• No results found

+

Graef Lodewijck neemt Bergen in Henegou inne met practijcke.

+

GRaef Lodewijck ,,diemen meende te slapen, Heeft haestelijck,, Bergen snel gaen betrapen, In Henegou ,,'twelck hy heeft ingenomen, Men riep Nassou,, het scheenen ydel dromen: Duc d'Alba fel en loos,

Was in sijn selven boos, Hy wist niet waer hen wachten; Hy sach 'tliep al te loor, D'een naer en d'ander voor, 'Twelck hy seer luttel achten.

De Prince cloeck ,,heeft oock niet stil geseten, Maer dee versoeck,, openbaer en secreten, Hoe dat hy mocht ,,den Hertoge verjagen,

Met 'tSpaens gedrocht,, dit was naer elcx behagen:

+

De Prince krijcht oock veel volcx by den anderen.

+

Hy had veel volcx te hoop, Kreech dagelicx toeloop, 'Tscheen nu al voor den winde; Hy begeeft hem te velt, Dies was Duc d'Alb' ontstelt, VVat doen hy vast versinde.

+

De Graef vanden Berch neemt Sutpheen, Deutecum.

+

Hy vernam met ,,dat Sutpheen was verlooren, Sonder belet,, Deutecum Doesburch vooren, Deur de Graef van VVilhelm vanden Berge,

De susters man,, vanden Prins loos en erge:

+

Hattum, Oldenseel,

Hattum en Oldenseel,+

Dat kreech hy oock ten deel,

+

Harderwijck, Campen, swol, Hasselt, Steenwijck, Vollenhoof.

Daer toe Herderwijck, Campen,+ Hasselt, Steenwijck en Swol, Vollenhoof, 'twas op rol, Papou most hier al schampen.

+

Ioncker Dirck van Batenburch heer van Nederwormter, krijcht in Vrieslandt

In Vrieslant oock ,,is Batenburch gevallen,+

Snel als een roock,, sonder bestorm van wallen, Krijcht Boolswaert, Sneeck ,,en ander plaetsen inne,

+

Boolswaert, Sneeck, Dockum, Franijcker.

En met een streeck,, als Dockum tot gewinne,+ Franijcker ende meer,

Die namen al den keer, Van Spaengaerts ende VValen;

+

De Graef Ioost van Schouwenburch comt oock in Vrieslant als Gouverneur.

Schouwenburch comt oock daer,+ Billi valt hem int haer,

Veel mosten't lach betalen.

+

Den Hertoch van Alba is perplecx over 'tverlies van soo veel Steden ende Plaetsen

Den Hertoch was ,,perplecx in al sijn saecken,+

Haestich en ras,, most hy nochtans yet maecken, Sonder veel gelt ,,cond' hy niet onderwinden, Qualick getelt,, niemant hem en beminden: Hy vreesde den Franoys,

VVant sterck liep de voys, Dat vele Hugenoten, Graef Lodewijck te baet, Met des Conincx toelaet, Quamen hem te verstoten.

+

Hy seyndt syn soon Don Frederico voor Bergen te Henegou

Hy vreesde meest ,,dat van daer soude comen,+ 'Tgeheel tempeest,, dies heeft hy voor genomen, Met alder spoet ,,Bergen te gaen besluyten,

En hy vont goet,, te comen wtermuyten: Hy sondt sijn Soon voor heen,

Met die hy opte been, In haeste conde brengen, Met seer veel grof geschut, Men maeckte meenich hut, 'Twelck Nassau most gehengen.

+

Die van Bergen houden haer seer vroom en cloeckmoedich.

+

Gansch onversaecht ,,so waren die van binnen, Nochte vertraecht,, hoopten oock meer te winnen, Sy vielen wt ,,daech'lijcx om schermutseeren, Met trom met fluyt,, om haer cloeck te verweeren: Don Fred'rijck heeft verstaen,

De Franoysen quamen aen, Om Lood'wijck te ontsetten; Hy was terstont gereet, Haer te brengen in leet, Die hem wilden beletten.

