• No results found

Hoofdstuk 3 – Maria van Bourgondië

3.3 Maria van Bourgondië en gendertheorie

De analyse van Bourgondië is op verschillende manieren te verbinden aan de internationale publicaties over gendertheorie. In aansluiting op de theoretische publicaties van Butler (1988

en 1999) toont Van Merken op verschillende manieren – en door middel van verschillende personages – het genaturaliseerde karakter van gender (Butler 1999: 22).

Bij Maria en Adolf komt het sterkst naar voren dat gender gebaseerd is op genaturaliseerde opvattingen over (relaties tussen) mannen en vrouwen: zij tonen aan dat eigenschappen niet specifiek aan mannen óf aan vrouwen voorbehouden zijn. Hoewel vorstelijke deugden vaak worden beschouwd als ‘automatisch aangeboren’ bij mannen, laat Maria zien dat deze deugden niet exclusief tot het domein van de man behoren. Met Adolf toont Van Merken dat ook eigenschappen die worden gezien als ‘typisch vrouwelijk’, niet exclusief voorkomen bij vrouwen. Hij kent bijvoorbeeld geen enkele mate van zelfbeheersing, wat in de achttiende eeuw beschouwd werd als voorbehouden aan vrouwen. Van Merken zet zodoende de heersende gendernormen onder druk. Er is als het ware sprake van een kruisbestuiving tussen Adolf en Maria: hij heeft alle negatieve eigenschappen die vaak aan vrouwen worden toegeschreven en zij bezit veel eigenschappen die in de regel alleen aan mannen voorbehouden zijn. Dit maakt van Maria geen man, want zij bezit ook de (positieve) eigenschappen van het prototype vrouw.

Scotts uitgangspunt dat gender enerzijds sociale rollen van mannen en vrouwen definieert en anderzijds machtsrelaties ordent, verduidelijkt nog meer de manier waarop heersende genderrelaties onder spanning staan in Van Merkens treurspel (Scott 1986: 67). Zeker bij Maria is te zien hoe sociale verhoudingen gender beïnvloeden: ze wordt niet in staat geacht te kunnen regeren omdat ze een vrouw is. Haar macht wordt continu door geweld ondermijnd, met als voornaamste reden dat ze geen gezag heeft zonder man aan haar zijde.

In de korte tijd dat Maria alleen op de troon zit, wordt ze bijgestaan door mannelijke adviseurs. Dit was gebruikelijk omdat de geestelijke/intellectuele capaciteiten van vrouwen minder werden geacht dat die van mannen. Bij Van Merken zijn de mannelijke adviseurs inderdaad aanwezig maar neemt Maria haar eigen beslissingen en geeft ze, wanneer dat haar uitkomt, een eigen draai aan hun advies. Maria neemt nooit een ondergeschikte positie in, wat ook geldt voor Margareta. Ook met Margareta laat Van Merken zien dat de hiërarchische man/vrouw structuur gebaseerd is op genaturaliseerde opvattingen over relaties tussen mannen en vrouwen. Zo is Margareta uiteindelijk de meest bepalende raadgever. De veronderstelling dat mannen degene zijn die vrouwen van advies moeten voorzien wordt hiermee door Van Merken ondermijnd.

De personages in Bourgondië zijn inconsequent in het uitvoeren van hun/een vaste verwachte genderrol. Schenkeveld-van der Dussen wees er al op dat er ook geen sprake van consistentie in het (morele) gedrag van een personage hoeft te zijn (1985: 227). Bij Ravestein

is er duidelijk geen sprake van consistentie in de manier waarop hij zijn genderrol uitvoert: hij is Maria’s voornaamste raadgever maar verliest op een gegeven moment toch zijn zelfbeheersing. Dat het uitgerekend Margareta is, een vrouw, die hem hier op wijst, bevestigt nogmaals het genaturaliseerde karakter van genderrollen. Voor de toeschouwer van het treurspel hoeft het echter helemaal niet storend te zijn geweest dat Ravestein niet consequent is omdat het publiek wel op zichzelf staande lessen kan trekken uit zijn andere uitspraken (Schenkeveld-van der Dussen 1986: 229).

Twee case studies die in verband kunnen worden gebracht met Bourgondië en de bovenstaande analyse van genderverhoudingen zijn Van Oostrums Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782): ambitieus, vrijmoedig en gevat en Denissens “Strijdbare vrouwen zijn nooit saai”. In vergelijking met De Lannoys vrouwelijke personages vallen een aantal dingen op. De Lannoy, die een meer uitgesproken kritische houding ten opzichte van heersende gendernormen heeft, toont net als Van Merken dat eigenschappen als moed, standvastigheid en bereidheid tot zelfopoffering niet aan mannen voorbehouden zijn (1999: 104).

De meest opmerkelijke overeenkomst tussen De Lannoys toneelstukken en Van Merkens Bourgondië is het gebrek aan (politieke) macht voor vrouwen. Ondanks de ‘mannelijke’ kwaliteiten van de vrouwen blijven de sociale verhoudingen, met mannen aan de (politieke) macht en vrouwen in de ondergeschikte positie, zoals ze zijn. Zelfs Maria kan als alleenstaande vrouw op politiek gebied geen vuist maken. Een essentieel verschil tussen De Lannoys titelheldin Cleopatra en Van Merkens Maria is echter dat Maria wél onafhankelijke beslissingen kan maken en doorvoeren (1999: 151). Van Merken geeft Maria meer controle en de mogelijkheid actief deel te nemen in een machtsdomein dat normaal gesproken door mannen beheerst wordt.

Denissen bevestigt met haar korte analyse van Het beleg der stadt Leyden Van Locghems constatering dat in Van Merkens werk vaak een standvastige heldin optreedt. Magdalena Moons, die Leiden van de ondergang redt, bezit veel eigenschappen die aan mannen voorbehouden werden geacht zoals strijdbaarheid. Volgens Denissen compenseert Van Merken deze veronderstelde mannelijkheid door Moons te ‘vervrouwelijken’: het zijn uiteindelijk haar tranen en charme die het vaderland redden (2010: 62).

Maria beschikt ook over een aantal eigenschappen die mannen van nature bezitten, maar laat met haar verdriet ook een zachtere kant van zichzelf zien. In tegenstelling tot de tranen van Moons, levert haar verdriet Maria niets op. Het wordt bovendien juist positief beoordeeld dat haar verdriet geen belemmering vormt voor haar vorstelijke deugdzaamheid. Maria’s verdriet is slecht één van de dingen die haar bij Van Merken kenmerkt. Hier is geen

sprake van vervrouwelijking maar van veelzijdigheid: met Maria toont Van Merken een van de vele soorten vrouwelijkheid. Margareta is weer een ander soort vrouw. Zij vertoont in Bourgondië geen enkele eigenschap die vaak exclusief aan vrouwen wordt toegeschreven, zoals zwak- of gevoeligheid. Het zijn juist enkel rationaliteit, beheersing en kalmte die haar karakteriseren.