• No results found

Toename van de uitstroom

In document 2 15 (pagina 190-194)

Grafiek 8.1.III

Evolutie van het aandeel uitstromers in het totaal van de werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen toegelaten op basis van studies (verschillende personen op basis van indieningsmaanden)1

1 Uitstroom = betaling in Tx-1, geen betaling in Tx

Grafiek 8.1.III toont dat het aandeel uitstromers in het totaal van de werkzoekende uitkeringsgerech-tigde volledig werklozen voorzichtig toeneemt vanaf het 2de trimester van 2014. Die toename wordt waar-schijnlijk beïnvloed door de verbeterende economi-sche omstandigheden, waardoor werklozen jonge-ren meer uitstroomkansen krijgen. Dat effect wordt bovendien versterkt door de striktere opvolging van het zoekgedrag naar werk van gerechtigden op in-schakelingsuitkeringen (Dispo W). Die houdt in dat het zoekgedrag van gerechtigden op inschakelings-uitkeringen vanaf juli 2013 om de zes maanden wordt geëvalueerd door een facilitator.

Het uitstroompercentage neemt in het 1ste trimester van 2015 nog veel sterker toe, tot bijna het dubbele van normaal. Dat is uiteraard het gevolg van de effecten van het beperken in de tijd van het recht op inschakelingsuitkeringen.

In totaal verloren in 2015 29 155 personen het recht op inschakelingsuitkeringen als gevolg van die maatregel. Het grootste aantal einde rechten werd genoteerd in januari 2015 (16 854 gevallen). Het gaat daarbij vooral om personen die al vóór 1 januari 2012 gerechtigde waren en bij wie de basisperiode van drie jaar niet of slechts in geringe mate is verlengd door bijvoorbeeld een periode van tewerkstelling of opleiding in 2012, 2013 of 2014. In de periode februari-december 2015 kwamen in totaal 12 301 gevallen van einde recht voor. Die groep bestaat vooral uit personen die al vóór 1 januari 2012 gerechtigde

T1 T2 T3 T4

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0

19,6% 19,9% 17,9% 19,8% 37,4% 20,9% 19,7% 18,7% 22,2% 29,7% 18,0% 17,1% 17,7% 19,5% 25,2% 22,2% 21,3% 21,9% 25,0% 28,0%

2011 2012 2013 2014 2015

8

ren, maar bij wie het recht met minstens 1 maand is verlengd door bijvoorbeeld een periode van tewerk-stelling of opleiding in 2012, 2013 of 2014, maar ook uit personen die in de loop van 2012 werden toege-laten tot het recht op inschakelingsuitkeringen.

Door die verschillende achtergrond wijkt het profiel van de eerste groep enigszins af van dat van de tweede groep. De groep bij wie het recht vervallen is in januari 2015 telt in vergelijking met de groep bij wie dit in februari-december 2015 is gebeurd aanzienlijk meer vrouwen (64,2% tegenover 55,2%), 30-plussers (72,6% tegenover 47,4%) en gezinshoofden en alleen-wonenden (44,6% tegenover 28,4%).

Tabel 8.1.II

Aantal gerechtigden op inschakelingsuitkeringen bij wie het recht is vervallen als gevolg van de beperking in de tijd1

Januari 2015 Februari-december 2015 2015

Totaal aantal 16 854 12 301 29 155

De groep bij wie het recht in januari 2015 verviel, vertoont ook aanzienlijke verschillen op het vlak van uitstroom. Tabel 8.1.III geeft de resultaten weer van een opvolging gedurende 6 maanden van de perso-nen bij wie het recht verviel in de periode januari-maart 2015.

1 Voor de maanden januari – november 2015 gaat het om herberekende cijfers, die rekening houden met achterstal-lige betalingen, waardoor de uitstroom nauwkeuriger kan bepaald worden. Voor de periode januari tot en met no-vember 2015 worden zo 28 407 personen geteld die uitge-stroomd zijn omdat het recht op inschakelingsuitkeringen is vervallen. Voor december 2015 gaat het om voorlopige cijfers, die dus nog kunnen evolueren in functie van ach-terstallige betalingen en van de reglementaire termijnen inzake mededelingen van bepaalde gebeurtenissen die een invloed hebben op het recht. In december 2015 worden zo 748 personen geteld voor wie het recht op inschakelings-uitkeringen is vervallen. Die cijfers zijn gebaseerd op het aantal personen die in november 2015 nog een inschake-lingsuitkering genoten, maar niet meer in december 2015, en voor wie het recht op inschakelingsuitkering vervalt in de periode van 2 november tot en met 31 december 2015.

