• No results found

Hoofdstuk 4 – Jacob Simonszoon de Rijk

4.4 Jacob Simonszoon de Rijk en self-fashioning

4.4.1. Self-fashioning in paratekst

Van Merken maakt in de paratekst van Rijk, in de toezang ‘aan de vaderen des vaderlands’ (119-122), direct haar motieven kenbaar: ze is een vaderlands- én vrijheidslievende vrouw en

de vaderen des vaderlands – waarmee ze Amsterdamse burgemeesters bedoelt (Van Wanrooij en Jensen 20) – moeten er alles aan doen om de vrijheid en rechten van hun gewest/Amsterdam te waarborgen. De dappere en onzelfzuchtige daden van De Rijk, die zich precies 200 jaar geleden voordeden, kunnen daarbij als voorbeeld dienen. Hij zou bovendien ook niet de aandacht hebben gekregen die hij verdiende:

Men toont aan d'Amſtel zucht voor 't Vaderlands tafreel; De Schouwburg ryst uit de asch waarin hy ſcheen verdwenen, En voert de Ryk ten toon op 't nieuwgebouwd Tooneel. Beſchermers van 't Gewest waarïn hy wierd geboren! Gy, onder wier beſtuur de Landzaat veilig leeft,

En nooit door 't onrecht zich den rampſpoed ziet beſchoren, Die zo veel Braaven in zyn tyd getroffen heeft!

Beſchut de Vryheid. Waakt voor 't Recht van Neêrlands Staaten, Door goed en bloed ontrukt aan 't woên der Dwinglandy:

Elk uwer zy in nood, tot heil der Onderzaaten, Den Admiraal gelyk, en kwyte zich als hy! (122)

Van Merken wijst hier ook naar de populariteit van vaderlands toneel in de tijd dat zij maar liefst drie vaderlandse stukken publiceert (Jensen en Van Deinsen 2012: 204). Ook de andere lezers van het treurspel krijgen een expliciete boodschap mee, zodat er geen twijfel is over haar intenties:

Mogt thans de ſtem van de Ryk, die eerbiedwaardige Vaderlander, een ſtem welke hy als uit zyn eerlyk graf ons nog doet hooren, de liefde tot het Vaderland in alle braave gemoederen leevende houden, opdat elk Nederlander het zyne toebrenge, om dit gezegend plekje gronds, in dien zelfden ſtand aan de Nakomelingen over te leveren als hy het van zyne Voorvaderen ontfangen heeft! (121)

Een tweede kernelement van Van Merkens self-fashioning in de paratekst van Rijk, naast vrijheid- en vaderlandsliefde, zijn haar veelvuldige intertekstuele verwijzingen. Van Merken toont op deze manier haar eruditie. Een hoofdrol is weggelegd voor Hooft: hij is degene die ervoor heeft gezorgd dat de naam van De Rijk niet in de vergetelheid is geraakt en dient als haar voornaamste bron (119). Van Merken gaat in de paratekst nauwkeurig om met deze bron en geeft de precieze vindplaatsen van de informatie in het zesde en negende boek van Hoofts Nederlandse Historiën, waardoor de paratekst een geleerd karakter krijgt.

Daarnaast is er een directe verwijzing naar Vondels Gysbreght van Aemstel (1637). De eerste zin van Van Merkens voorwoord is: ‘De liefde voor het vaderland was altoos een kenmerk van onze landaard’. Tommie van Wanrooij en Lotte Jensen wijzen erop dat deze

regel is gebaseerd op Broeder Peters ‘De liefde tot zijn land is yeder aengeboren’ (2019: 55). Van Merken was zelf inderdaad een bewonderaar van Vondel, maar verleidde de toeschouwer zo ook om parallelen met de Gybreght van Aemstel te trekken: beide waren immers stukken over de vaderlandse geschiedenis die in het bijzonder verbonden zijn met Amsterdam (Van Wanrooij en Jensen 2019: 29). Tevens toont Van Merken met deze speelse verwijzing uiteraard ook dat ze haar klassieken goed kent.

