• No results found

Hoofdstuk 3 – Maria van Bourgondië

3.2 Genderverhoudingen in Maria van Bourgondië

3.2.2. Nobele raadgevers: Margareta, Ravenstein en Saint Paul

Maria’s meest traditionele raadgever is Adolf, heer van Ravestein en broer van Johan van Kleef. Deze Kleefse vorst wil, net als veel andere hertogen en vorsten, met Maria trouwen vanwege haar land en bezittingen. Hoewel dit zijn broer betreft, staat Ravestein aan de kant van Maria en probeert hij haar te beschermen tegen alle dreigingen van buitenaf. Hij adviseert Maria aan het einde van het eerste bedrijf om Adolf te vragen wat hij precies wil. Maria vindt dat zij hier te verdrietig voor is op dit moment, maar Ravestein overtuigt haar met zijn bedachtzaamheid:

Betoon uw eedlen aart, en smoor met zorg uw ſmart. Men toetſe met beleid wat omgaat in zyn hart. Hy is, door zyne drift, onmagtig zyn gepeinzen,

Schoon hy zich zulks verbeeld', voor ons gezicht te ontveinzen; Dus kan men zien wat weg men veiligst in moet ſlaan. (459-460: I,5)

In het eerste bedrijf is er een duidelijke man/vrouwverhouding tussen Maria en Ravestein met een mannelijke raadgever en een volgzame vorstin. In de loop van het treurspel verandert dit: Maria vraagt Ravestein nog veel om advies, maar ze neemt niet elk advies zomaar over. In de vorige paragraaf werd al duidelijk dat ze het niet zag zitten om zich in een wanhoopspoging voor te doen als zwakke vrouw.

Ravenstein is bij Van Merken een deugdzaam personage. Allereerst omdat hij aan de goede kant staat, maar ook omdat hij niet zelfzuchtig blijkt. Zijn nobele karakter wordt bevestigd wanneer hij op advies van Saint Paul naar het klooster vlucht:

Weläan, myn Vriend. 'k Zal my verlaaten op uw woord. ô Hemel, die de klagt der onderdrukten hoort !

Beſcherm de Hertogin, en doe myn wensch gelukken !

Laat myn gedwonge vlucht haar aan 't bederf ontrukken!’ (507: III,7)

Zijn tijd in het klooster gebruikt Ravestein om zijn broer een brief te schrijven. Hierin probeert hij de Kleefsche vorst ervan te overtuigen Maria te helpen omdat zij anders ten prooi zal vallen aan de Franse vorst. Dit zou uiteindelijk nadelig voor hem zijn. Ravesteins brief is overtuigend genoeg: zijn broer verschijnt samen met Maximiliaan aan de poorten van Gent. Het is daarna ook Ravestein die Margareta bevrijdt zodra hij hoort dat zij gevangen zat.

Er is echter wel iets opmerkelijks aan Ravesteins rol als raadgever. Hoewel hij meerdere malen te ver doorslaande drift afkeurt, omdat het tot bloedvergieten zou leiden (495: III,4), maakt hij zich kort daarop toch erg boos. Ravestein laat zich provoceren wanneer Adolf hem en het ‘gantsche staatgebouw’ bedreigt (497: III,4). Hij neemt zich voor dat Adolf deze uitspraken duur zal betalen om te bewijzen dat met hem niet te sollen valt (498: III,5). Margareta reageert geschokt op dit gedrag van Ravestein en wijst hem op de nadelige gevolgen van zulke boosheid:

Uw toorn rukt u van 't ſpoor.

Ach! wees niet als Adolf. Geef, geef myn raad gehoor. Gy zoud u-zelv en ons in 't uiterſte onheil ſtorten.

Ligt doet de Dwingland door zyn wacht u 't leven korten, Indien gy onderneemt uit dit paleis te treên.

