• No results found

4. Empirisch onderzoek I: enquête

4.2 invloed op verschillende toezichtmaatregelen

Dit deel van het onderzoek is gebaseerd op de hypothese dat de groep studenten die een casus kreeg voorgelegd, waarin sprake is van een grote dreiging van aansprakelijkheid, significant hogere waarden kiezen voor de vier toezichtsmaatregelen dan de groep studenten die dezelfde casus kreeg voorgelegd, maar met een beperkte dreiging van aansprakelijkheid. De hypothese is dus dat een hogere kans op aansprakelijkheid gepaard gaat met:

1. verder beperken van het aantal bezoekers (opgelegd en effectief); 2. inzet van meer ordehandhavers door de gemeente (eigen en effectief); 3. plaatsen van meer camera’s door de gemeente (eigen placebo);

4. plaatsen van meer camera’s door de organisatoren (opgelegd placebo).

Invloed op opgelegde effectieve maatregelen - In de eerste plaats hebben de respondenten voor het

aantal toeschouwers een waarde tussen 0 en 10.000 ingevuld. In de casus is aangegeven dat vanaf ca. 8.000 toeschouwers het risico op een ongeluk afneemt en dat die kans bij ca. 2.000 toeschouwers marginaal is. Daarbij kregen de respondenten de opdracht om ook het verlies aan inkomsten voor de lokale economie mee te wegen. De respondenten die een grote kans liepen om als toezichthouder aansprakelijk gesteld te worden, kozen gemiddeld voor 6.883 toeschouwers, terwijl de respondenten, die een beperkte kans liepen om als toezichthouder aansprakelijk gesteld te worden, gemiddeld voor 6.879 toeschouwers kozen. Op het eerste gezicht lijken deze waarden vrijwel gelijk te liggen. De statistische analyse laat ook zien dat er geen significant verschil is tussen deze gemiddelden. De hypothese dat bij een hogere kans op aansprakelijkheid het aantal bezoekers verder beperkt wordt, moet derhalve verworpen worden. Hieruit volgt mijns inziens dat de dreiging van aansprakelijkheid de toezichthouder niet aanzet tot het opleggen van meer effectieve maatregelen aan de primaire laedens.

Invloed op eigen effectieve maatregelen - In de tweede plaats hebben de respondenten voor het aantal

ordehandhavers een waarde tussen 0 en 300 ingevuld. In de casus is aangegeven dat vanaf ca. 50

ordehandhavers het risico op een ongeluk afneemt en dat die kans bij ca. 150 ordehandhavers marginaal is. Daarbij kregen de respondenten de opdracht om ook de substantiële kosten van die inzet door de gemeente mee te wegen. De respondenten die een grote kans liepen om als toezichthouder

aansprakelijk gesteld te worden, kozen gemiddeld voor 162 ordehandhavers, terwijl de respondenten die een beperkte kans liepen om als toezichthouder aansprakelijk gesteld te worden gemiddeld voor 151 ordehandhavers kozen. Op het eerste gezicht lijkt er een klein verschil te zijn tussen deze waarden. De statistische analyse toont echter aan dat, gezien de spreiding van de antwoorden, niet gesproken kan worden van een significant verschil tussen deze gemiddelden. De hypothese dat een hogere kans op aansprakelijkheid gepaard gaat met inzet van meer ordehandhavers door de gemeente moet derhalve verworpen worden. Hieruit volgt mijns inziens dat de dreiging van aansprakelijkheid de toezichthouder niet aanzet tot het nemen van meer effectieve maatregelen door de toezichthouder zelf.

Invloed op placebo-maatregelen - Tot slot hebben de respondenten, zowel voor het aantal camera’s van

de gemeente als voor het aantal camera’s van de organisatie, elk een waarde tussen 0 en 15 ingevuld. In de casus is aangegeven dat deze maatregel niet bijdraagt aan de veiligheid, maar wel doorslaggevend bewijsmateriaal kan opleveren. De kans dat deze maatregel bruikbaar bewijsmateriaal oplevert is bij 1 camera zeer beperkt en bij 10 camera’s juist zeer groot. Daarbij moesten de respondenten ook de kosten van de camera’s voor respectievelijk de gemeente en de organisatoren meewegen. De respondenten die een grote kans liepen om als toezichthouder aansprakelijk gesteld te worden, kozen gemiddeld voor 4,01 camera’s van de gemeente en 7,08 camera’s van de organisatoren. Respondenten die een beperkte kans liepen om als toezichthouder aansprakelijk gesteld te worden, kozen gemiddeld voor 3,97 camera’s van de gemeente en 6,78 camera’s van de organisatoren. Op het eerste gezicht lijkt er een beperkt verschil te zijn tussen deze waarden. De statistische analyse toont dat, gezien de spreiding van de antwoorden, er niet gesproken kan worden van een significant verschil tussen deze gemiddelden. De hypothesen dat een hogere kans op aansprakelijkheid gepaard gaat met het plaatsen van meer camera’s door de gemeente of de organisatoren moeten derhalve verworpen worden. Hieruit volgt mijns inziens dat de dreiging van aansprakelijkheid de toezichthouder niet aanzet tot het zelf nemen of opleggen van meer placebo-maatregelen.

Opvallend is dat, ongeacht de kans op aansprakelijkheid, het aantal camera’s dat op kosten van de gemeente opgehangen wordt significant lager is dan het aantal dat de organisatoren voor eigen rekening moet ophangen. Schijnbaar vinden de toezichthouders dat de primaire laedens eerder mag opdraaien voor de kosten van maatregelen, die niet leiden tot een reductie van het veiligheidsrisico, maar de toezichthouder wel helpen om zich in te dekken tegen mogelijke schadeclaims.

In de onderstaande grafiek zijn de uitkomsten samengevat. Daarbij zijn de opgegeven waarden vertaald naar percentages, zodat deze binnen dezelfde schaalverdeling gepresenteerd kunnen worden:

fig. 1. gemiddelde waarden toezichtmaatregelen (in % t.o.v. maximum maatregel)

Op basis van de controlevragen konden respondenten getraceerd worden die mogelijk de casus niet goed geïnterpreteerd hadden. Wanneer die antwoorden in de statistische analyse buiten beschouwing gelaten worden, veranderen de statistische waarden marginaal en leidt dit ten aanzien van de

hypothesen tot dezelfde conclusies.

Samenvattend - De conclusie uit bovenstaande waarnemingen is betrekkelijk eenvoudig. De dreiging van

aansprakelijkheid lijkt binnen de context van een hypothetische toezichtcasus geen enkele invloed te hebben op de genomen toezichtsmaatregelen, noch waar het gaat om eigen of opgelegde effectieve

maatregelen, noch waar het gaat om eigen of opgelegde placebo-maatregelen243. Van aansprakelijkheid

gaat in deze casus geen prikkel of preventieve werking uit. Opvallend is bovendien dat waar de kritiek ten aanzien van de preventieve werking in de discussie vooral gaat over het doorschieten van toezicht of onbedoelde neveneffecten, deze enquête vooral laat zien dat de prikkel van aansprakelijkheid de respondenten helemaal niet in beweging brengt. Tot slot valt op dat respondenten vooral de primaire laedens laten opdraaien voor maatregelen, die niet leiden tot een reductie van het veiligheidsrisico, maar de toezichthouder wel helpen om zich in te dekken tegen mogelijke schadeclaims. De spreiding van de antwoorden is zodanig, dat herhaling van deze enquête waarschijnlijk tot vergelijkbare uitkomsten zal leiden.