Daarnaast toont Van Merken ook dat ze goed belezen was in de Romeinse geschiedenis. Allereerst doet ze dit door een directe vergelijking te maken tussen De Rijk en Regulus:

Het roemryk Rome booge op zyne Heldenſchaaren; Metellus, Scipio, Camillus , Fabius;

Ons Vaderland kan Rome in Dappren evenaaren; Maar 't roemt met Rome ſlechts op éénen Regulus.

't Was Jacob Simonszoon, door de Amſtelſtad verdreven, Die grootsch dien hoon vergaf, dien hoon vergold met trouw; Noch Echtgenoot,noch Kroost,noch goed, noch bloed, noch leven, Te dierbaar hield tot ſteun van 't ryzend Staatsgebouw.

Waarom, myn Vaderland! hebt gy uw' Rechtbeſchermer, Uw grooten Burger met geen lauwerblaén bekroond? (120)

Regulus toonde zich in zijn gevangenschap (3e eeuw v. Chr) net zo standvastig als De Rijk en werd na zijn marteldood in Rome tot nationale held verklaard (Van Wanrooij en Jensen 2019: 52). Een tweede verwijzing naar de klassieke geschiedenis heeft betrekking op Claudius Civilius – die tevens centraal stond in een van Van Merkens heldinnenbrieven (1762) en later een sleutelrol krijgt in haar epos Germanicus (1779) (Van Marion 2010: 356-357). Met deze intertekstuele zinspeling is het duidelijk dat Van Merken ook goed op de hoogte is van haar eigen vaderlandse geschiedenis: ze is een autoriteit op dit gebied.

Toch is er ook nog enkele bescheidenheid in het voorwoord te bespeuren, hoewel deze net als in Bourgondië een dubbele lading heeft. Formeel bedankt ze de families die haar informatie over het geslacht van de familie De Rijk hebben gegeven:

Deeze en nog eenige byzonderheden ben ik verſchuldigd aan de berichten my door ſommigen van hen beleefdelyk medegedeeld, waarvoor ik openlyk myne erkentenis betuige. Of Roeland de Ryke, Penſionaris van Loven, en in 1568 door Alva gevangen, van de Familie geweest is, heb ik niet kunnen ontdekken. (120)

Ze toont ook haar ‘zwakke kant’ door te zeggen dat ze niet heeft kunnen achterhalen of een zestiende-eeuwse tijdgenoot met een bijna gelijke achternaam (de Ryke) tot de familie van Jacob behoorde. Maar hiermee zegt ze eigenlijk dat ze heel nauwkeurig heeft gewerkt en verder de volledige gegevens heeft verzameld.

4.4.2. Self-fashioning in hoofdtekst

De twee belangrijkste kenmerken van Van Merkens self-fashioning in de hoofdtekst zijn de rol die de vrouwelijke personages spelen en de uitwerking van De Rijks vroomheid, edelmoedigheid en vaderlandsliefde. Over de vrouwenrollen merkten Jensen en Van Wanrooij op dat de vrouwelijke personages het treurspel interessant maken: ‘zij geven het stuk vaart en psychologische diepgang’ (2019: 12). Hoewel Van Merken dus eigenlijk de geschiedenis van de vaderlandslievende held De Rijk vertelt, hecht ze minstens zo veel belang aan de rol die vrouwen voor het vaderland kunnen vervullen.

Over Van Merken is opgemerkt dat zij inderdaad episoden uit de Europese geschiedenis kiest waarin vrouwen positief aanwezig zijn (Van Logchem 2014). Hooft was haar voornaamste bron voor Rijk en een vergelijking tussen het bronmateriaal en het treurspel geeft inzicht in Van Merkens self-fashioning. Hoewel zij met haar keuze voor de geschiedenis van Jacob Simonszoon de Rijk aansloot bij de vaderlandscultus binnen het toneel, is het opmerkelijk dat zij precies dit element uit zijn leven als admiraal uitwerkte: deze keuze maakte het mogelijk om twee sterke vrouwen op te voeren zonder de Frans-classicistische eis van waarschijnlijkheid te verloochenen. Van Merken had immers bij Hooft gelezen dat Elvire daadwerkelijk de leider van de opstand was (9: 350). Zodoende was het gemakkelijk om haar in het treurspel een sleutelpositie te geven. Van Merken kon zo enerzijds een vaderlandse held op gepaste wijze eren en anderzijds laten zien dat ook de vrouwen een aanzienlijk aandeel in de vaderlandse geschiedenis konden hebben.