Lood'wijck ontboot ,,datse souden verbeyden, Den hoope groot,, die sijn broeder ging bereyden, Hy hadse niet ,,van doen tot desen tijden,

Want in verdriet,, soudense moeten strijden:

+

De Franoysen die Bergen wilden ontsetten werden geslagen.

+

Sy quamen even sterck, Stelden 'tontset te werck, Dan werden haest geslagen, Twaelf hondert bleeffer doot, De reste quam in noot, Conden 'tlijf nau ontdragen.

+

Ienlis en Iumelle france oversten gevangen. De Heer van Dolhaim wert gequetst en sterft.

+

Ienlis haer Hooft ,,die werde daer gevangen, Iumel verdooft,, ging oock de selve gangen, Dolhaim gequetst ,,quam te Bergen gevloden,

En sterf ten letst,, 'twelck de saeck seer versnoden:

+

Duc d'Alba comt self voor Bergen.

De Hertoch van Alba ras,+

Die quam oock op dat pas, In't Leger selfs met machten; Spaengaerden, Walen veel, Hoochduytschen een groot deel, Om die Stadt te vercrachten.

+

De Prince van Oraengien comt te velde.

De Prince van ,,Oraengien comt te velde,+ Veel duysent man,, hem tegen Duc d'Alba stelde,

+

Hy neemt inne Rueremonde, Loven, Mechelen, Dermonde ende meer ander plaetsen.

Comt over Rijn ,,en neemt in Rueremonde,+

Met Loven fijn,, handelt hy en Dermonde: De Stadt van Mechelen goet,

Neemt hy in metter spoet, Voorts treckt hy na Duc d'Alben, Om hem te lev'ren slach, Dan die maeckt geen gewach, Ten heelen noch ten halven.

+

Tot Parijs werden vele Heeren, Edelen, Hugenoten vermoort.

Omtrent die tijt ,,werden vermoort deurstoten,+ Door boose nijt,, veel duysent Hugenoten, Binnen Parijs ,,tegen beloft en trouwe, Rijck, groot en wijs,, sy quamen al in rouwe: Den Admirael gesont,

VVert opte straet gewont, Naer in sijn huys deursteecken; Oock meenich Edel Heer, Mannen en vrouwen teer, Ten holp beede noch smeecken.

+

De Conink van Navarre sou des Conincx Suster trouwen, [...] hy Cond gevangen. Navarre vroom ,,sou Conincx suster trouwen,+

Hy quam in scroom,, Cond was in benouwen, De Coninck straf ,,sprack sy souden versaecken.

+

De Coninck wilse doen sterven of moeten haer geloof afgaen.

+

'Tgeloof gaen af,, of mosten den doot smaecken: Bruylofte dit niet wel,

De duyvels vander Hel, Souden't niet practiseren; De Helhonden verwoedt, Wiessen de handt in't bloedt, Dat deden Fransche Heeren.

+

Dit dede de sake vanden Prince groot belet.

+

Seer groot belet ,,was dit voor de Nassouwen, VVant het ontset,, van Bergh in Henegouwen, Dat was gedaen ,,Duc d'Alba wou niet wijcken, Nochte niet slaen,, dus most de Prins wech strijcken:

+

Bergen in Henegouwen wert [inghenomen].

+

De Stadt ging met accoort Over, Duc d'Alb'hiel woort, Lood'wijck is wtgetogen, Met bagagy en schat, Geweer, doch moe en mat, Seer cleyn bleef het vermogen.

Derde Pause, op de voorgaende voys.

DVc d'Alba wreedt ,,hebbende dees victory,

Treckt op gereet,, zijnde vol ydel glory,

+

De Spaengaerden

plonderen ende berooven de Stadt van Mechelen.

