Transcript Begin Canon Manen (veldonderzoek 3)
1
Zondag, 29 april 2018
2 3
Lauren: Ja dan moet je heel hard wrijven en dan komen de stokjes tegen elkaar aan.
4
Arianne: Mag ik deze nog aan jullie geven? Zouden jullie foto’s willen maken van dingen die je leuk
5
vindt en dingen die je minder leuk vindt. Lauren ook.
6
Lauren: Houd jij hem vast?
7
Arianne: Weet je hoe het werkt?
8
Lauren: Doe maar even om je pols.
9
Arianne: Bovenop moet je klikken voor een foto. Je mag het ook filmen er zit ook een filmstand op.
10
Lauren: Nee dat kan niet. Je moet hem gewoon vasthouden. Loop eerst maar. Je hoeft niet alles te doen
11
hé. Kijk de hunebedden.
12
Stan: Ja daar hebben we het nu over op school.
13
Ties: Moet ik hem hier op leggen?
14
Arianne: Ja op het rondje. Dan kan je de informatie bewaren op je tag.
15
Ties: Deze.
16
Lauren: Ik denk niet dat je hem telkens aan en uit moet doen Stijn.
17
Arianne: Het is best lastig nog.
18
Lauren: Ties!
19
Stan: Ik heb hem bijna.
20
Arianne: Ja maar je moet blijven rennen.
21
Lauren: Anders heb je geen eten hé. Harden rennen. Hoe harder je rent hoe makkelijker je dichterbij
22
komt.
23
Ties: Mama.
24
Arianne: Ja. Je hebt hem! Nu kan je weer 10 dagen eten.
25
Lauren: Ja nu kan je 10 dagen eten. Het is zielig, maar het is wel de natuur hé. Hazelnoten moet je dus
26
niet nemen. Die is nog beter! De hazelnoot niet. Eikels wel? Dat weet ik niet. Nee appels niet. Pak die.
27
Die zijn toch niet zo hoog?
28
Ties: Jawel.
29
Lauren: Maar je moet wel eten. Straks heb je geen eten meer. Nee dat zijn hazelnoten die vullen niet.
30
Nee.
31
Stan: Dat waren appels.
32
Lauren: Dat waren geen appels. Ja maar eikels daar zitten heel veel dingen in.
33
Arianne: Moet je niet juist zoveel mogelijk? Oké.
34
Lauren: Hoe minder, hoe meer je te eten hebt. Kom we gaan nog even verder kijken.
35
Ties: Ik wil het nog een keer doen.
36
Lauren: Die moet je hebben want die zijn goed.
37
Ties: Stan!
38
Lauren: Probeer die eens. Eén appel.
39
Stan: Die moet je pakken die zijn juist goed.
40
Lauren: Je zit er al bijna aan denk ik.
41
Stan: Die moet je ook pakken.
42
Lauren: Ja die bloem. En die kleintjes.
Ties: Zijn die teveel? En die?
44
Lauren: Hazelnoten doe moet je pakken.
45
Stan: Mam.
46
Lauren: Je hebt zestien pruimen.
47
Ties: Je moest juist zoveel mogelijk.
48
Stan: Duizenden.
49
Lauren: Kom we gaan verder.
50
Stan: Dit is voor scholen.
51
Arianne: Als je met schoolreisje bent dan is er een speciaal iets.
52
Lauren: Waar woon je? Links.
53
Ties: Links. Wat is dit? Hoelang geleden is het?
54
Lauren: We zitten nu in 183 ofzo?
55
Arianne: Ja klopt. Je kan kiezen. Als je op vrije tijd klikt kan je lezen wat je in de jaren 100 deed. Als je
56
op ik klikt kan je lezen over jezelf. Hoe oud je zou worden.
57
Lauren: Eten.
58
Arianne: Heel primitief.
59
Ties: Ik doe die wel.
60
Lauren: En welk werk deed je dan? Nou papa was een boer.
61
Stan: Maar dat klopt helemaal niet.