De aankomst van Margareta bij het slot in Gent heeft Van Merken hoogstwaarschijnlijk verzonnen want Hooft schrijft hier niet over. Van Merken heeft daarentegen wel bij Hooft kunnen lezen over het emotionele karakter van Margareta. Zo schrijft Hooft dat Margareta huilend bij haar vader klaagde over de aanwezigheid van haar man in Den Briel, vlak voordat de geuzen hier hun slag sloegen (6: 231). Dat Margareta een emotionele trouwe echtgenote was, begaan met het lot van haar echtgenoot, past daarmee zonder problemen ook binnen de eis van waarschijnlijkheid.

In het tweede hoofdelement van Van Merkens self-fashioning in de tekst, de uitwerking van De Rijks edelmoedigheid en vaderlandsliefde, blijft ze wederom dicht bij de historische werkelijkheid zoals Hooft deze omschrijft. Een groot verschil is echter dat De Rijk in de realiteit wél eerder werd vrijgelaten dan de andere gijzelaars. Hij is toen later, op last van de prins, teruggereisd om te pleiten voor de vrijheid van de andere gevangenen (9: 350- 351). Van Merken kon dit verloop van de gebeurtenissen omwille van de classicistische eisen van eenheid van plaats en tijd niet handhaven. Terugreizen naar de vijand was desalniettemin ook dapper en deze moed verwerkt Van Merken uitgebreid in het personage van De Rijk. Ze combineert deze dapperheid vaak met zijn vroomheid:

Doch 't ſchuldeloos gemoed , hoe ſterk door ramp beſtreden, Door 's Hemels gunst beſtraald in naare duisterheden, Herneemt allengs zyn kracht en vind de kalmte weêr.

Ik ben myn lot getroost, en vrees den dood niet meer (142: II,1)

Hoewel deze vroomheid bij Rijk niet in de paratekst terugkomt zoals bij Bourgondië, spreekt hieruit ook Van Merkens godsvertrouwen en de rust die dit kan bieden.

Desondanks is het vooral De Rijks vaderlandsliefde die hem kenmerkt en waaruit zijn andere goede eigenschappen voortvloeien. Zelfs Spanjaarden spreken uitgebreid over zijn magnanimitas. Deze grootmoedigheid wordt voornamelijk vaak in verband gebracht met bereidheid tot zelfopoffering, een eigenschap die ook sterk aanwezig is bij Maria van Bourgondië (Van Wanrooij en Jensen 2019: 27).

De Rijk toont tevens een positieve kant van zichzelf met zijn uitspraken die kunnen doorgaan voor algemene wijsheden: ‘Die 't Vaderland beſchermt, ſchaamt zich zyn daaden niet,’ (150: II,2) Dit sluit precies aan bij de boodschap die Van Merken de lezer/bestuurders meegeeft in de paratekst én waarmee ze het stuk besluit:

Onkreukbre Heldenmoed, op trouw en deugd gevest,

Beſcherme, eeuw uit eeuw in, het Nederlandsch gewest (228: V,8)

Dit soort algemene uitspraken schreef Van Merken ook in Maria van Bourgondië, waarmee ze twee keer duidelijk maakt welk doel ze met het toneel had.

Binnen deze doelen gebruikte ze echter haar dichterlijke vrijheid om de personages vorm te geven. Wanneer Bourgondië en Rijk worden samengenomen dan valt de gevarieerdheid van de opgevoerde personages op: Van Merken toont dat ze uit de voeten kan met verschillende soorten vrouwen, met verschillende soorten deugdzaamheid, en

verschillende soorten mannen, van edelmoedig tot kwaadwillend. Ze drukt haar stempel op het werk door, net als De Lannoy, aan te tonen dat vrouwen binnen een mannelijke context, zoals het adellijke milieu en de politiek van de Opstand, niet alleen in de marge hoeven op te treden. Ook vrouwen maakten onderdeel uit van haar vaderlandse verleden waar ze zoveel waarde aan hechtte.