Een deel van deze uitstroom uit de werkloosheid is echter niet toe te schrijven aan de vervaldatum van het recht op inschakelingsuitkeringen, maar aan een andere reden, in het bijzonder de uitstroom naar werk. Een klein deel van de uitstromers wordt bovendien in de periode na de uitstroom alsnog geregistreerd als volledig werkloze omdat a posteri-ori een verlenging of een vrijstelling werd toegekend of omdat de gezinssituatie van de uitkeringsgerechtigde wij-zigde (bijvoorbeeld van samenwonend naar gezinshoofd).

2,8% van de uitstromers van januari tot en met maart

Socio-economische positie binnen de 6 maanden na het einde van het recht op inschakelingsuitkeringen als ge-volg van de beperking in de tijd

In de loop van de

6 maanden volgend op In de 6de maand volgend het einde van het recht1 op het einde van het recht

Einde van het recht op Aan het Aan het Gepensioneerd/ Ingeschreven Niet inschakelingsuitkeringen in werk werk Ziek Overleden als werkzoekende teruggevonden

Januari 2015 18,5% 13,2% 4,7% 0,2% 36,3% 45,6%

Februari-maart 2015 50,5% 34,6% 3,7% 0,0% 33,2% 28,4%

1 Minstens 1 actief bericht teruggevonden in de loop van de op-gevolgde periode, ongeacht of het bericht nog actief is tijdens de 6de maand na de uitstroom

Het uitstroompercentage naar werk is aanzienlijk groter bij de personen bij wie het recht verviel in februari-maart 2015 dan bij de personen bij wie dat in januari 2015 gebeurde. Van de personen bij wie het recht verviel in januari 2015 is 18,5% binnen de 6 maanden doorgestroomd naar werk; 13,2% is ook in de 6de maand volgend op het einde van het recht nog aan het werk. Bij de personen bij wie het recht verviel in de periode februari-maart 2015 is dat res-pectievelijk 50,5% en 34,6%.

Opvallend is ook dat in de eerste groep het aandeel personen dat in de 6de maand volgend op het einde van het recht niet werd teruggevonden in de be-schikbare gegevensbestanden merkelijk groter is dan in de tweede groep. Over de personen die niet werden teruggevonden kunnen we vermoeden dat ze de arbeidsmarkt hebben verlaten. Ze hebben ook geen recht op of doen geen beroep op andere sociale zekerheidsuitkeringen, zoals een ziekte-uitkering, noch in principe op een leefloon, waardoor ze aan-gewezen zijn op andere inkomstenbronnen.

De lagere uitstroomkansen naar werk in de eerste groep kunnen deels toegeschreven worden aan de verschillen die bestaan op het vlak van werkloos-heidsduur. Tabel 8.1.IV toont aan dat 44,1% van de personen bij wie het recht verviel in januari 2015 minstens 3 120 dagen vergoed geweest zijn in het stelsel van inschakelingsuitkeringen tijdens de afge-lopen 16 jaar, wat het equivalent is van minstens 10 jaar. Bij de personen bij wie het recht verviel in februari-maart 2015 is dat 25,3%.

8

Tabel 8.1.IV

Profiel volgens het aantal vergoede dagen in het stelsel van inschakelingsuitkeringen sinds 1 januari 2000

Aantal vergoede dagen sinds 1 januari 2000

Einde van het recht op 936- 1 560- 3 120 dagen

inschakelingsuitkeringen in < 936 dagen 1 559 dagen 3 119 dagen en meer

Januari 2015 9,5% 16,7% 29,7% 44,1%

Februari-maart 2015 16,8% 27,9% 30,0% 25,3%

Het gros (96,3%) van de eerste groep verloor het recht op inschakelingsuitkeringen exact 3 jaar nadat de basisperiode van 3 jaar was ingegaan, op 1 januari 2015. Bij hen werd het basisrecht dus niet verlengd door een periode van werk of opleiding. De groep bestaat bijgevolg vooral uit personen die al zeer lang werkloos zijn en ook geen recent arbeids- of opleidingsverleden hebben. Dat betekent dat ze, zeker op korte termijn, zeer moeilijk in te schakelen zijn op de arbeidsmarkt.

In document 2 15 (pagina 190-194)