• No results found

Hoofdstuk 4 – Jacob Simonszoon de Rijk

4.2 Genderverhoudingen in Jacob Simonszoon de Rijk

4.2.1 Twee trouwe echtgenotes: Margareta en Elvire

In Rijk heeft Van Merken met Margareta en Elvire twee geheel andere vrouwen dan Margareta en Maria geschapen: hun rol als echtgenote van respectievelijk De Rijk en Mondragon is van groot belang voor het spelverloop. Margareta’s trouw aan haar echtgenoot uit zich vanaf het eerste moment van het treurspel in dapperheid. Ze is – niet zonder gevaar – van Amsterdam naar Gent gereisd om het voor hem op te nemen en houdt een pleidooi voor De Rijks vrijlating op een manier die Augulo bevalt:

Uw ronde taal behaagt me; ik wil geen braaven hoonen.

Zo ik hier meester waare, ik zou de Ryk verſchoonen: (131: I,4)

Margareta neemt met dit betoog voor even de positie van haar man over: zij is degene die het voor hem, omdat hij dat zelf niet kan, opneemt. Elvire wil Margareta wel helpen, maar zegt dat dit buiten haar macht ligt. Toch biedt ze samen met Augulo aan om het voor De Rijk op te nemen bij Requesens. Margareta bedankt haar voor deze dappere daad:

En gy, Mevrouw, die my grootmoedig byſtand bied,

12 Ik heb gebruik gemaakt van Frank van Gestels, Eddie Grootes’ en Arjan van Leuvensteijns digitale editie van Hoofts Nederlandse Historiën (2019)

De Hemel hoede u voor het zelfde zielsverdriet! Doch zo u 't onheil trof, ik zou u klaar doen blyken Dat ik in yver noch in trouw u hebb' te wyken. (140: I,6)

Margareta toont inderdaad deze eigenschappen in haar dapperheid, maar de voornaamste manier waarop ze haar trouw – voornamelijk aan De Rijk – toont, is haar verdriet. Vanaf het tweede bedrijf wordt Margareta enkel nog in tranen opgevoerd. Ze zou, indien dat mogelijk was, sterven van droefheid:

Hoe menigwerf heeft ons de hoop bedrogen! ô Myn de Ryk, zo waard aan myn beminnend hart! Wat kost my uw gevaar al hartewee en ſmart!

'k Heb, ſints uw ballingſchap in diepen rouw gezeten, Myn krachten afgetreurd, myne oogen blind gekreten. Myn jeugd verdwynt; en ach! myn onheil neemt niet af. Gelukkig, daalde ik door myn hartewee in 't graf.

Dan, ydle wensch: zo ooit de droefheid ons deed ſneeven, Ik zou dit oogenblik in zo veel angst niet leeven. (161: III,1)

Ook de hereniging van De Rijk en Margareta, op zijn weg naar het schavot, verloopt emotioneel: Margareta wil samen met De Rijk sterven (175: III,5). De Rijk wijst echter op haar moederlijke plichten en wanneer zij deze duidelijk minder belangrijk vindt dan haar echtelijke trouw spreekt hij haar vermanend toe:

Ach! laat de reden op uw hartstogt triomfeeren! Vergun myn vlotte ziel in 't uiterſte uur den troost

Dat gy u-zelf verwint. Leef voor ons dierbaar Kroost (177: III,5).

Dit is tekenend voor de rolverdeling tussen Margareta en De Rijk: vrouwelijke overgave aan emotie moet worden bijgestuurd door mannelijke (rationele) beheersing. Dat deze rolverdeling gangbaar was in de achttiende eeuw blijkt onder meer uit de spectatoriale tijdschriften (Sturkenboom 1998: 106).

Ook Elvire wordt door Van Merken vaak verdrietig opgevoerd: ze is telkens ontroostbaar wanneer haar man in gevaar is. Elvire’s verdriet speelt ook een voorname rol in de manier waarop ze de Spaanse legerleiders overtuigt van de onwenselijke gevolgen van de executie van De Rijk. Aan Margareta en Hooft vertelt ze:

Ik heb de Hoofden van ons heir tot hulp bewogen; Hen hun gevaar geſchetst in dat van myn Gemaal. Ik zag hunne eedle ziel getroffen door myn taal.