Heb deernis met u-zelv', met onze tegenſpoeden. Behoed Marie en my. (499: III,5)

Hoewel Margareta zich als afhankelijk van Ravestein presenteert, is zij degene die hem er aan het einde van het derde bedrijf op wijst zich te beheersen. Deze passage geeft de rolverdeling tussen Margareta en Ravestein goed weer: net als Maria is Margareta geen volgzame vrouw zonder eigen ideeën.

Margareta is net als haar stiefdochter een vorstin en bekend met de vorstelijke deugden die hierbij horen. Ze is echter minder grillig, wat zou kunnen komen door haar ervaring en leeftijd, en wijst Maria vaak op de manier hoe zij zich moet gedragen. Wanneer Maria in paniek is door Adolf reageert Margareta: ‘Niets dan kloekmoedigheid kan deeze rampen Weeren’ (457: I,3).

Wat opvalt aan Margareta’s adviezen, is dat ze elke keer doorslaggevender zijn dan die van Ravestein. Zo is het Margareta die oppert dat Maria zich als echtgenoot aan Maximiliaan kan aanbieden. Op een bedachtzame manier beargumenteert zij waarom Maximiliaan de juiste keuze is:

Prins Maximiliaan wierd in zyn prille jeugd

Veel minder door uw ſtaat bekoord dan door uw deugd. Hy heeft belangeloos zyn liefde u opgedraagen.

Gy hoort Europe alöm van zynen lof gewaagen. Uw hart bevind zich vry in 't midden van den drang Der minnaars, die uw trouw ſlechts wenſchen uit belang. Wat wederſtreeft dien Prins? Zyn deugd zal u bekooren. Gy waart aan hem verloofd. Hy is voor u geboren. Al uw geluk hangt af van een gewenscht beſluit.

Beſluit dan, op myn raad, en voer het moedig uit. (467-468: I,7)

Hoewel de argumenten van Margareta als typisch voor een vrouw kunnen worden beschouwd, die liefde in een huwelijk idealiseert boven politieke motieven, is dit wel het advies dat wordt opgevolgd en waar Ravestein en Saint Paul zich achter scharen. Even later is het, in het tweede bedrijf, ook Margareta die een manier bedenkt om Maximiliaan in te lichten en te overtuigen (486; II,5). Een noemenswaardig verschil doet zich hier voor met Ravesteins adviezen. Margareta’s adviezen hebben het gewenste effect: uiteindelijk is het Maximiliaan die Maria redt en met haar trouwt.

Tot slot speelt Margareta een belangrijke en corrigerende rol in de manier waarop Maria met haar verdriet omgaat. Ze moedigt Maria aan om te huilen wanneer zij samen

teruggetrokken zijn, maar wanneer aan Maria’s tranen geen einde komt, spreekt Margareta haar vermanend toe:

Margareta.

In 's Hemels naam, Prinſes! bedwing uw droefenis. Toon thans de fierheid die uw Stamhuis eigen is. Ik hoor gerucht. Gy hebt Adolf hier haast te wachten. Maria

Hoe! Hy! nog rood van 't bloed der ſchuldeloos geſlagten. ô Gruwel!

Margareta

'k Raade u thans zyn byzyn niet te ontgaan.

Toon dat gy onbeſchroomd zyn aandrang durft weêrſtaan Laat geen mismoedigheid uwe eedle ziel verheeren. (516: IV,3)

Margareta grijpt telkens in wanneer Maria haar zwakkere kant – met eigenschappen die vaak aan vrouwen toegeschreven worden – toont. Zelf geeft Margareta altijd het goede voorbeeld: ze verliest zelfs haar bedaardheid niet wanneer Adolf haar gevangen neemt. In plaats daarvan zegt ze kalm tegen Maria: ‘Zyt niet om my begaan, Denk wat u past’ (522: IV,4). Nergens in het treurspel valt Margareta uit deze rol en zodoende krijgt ze van Van Merken een sterke positie als standvastige vrouw.

