• No results found

4. Empirisch onderzoek I: enquête

4.1 toelichting onderzoeksmethode: enquêtes

De enquête is gehouden onder 3e-jaars bachelorstudenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van

de UvA. In de eerste plaats was deze groep respondenten eenvoudig te benaderen en was de bereidheid om mee te werken hoog. In de tweede plaats vertoont deze doelgroep een redelijke consistentie wat betreft leeftijd en kennisniveau. Dat betekent dat geconstateerde verschillen in de beantwoording met meer zekerheid terug te voeren zijn op de dreiging van aansprakelijkheid en minder worden beïnvloed door toevallige verschillen in bijvoorbeeld leeftijd of opleidingsniveau238.

Opzet van de enquête - De casus, die aan de respondenten is voorgelegd, haakt aan bij het dramatische

Monstertruck-incident dat zich op 28 september 2014 in Haaksbergen voltrok239. Zo konden de

studenten zich makkelijker in de rol van een gemeentelijke toezichthouder inleven. De casus betreft een race met tractoren op een dorpsplein, waaraan duidelijke veiligheidsrisico’s verbonden zijn.

Respondenten is gevraagd om invulling te geven aan verschillende soorten toezichtsmaatregelen. Bij het formuleren van de toezichtsmaatregelen is rekening gehouden met twee typische verschillen tussen toezichtsmaatregelen:

- Inzet van de toezichthouder zelf versus het stellen van eisen aan de organisatoren. Dit onderscheid is gebaseerd op de veronderstelling dat toezichthoudersaansprakelijkheid zowel een directe

preventieve werking als een indirecte preventieve werking heeft. Voor het gemak wordt hier gesproken van eigen maatregelen en opgelegde maatregelen.

- Maatregelen die bijdragen aan de reductie van het veiligheidsrisico versus maatregelen die geen risicoreductie teweeg brengen, maar de toezichthouder wel kunnen helpen om zich te verweren in een eventuele aansprakelijkheidsprocedure. Dit onderscheid is gebaseerd op de veronderstelling dat toezichthoudersaansprakelijkheid niet alleen kan aanzetten tot meer zorgvuldigheid, maar ook tot meer indekgedrag. Hierna wordt gesproken van effectieve maatregelen en placebo-maatregelen.

237 Ook omdat daarmee een beter inzicht verkregen kan worden hoe het feitelijke handelen van toezichthouders zich verhoudt tot de verwachtingen die zij daar zelf over uitspreken.

238 Als een enquête onder passanten op straat afgenomen wordt, moet altijd gecontroleerd worden of de A versie van de enquête niet toevallig door veel meer hoogopgeleide of oudere mensen zijn ingevuld van de B versie van de enquête en moet op dat punt een voorbehoud gemaakt worden. Dus in dit geval is niet gezegd dat leeftijd of opleiding niet van invloed kunnen zijn op de perceptie van aansprakelijkheid, maar wel dat als we in dit geval verschillen waarnemen dat die met meer waarschijnlijkheid aan de manipulatie van de onafhankelijke variabele toegewezen kan worden omdat sprake is van een homogene doelgroep.

239 Monster truck ongeval Haaksbergen, Tussen vergewissen en vergunnen, Rapport Onderzoeksraad voor de Veiligheid, mei 2015, te raadplegen via: http://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/2066/monster-truck-ongeval-haaksbergen/publicatie#fasen.

Op basis van de typische verschillen, zoals hiervoor besproken, zijn vier toezichtsmaatregelen geformuleerd, die de respondenten als toezichthouder kunnen inzetten om het evenement in goede banen te leiden:

1. beperken van het aantal bezoekers (opgelegd en effectief);

2. inzetten van ordehandhavers door de gemeente (eigen en effectief); 3. plaatsen van camera’s door de gemeente (eigen placebo);

4. plaatsen van camera’s door de organisatoren (opgelegd placebo).