Myn traanen wekten elk tot billyk medelyden. (185: IV,2)

Hierin verschilt Elvire aanzienlijk van Maria, die bij het voorstel van Ravestein om de burgerij met haar tranen te overtuigen, haar twijfels had. Elvire heeft een ander beeld van zichzelf, en de mogelijkheden die zij heeft als vrouw. Haar eerste reactie op Augulo’s plan is: Een zwakke vrouw tot hoofd van 't eedgenootſchap ſtrekken! (167: III,3). Dat Elvire zichzelf als zwakke vrouw ziet komt niet overeen met haar handelen: de ondernemingen om haar man te redden vereisen moed.

Daarnaast zijn het niet enkel de vrouwen die moeten huilen en ‘zwakte’ tonen. Hooft is zodanig met de rouw van zijn zus begaan dat hij op zeker moment zijn hoofd afwendt om te huilen (180: IV,1). Ook de Spanjaarden houden het niet droog: Margareta en De Rijk maken met hun emotionele hereniging tranen los bij Alfonzo, hoofdman van Requesens. Wanneer Margareta dit ziet reageert ze:

Wat zie ik? alles weent! heeft u myn lot bewogen?

Ik troostte u allen, ſtond uw troost in myn vermogen. (177: III,5)

Er is zodoende in dit treurspel geen een-op-een relatie tussen het openlijk tonen van emoties en sekse: hoewel huilen niet binnen de achttiende-eeuwse gedragscodes voor mannen viel, wordt er door de mannen in Rijk meermaals gehuild om het ongeluk van de vrouwen. Huilen viel overigens ook niet binnen de gewenste gedragscodes voor vrouwen omdat het wees op onbeheerste emoties, maar het werd voor hen wel meer als ‘normaal’ beschouwd.

Achteraf blijkt ook dat Elvire welbewust haar tranen heeft ingezet: ze heeft niet simpelweg Augulo’s raad opgevolgd om met tranen medelijden te wekken. Wanneer Requesens kwaad op haar is, houdt ze een weloverwogen betoog met haar beweegredenen:

Elk onzer Edellién zal, op uw welbehaagen,

Gereed zyn goed en bloed in 's Konings dienst te waagen; Doch als hun dappre vuist zich-zelve in ſtryd op ſtryd, Tot roem van uw gezag met moed en yver kwyt, Dan valt het hard, Mynheer, voor hooggeboren Helden, Hunne onvermoeide trouw met ſmaad te zien vergelden. Myn Mondragon ſtrekt van dees waarheid u ten blyk.

Wie ſtreed met grooter moed? Wie leed meer ongelyk? (191: IV,6)

Dit betoog overstemt haar tranen: Elvire is een sterke, bedachtzame vrouw die er alles aan doet om haar echtgenoot te beschermen. Zij neemt het woord voor hem wanneer hij dat zelf niet kan. Hiermee komt ze in een machtsrijke positie. Wanneer Mondragon hoort wat Elvire

heeft bewerkstelligd is hij trots, maar definieert hij haar door naar zichzelf te verwijzen: ‘Deez moed had ik van haar gehoopt, Zy heeft zich als de Gaé van Mondragon gedraagen’ (192: IV,7). Elvire laat zodoende zien dat moed, bedachtzaamheid en trouw niet voorbehouden zijn aan mannen, maar haar functioneren wordt desondanks wel altijd gekoppeld aan haar rol als echtgenote.

Samenvattend hebben Elvire en Margareta veel met elkaar gemeen: beiden zijn ze – in hun rol als echtgenote – trouw, ijverig en dapper, maar worden ze ook gekenmerkt door hun verdriet. Dit verdriet wordt echter genuanceerd door alle mannen die ook moeten huilen: de vrouwen zijn hierin niet per definitie de zwakkere sekse. Ze zijn daarentegen wel afhankelijk van hun man en nemen binnen deze relatie een ondergeschikte/volgzame positie in: De Rijk stuurt Margareta in het beheersen van haar emoties en Mondragon definieert Elvire in haar relatie tot hem. Desalniettemin bepaalt hun trouw – waar de ontroostbaarheid een belangrijk onderdeel van uitmaakt – het hele spelverloop. Allereerst is het de aankomst van Margareta in Gent, die het verhaal in gang zet, en daarna is het Elvire die de handeling bepaalt.

Margareta en – voornamelijk – Elvire hebben veel gemeen met Maria en Margareta. Hoewel ze functioneren binnen andere milieus, en een andere bewegingsruimte hebben, zijn er bij hen ook verschillende varianten van trouw, moed, zelfopoffering en bedachtzaamheid. Het voornaamste verschil tussen de twee groepen vrouwen is hun functioneren als echtgenote: bij Margareta en Elvire komen deze eigenschappen voort uit onvoorwaardelijke huwelijksliefde en niet uit liefde voor het vaderland.