+

En geeft tot prijs ,,de Stadt van Mech'len schoonen, Men hoort gekrijs,, van veel hondert persoonen: Men verschoont jong noch out,

'Twert al beanxt, benout, Plond'ren, vrouwen schoffieren; 'Twas al flux flux geeft gelt, VVast niet terstont getelt, So bruycktmen wree manieren.

+

Diest en Dermonde nemen de Spaengaerts in, en coopen haer selven vry van de plonderinge.

De Stadt van Diest ,,nemen in die Spaengaerden,+

Dermond' verliest,, die geen die haer bewaerden, Oock so verloopt ,,'s Princen Volck en Soldaten, Men hadt gehoopt,, sy souden't niet verlaten: Sy coopen haer selven vry,

Van roof en plondery, Met veel duysent ducaten; Duc d'Alb' daer toe verstaet, Al was hy fel en quaet, VVant hy most meer aenvaten.

+

Don Frederico neemt Sutpheen inne, daer by wreed'lick handelt.

Don Frederico ,,wert voor Sutpheen gesonden,+ 'T was wapen woo,, al dats' op strate vonden, Sloegen sy doot ,,hingen de som aen boomen, Niemant weer boot,, 'twas al vol anxt en scroomen:

+

De Graef vanden Berch vlucht ende verlaet de ingenomen Steden, die Don Frederico inneemt.

Graef vanden Berch vliet,+

Laet Borgers in verdriet, Van d'ingenomen Steden; Dus sonder moeyt of slacht, Kreech hys' in syne macht, Gebruyckten veel wreedtheden.

+

De Geusen verloopen wt Vrieslandt.

Deur dese scrick zijn wt Vrieslandt gevlooden,+ Met groot onschick laten Borgers in nooden, De Grave van ,,Schouwenburch met sijn Knechten, Met het gespan,, want sy wilden niet vechten:

+

Die Gensen verloopen wt Amersfoort, de

Bargemeesteren brenghen de Sleutels over.

Men loop wt Amersfoort,+ Brengt sleutels van de poort, De Spaengaerts self in handen; Die krijgen groote buyt, VVant haer niemant en sluyt, Geus verloopt al met schanden.

+

Naerden werdt inghenomen, de Borgeren mannen ende vrouwen al vermoort.

+

Die van Naerden ,,gaen Don Fred'rick begroeten, Syne swaerden,, hoopten sy te versoeten, Men gaf gehoor ,,Borgers souden behouwen, Lijf, goet, tresoor,, sy souden niet verflouwen: Men deeds' in die kerck gaen,

Daer gingmense verslaen, Vernielen en vermoorden; Van sulcke groote moort, En is noyt veel gehoort, In zuyden noch in noorden.

+

Groote ende scrickelijcke wreedtheyt tot Naerden bedreven.

+

In corten tijt ,,benamen syse 'tleven, Tot meerder spijt,, sy veel wreetheyts bedreven, Aen vrouwen teer ,,die sy moorden, dootstaecken, 'Tviel al ter neer,, voor haer bloedige kaecken: Geplondert en verbrant,

Hebben sy't aen allen cant, De buycken opgesneden, Van vrouwen met kind' swaer, VVie sou al dit mes baer, Niet beclagen met reden.

+

Men verboot de dode lichamen te begraven, die van den eersten totten eenentwintichsten December onbegraven bleven.

+

'Twas niet genoech ,,de menschen te vernielen; Over een boech,, so vele hondert zielen,

Maer men verboot ,,die dooden te begraven, Die naeckt en bloot,, daer lagen voor de raven: Omtrent een heele maent,

So datmer geen gedaent,

+

De poorten ende muyren van de Stadt werden geraseert, deur de

Huysluyden van de nabuyr Dorpen, die daer toe werden gedwongen op pene van verbrandt te werden.

+

Meer af en mochte kennen, De poorten vander Stadt, En muyren deed'men pladt, Van de Boer-dorpers schennen.