Per maatregel is gevraagd om naar eigen inzicht een numerieke waarde in te vullen tussen 0 en een opgegeven maximum. Uit de casus kan geen optimale waarde worden afgeleid. Deze afwijking van de gangbare Likertschaal maakte het mogelijk om ook subtiele verschillen inzichtelijk te maken en deelnemers niet het gevoel te geven dat de neutrale middenwaarde een veilig antwoord oplevert. Om ook inzicht te krijgen in achtergrond van de toezichtsmaatregelen is in een aantal vervolgvragen gesteld over de motivatie van de gekozen waarden bij de vier toezichtsmaatregelen. Daarbij konden respondenten op basis van een 7-punts Likertschaal aangeven in welke mate de opgegeven waarden gemotiveerd waren door rechtvaardigheid, redelijkheid, economische overwegingen en de mogelijke aansprakelijkheid. Deze motivaties sluiten elkaar niet uit240, maar geven slechts aan waar het

zwaartepunt van de overwegingen van de respondenten liggen.

Van de casus zijn twee versies uitgewerkt waarbij het volgende onderscheid241 is aangebracht:

A. Een grote kans op aansprakelijkheid voor de toezichthouder, omdat dit al aan de orde is als de toezichttaken onzorgvuldig zijn ingevuld.

B. Een beperkte kans op aansprakelijkheid voor de toezichthouder, omdat dit pas aan de orde is als de toezichttaken met aan opzet grenzende roekeloosheid zijn ingevuld.

In bijlage 2 zijn deze twee versies van de casus opgenomen. In totaal namen 140 respondenten deel aan de enquête, daarvan vulden 68 de A-versie van de casus en 72 de B-versie van de casus in242. De

ingevulde enquêtes zijn verwerkt in Excel om vervolgens een beknopte statistische analyse uit te voeren. Daarbij is in eerste instantie op basis van een T-toets gezocht naar significante verschillen tussen de groep studenten die de A-versie van de enquête hebben beantwoord en de groep studenten die de B- versie van de enquête hebben beantwoord. Vervolgens is op basis van een correlatieanalyse gekeken naar de samenhang tussen de ingevulde waardes voor de toezichtsmaatregelen en de motivaties. In bijlage 3 zijn de overzichtstabellen van deze analyses opgenomen.

Kantekeningen bij de opzet - Bij deze opzet passen op voorhand enkele kritische kanttekeningen. In de

eerste plaats is de studenten gevraagd om een oordeel te geven over een situatie die buiten de eigen belevingssfeer valt. Zij werden gevraagd zich te verplaatsen in de rol van een lokale

handhavingsambtenaar. Met recht kan in twijfel getrokken worden of de antwoorden van studenten representatief zijn voor het veld van toezichthouders. Daarentegen heeft deze doelgroep wel ervaring met het beoordelen van dit soort casus waarin aansprakelijkheid een rol speelt. Bovendien is ervoor gekozen om de enquête plaats te laten vinden in het kader van het vak ‘recht en menselijk gedrag’, waar de studenten kennis namen van verschillende theorieën die verband houden met handhaving en

toezicht, zodat zij in ieder geval in enige mate bekend zijn met dit veld.

240 Een respondent die rekening houdt met aansprakelijkheid kan daarbij bijvoorbeeld ook economische motieven hebben. 241 Ook wel aangeduid als manipulatie.

242 Er bestaat geen gouden standaard voor wat betreft het aantal proefpersonen, zie: Van Boom, W., P. Desmet en C. Reinders, Privaatrecht in het laboratorium, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag 2015, p. 27.

In de tweede plaats was de casus tamelijk complex en werd van studenten gevraagd deze nauwgezet door te nemen. Om de begrijpelijkheid van de casus te testen is eerst een proefversie van de casus aan 20 studenten voorgelegd. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan is de formulering van de casus en de vragen op enkele punten aangepast. Verder is ervoor gekozen om de enquêtes af te nemen tijdens het werkgroeponderwijs van de studenten, zodat de mogelijkheid bestond om vragen te stellen. Uit de reacties is gebleken dat er weinig onduidelijkheden waren. Studenten waren eerder nieuwsgierig naar de achtergrond van het onderzoek en de mogelijke uitkomsten. Bovendien is in de enquête een vijftal controlevragen opgenomen om na te gaan of studenten de kernelementen, die nadrukkelijk in de casus gesteld waren, wel herkend hadden.