62
Lauren: Nee. Maar dat ben jij in die tijd. Dat is niet goed en dat is niet fout. In die tijd deed je dat. Dan
63
moest je helpen op de boerderij. En je werd maar 40 tot 45 jaar als je alle kinderziektes overleeft. En je
64
wordt maar 1,67 lang. Hé. Dan werd je zo groot als dat je nu bent, in die tijd. Hoe oud werd je daar?
65
Stan: 31. En 1,65.
66
Lauren: Oh en hier wordt je 1,67. Kun je nagaan dat je elk jaar vanaf 100 langer wordt. En ouder.
67
Stan: Niet.
68
Lauren: Jawel wat hij was 40-45 en nu 30. Dus dat scheelt een hele boel jaren. Wij leven boven de
69
rivieren en we gaan nu kijken of dat verschil maakt. Kijk ze hebben ook ander eten.
70
Ties: Ja!
71
Lauren: Kijk eens naar je ik zo meteen dan. Oh kijk hier ben je schoenmaker. Hier doe je dus al heel
72
wat anders. Boven de rivieren ben je boer. Beneden de rivieren ben je wat anders.
73
Stan: Ja.
74
Lauren: Weten jullie wat bikkelen is?
75
Stan: Nee.
76
Lauren: Steentjes omhoog gooien. Doe eens terug. Hoe lang word je?
77
Stan: 1.67.
78
Ties: Zo die hebben we ook gedaan.
79
Lauren: Wel serieus hé. Wat deed je nu?
80
Ties: Mam, zullen we dit doen?
81
Lauren: Ik ben benieuwd. Het blijft wel hetzelfde.
82
Arianne: Klopt. Het gaat om dezelfde kenmerken. Jongen en meisje, en boven of onder de rivieren.
83
Lauren: Kijk Stan je moet helpen op de boerderij. Dat is nog eens wat anders dan met de Playstation.
84
Doe eens op ik. Nog steeds 40-45 maar je bent nu al langer.
85
Stan: Yes.
86
Lauren: Zullen we verder gaan? Hij blijft hetzelfde.
Stan: Ja.
88
Lauren: Waar is Ties?
89
Arianne: Om de hoek. Hij is hier. We waren je kwijt.
90
Ties: Ja.
91
Lauren: Je moet ook foto’s maken hé. Van wat je leuk vindt. Dit is ook leuk hé. Wat zeg je? Doe maar.
92
Gewoon wachten.
93
Ties: Ja.
94
Arianne: (leest spel voor). Denk je dat het werkt?
95
Ties: Nee ik denk het niet.
96
Arianne: Nee het werkt niet. Oh het werkt wel. (leest vraag voor). Ik denk dat het werkt, wat denk jij?
97
Het werkt niet.
98
Ties: Net was het natuurlijk wel goed. Dan is het nu niet goed. Werkt niet.
99
Arianne: Wat eens stugge Friezen. Ik denk dat, het werkt?
100
Ties: Ja. Je moet gewoon heel streng zijn.
101
Arianne: Ik denk dat het ook werkt.
102
Ties: Denk ik ook.
103
Arianne: Bouwen van een kerk. Dat werkt denk ik wel. (leest vraag voor). Zou dat werken? Nee? Goed
104
zo. (leest vraag voor). Zou dat werken? Ja? Ja. (leest vraag voor). Ja. (leest vraag). Zou dat werken? Werkt
105
niet. (leest vraag voor). Zou dat werken? Ja? Ik denk het ook wel. (leest vraag).
106
Ties: Nee.
107
Arianne: Wat streng vroeger.
108
Lauren: Stan is alweer 700 jaar ouder dan net.
109
Stan: Zo.
110
Arianne: Dat is weer jonger.
111
Lauren: Nee je wordt maximaal 70 jaar. En je bent ook weer langer.
112
Arianne: Oh ja. Je groeit!
113
Lauren: Wat hebben jullie gedaan?
114
Ties: Een test over de Friezen.
115
Kind: Wat doe jij?
116
Arianne: Ik loop met een familie mee en schrijf wat dingen op.
