling tegen kostprijs inzake

verwerking. Het Vlaamse Gewest kan de gemeenten fi nancieel ondersteunen voor de inzameling van specifi eke afvalstoffen, zoals gebonden asbestafval.

Bestaande vergunde containerparken blijven vergund voor de in de vergunning opgenomen afvalstoffen, ook als die in de loop van de vergunning gevaarlijk zouden worden. Voor nieuwe containerparken blijft de rubriek containerparken volstaan om AEEA en gebonden asbesthoudende afvalstoffen in te zamelen.

Om de bezoekers optimaal te ontvangen wordt aanbevolen om minimum 0,5 voltijds personeelslid te voorzien per 100 bezoekers per dag. Deze

personeelsleden moeten, in samenwerking met gemeenten en

intergemeentelijke verenigingen, een goede opleiding krijgen. De taak van de containerparkwachters is immers uitgegroeid tot een complexe opdracht:

ontvangen van de bezoeker, toezicht op het correcte sorteergedrag, informatie bezorgen over het hoe en waarom van afval sorteren, aanrekenen en/of ontvangen van contantbelasting. In samenwerking met het kringloopcentrum is ook de selectie op hergebruik of het doorsturen van bezoekers met

herbruikbare goederen een taak. Vooral een degelijke controle op de

aanvoerders van afvalstoffen en toezicht op hun sorteergedrag is noodzakelijk om onder meer geen afvalstoffen van buiten het werkingsgebied aan te trekken.

Actie 3 Optimaliseren van de producentenverantwoordelijkheid via aanvaardingsplichten en de terugnameplicht

De producentenverantwoordelijkheid wordt als belangrijk instrument ingeschakeld voor het bereiken van de doelstellingen inzake selectieve

inzameling. Het VLAREA bepaalt de stromen waarvoor een aanvaardingsplicht geldt. Op korte termijn betekent dit de optimalisatie van de bestaande

aanvaardingsplichten op basis van de in opdracht van de OVAM uitgevoerde evaluatiestudie van het instrument aanvaardingsplichten. Op middellange termijn betekent dit de invoering van nieuwe aanvaardingsplichten als dit economisch en ecologisch aanvaardbaar is. Op vrijwillige basis kunnen steeds nieuwe MBO’s afgesloten worden met bepaalde sectoren. Bij nieuwe

aanvaardingsplichten is er voldoende oog voor de praktische uitwerking in overleg met de betrokken bedrijfssectoren. Van in het begin worden de actoren die betrokken (zullen) zijn bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht ook betrokken bij dit overleg. Bij de uitvoering van de aanvaardingsplichten moet er eveneens een onderscheid gemaakt worden tussen huishoudelijke en

bedrijfsafvalstromen. Huishoudelijke afvalstromen kunnen in een collectief systeem worden opgenomen. Voor bedrijfsafvalstromen wordt de voorkeur gegeven aan een systeem waarbij er geen monopolievorming ontstaat en waarbij de relatie tussen afvalproducent en operator wordt gehandhaafd.

Uit het Forum Aanvaardingsplichten, waarin alle betrokken partijen onder leiding van de OVAM zetelen, blijkt dat aanvaardingsplichten voor complexe huishoudelijke afvalstromen meestal geen hefboom zijn voor ecodesign. De differentiëring van de milieubijdrage zal voor complexe huishoudelijke afvalstromen de administratieve en logistieke lasten verhogen. Zonder Europese regelgeving die ecodesign en een gedifferentieerde milieubijdrage ondersteunt, zal hier weinig milieueffect zijn. De OVAM zal in het kader van haar preventiebeleid verder onderzoek voeren naar het meest geschikte economisch instrumentarium ter bevordering van preventie. In dat kader zal ook onderzocht worden welke perspectieven er zijn om een meer

geïndividualiseerde producentenverantoordelijkheid tot stand te brengen.

Via de evaluatie van het instrument aanvaardingsplichten kan dit in de planperiode bijgestuurd worden op het vlak van wetgeving en uitvoering.

Zodoende worden de doelstellingen inzake preventie en selectieve inzameling van afvalstromen vallende onder een aanvaardingsplicht effectief en effi ciënt gerealiseerd. Voor het toewijzen van de markten inzake inzameling en verwerking moet bij het beheer van huishoudelijke afvalstoffen de nodige transparantie gegarandeerd worden, zodat nagegaan kan worden dat de mededingingsregels gerespecteerd worden. Voor bedrijfsmatige stromen betaalt de aanbieder aan de overbrenger en krijgt hij daarna een vergoeding van het beheersorganisme, omdat hij heeft samengewerkt met een door het organisme erkend bedrijf.

De gemeenten en andere operatoren die meewerken aan de realisatie van de aanvaardingsplicht, krijgen de totale en reële kosten vergoed. Voor het gebruik van het containerpark worden de vergoedingen gebaseerd op het ministerieel besluit van 18 juli 2005. Gemeenten waarvan de totale en reële kosten voor de inzameling van afvalfracties vallende onder een aanvaardingsplicht vergoed

worden, moeten deze gratis aanvaarden. Zoniet moeten de burgers tweemaal betalen voor deze afvalstoffen, wat onaanvaardbaar is.

De bijdrage die de consument betaalt, moet nauwgezet aansluiten bij de kosten voor inzameling en verwerking en in sommige gevallen voor het aanleggen van wettelijk verplichte reserves. Alleszins moet vanwege de producenten voldoende transparantie getoond worden over de hoogte van de tarieven aan de consumenten.

Voor verpakkingsafval geldt een terugnameplicht. Via de erkenningen van FOST Plus en VAL-I-PAC worden inzamelscenario’s opgezet en vergoed voor verpakkingen van huishoudelijke of bedrijfsmatige oorsprong. FOST Plus moet bijdragen tot de fi nanciering van het beleid van de gewesten inzake de

preventie en het beheer van verpakkingsafval, voor zover deze bijdrage niet de maximale verantwoordelijkheid van het erkende organisme voor de totaliteit van de verpakkingen die door de leden van het erkende organisme op de markt worden gebracht, overschrijdt. Hiertoe kan FOST Plus een

overeenkomst afsluiten met het Vlaamse Gewest om onder meer de volgende beleidsaspecten te fi nancieren:

- de preventie van verpakkingsafval;

- de strijd tegen de aanwezigheid van verpakkingen in het zwerfvuil;

- Research & Development om de kwaliteit van de verpakkingen en met name hun recylceerbaarheid te verbeteren;

- de verbetering van de resultaten en/of de kwaliteit van de selectieve inzamelingen;

- de niet-selectieve inzameling en verwerking van verpakkingsafval.

Deze fi nanciering gebeurt aan de kostprijs per ton van de niet-selectieve inzameling en van de verbranding met terugwinning van energie, zoals bepaald in de erkenning van FOST Plus.

Het globale bedrag van de fi nanciering wordt tussen de gewesten toegewezen volgens de volgende verdeelsleutel, op basis van de bevolking van de

gewesten:

- Vlaams Gewest: 57,83 percent;

- Waals Gewest: 32,48 percent;

- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 9,69 percent.

Elke vijfde verjaardag van de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord wordt de bovenstaande verdeelsleutel van rechtswege vervangen door de bevolkingsverdeling tussen de gewesten op 1 januari van het voorgaande jaar, zoals deze blijkt uit de bevolkingsstatistieken van de Algemene Directie

Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie.

De IVC ziet hierop toe.

Actie 4 Verduidelijken van de rol van de gemeenten en privé-bedrijven bij de