Een derde personage dat de rol van raadgever enkele malen op zich neemt is Pieter van Luxemburg, graaf van Saint Paul. Door Van Merken wordt hij als Saint Paul opgevoerd. Hij is meer een algemene raadgever. Het is daarnaast enkel Saint Paul die telkens verslag doet van de gebeurtenissen die zich buiten het toneel voordoen. In zijn berichtgeving draagt hij ook bij aan de positieve beeldvorming van Maria: hij vertelt in het derde bedrijf uitgebreid over haar dappere en nobele pleidooi voor de burgerij. Adolf noemt hij daarentegen meerdere malen een barbaar (503-505: III,6).

Ook Saint Paul is bij Van Merken een navolgenswaardig personage, in het bijzonder in de manier waarop hij streeft naar rechtvaardigheid. Hoewel Himbercourt en Hugonet mede verantwoordelijk zijn voor de dood van zijn vader, weigert hij hen ter dood te veroordelen zonder rechtmatig proces (474: II,2).11 Hij verdedigt zijn rechtsvaardigheidsdrang als volgt:

Neen, een grootmoedig man, door haat noch drift bewogen, Houd minder 't zelf belang dan 't heil des Lands voor oogen; Ziet minder op den ſteen die op hem nederſtort,

11 Van Merken bespreekt deze dood verder niet maar Saint Pauls vader, Lodewijk van Saint-Pol, werd toedoen van Karel de Stoute in 1475 onthoofd op beschuldiging van hoogverraad. Hugonet en Himbercourt waren hoge ambtenaren toen deze executie plaatsvond.

Dan op de hand waardoor die ſteen geworpen word (475: II,2).

Dit is tekenend voor de rol van Saint Paul: als bode en raadgever lijkt hij soms boven het treurspel te staan. Hij is overal als eerste van op de hoogte en geeft altijd een weloverwogen commentaar. In de laatste regels van het treurspel maakt hij de balans op:

Hy, die zich eeuwig door zyn driften liet regeeren,

Laat in dit aaklig uur door wanhoop zich verheeren (545: V,7)

Saint Paul laat zich zelf niet te veel leiden door zijn driften en gedraagt zich het gehele treurspel naar de gedragscodes die horen bij zijn status.

Van Merken heeft in de personages Saint Paul, Ravestein en Margareta drie verschillende soorten raadgevers vormgegeven. Ravestein is de meest traditionele van de drie en het past in de lijn der verwachting dat Maria in haar situatie een man heeft die constant in haar buurt is en aan wie zij advies vraagt. Margareta’s rol als raadgever is daarentegen interessanter. Hoewel van haar verwacht mag worden dat zij bekend is met vorstelijke deugden, is het niet vanzelfsprekend dat zij deze zo nadrukkelijk uitdraagt. Dit is opvallend en Van Merken geeft Margareta zodoende een prominentere rol als raadgever dan Ravestein. Het is ook veelzeggend dat Margareta voortdurend ingrijpt wanneer Maria zwakte toont. Tot slot is ook de situatie waarin Ravenstein zijn zelfbeheersing verliest betekenisvol: hij, als mannelijke raadgever, wordt door een vrouw gewezen op gedrag.

De rol van Saint Paul wijkt ook enigszins af van die van een traditionele raadgever. Hij is een soort buitenstaander die iedereen van advies voorziet en is tevens de verslaggever van belangrijke gebeurtenissen. Hij staat soms boven wat er op het toneel gebeurt en geeft hij af en toe commentaar in de vorm van algemene wijsheden. Saint Paul is daarmee een figuur waarin de stem van Van Merken terug te horen is, wat een belangrijke rol kan spelen in haar self-fashioning. Wat de drie raadgevers gemeen hebben is dat zij goed van aard zijn en over veel (adellijke) deugden beschikken zoals trouw, standvastigheid, wijsheid, moed en magnanimitas.