117
Lauren: Ik heb talent maar ik ben er nog lang niet.
118
Arianne: Oh de Christelijk test. Hoeveel hadden jullie er goed?
119
Lauren: Oh dat weet ik niet. Stond dat er bij?
120
Arianne: Volgens mij niet.
121
Lauren: Wij waren beginnend missionaris. Ik heb wel talent maar…
122
Arianne: Dat waren wij ook ja.
123
Ties: Is Stan de boot aan het besturen?
124
Lauren: Ja. Nee. Sorry. Ja ik zie het.
125
Ties: Moet ik dit helemaal overschrijven?
126
Lauren: Kom op! Schrijven.
127
Arianne: Misschien werkt de andere kant van de pen beter. Of niet? Best moeilijk.
128
Lauren: Ga dan verder.
129
Ties: Ik hoef het puntje niet eens op het scherm te leggen. Hij doet het ook zo.
130
Arianne: Mooi hoor. Als je naar ons handschrift kijkt.
Lauren: Jij hebt een heel mooi handschrift. Zijn fijne motoriek is niet goed. Of niet fijn. Je maakt er een
132
zootje van Ties.
133
Ties: Haha ja kijk dan.
134
Lauren: Je kunt hem beter aantikken. Dan heb je volgens mij veel meer stevigheid. Gaat het goed?
135
Stan: Nee.
136
Arianne: Het is ook best moeilijk.
137
Lauren: Ties kom je?
138
Arianne: Hij moet de hele brief hé.
139
Lauren: Ben je nu nog steeds bezig met dat schrijven? Je hebt geen lading.
140
Arianne: Hij is nog steeds aan het spelen hoor. Allemaal mensen er omheen. Dan kan hij nog wat van
141
zijn vaarkunsten laten zien.
142
Lauren: Ties is nog steeds aan het schrijven. Ik vroeg pas aan de juf of we nog wat met zijn fijne
143
motoriek konden doen. Naar de fysiotherapeut zei ze. Voor zijn fijne motoriek. Dan moet je wel
144
helemaal van vooraf aan beginnen. Als hij het maar kan lezen.
145
Arianne: Ja dat is het belangrijkste. En hij is nog jong.
146
Lauren: Ja misschien trekt het nog bij of iets.
147
Arianne: Ja wie weet. Ik schreef vroeger echt super klein. Het stond zelfs op mijn rapport, groter
148
schrijven. En nu schrijf ik normaal. Dus dat veranderd wel. Je gaat echt door fases.
149
Lauren: Heb je nog handel Stan?
150
Arianne: Alleen nog geld. Maar dat wordt ook al minder.
151
Lauren: Ja hij is net beroofd hé. Door de piraten.
152
Arianne: Ja dat moet niet gebeuren. Nog best ingewikkeld.
153
Lauren: Ja maar wel heel leuk om te doen zo.
154
Arianne: Goed bedacht.
155
Lauren: Helemaal met dit zulk weer.
156
Arianne: Zeker. Beter dan dat je buiten loopt.
157
Lauren: Waar vaar jij nu ergens dan?
158
Stan: Daar boven.
159
Lauren: Oh daar ja. Heb je een lading gekocht?
160
Stan: Ja ik moet hier wegkomen.
161
Lauren: Daar varen piraten! Pas op voor de piraten! Die heb je al gepakt. Je hebt wel veel graan. Pas op
162
dat je niet tegen de kant vaart. Anders ga je ten onder met graan en al.
163
Stan: We moeten recht vooruit!
164
Arianne: Dit was geen succes.
165
Lauren: Wat heb je nu dan?
166
Ties: Stan is hier niet heel goed in.
167
Stan: Ik heb zout.
168
Lauren: Je moet naar boven. Daar moet je het zout afleveren. Harder aan het touw trekken. Dan ga je
169
sneller.
170
Stan: De boot valt bijna stil!
171
Lauren: Wij gaan weer verder zodat ook nog iemand anders de boot besturen kan.
172 173