• No results found

Toegankelijkheid van informatie

Fase 4: sampling en rekrutering van kandidaat-deelnemers

2. Toegankelijkheid van informatie

Toegang tot informatie vormt een essentiële component in het bereiken van integrale toegankelijkheid. Dit bleek ook uit de gesprekken in de focusgroepen.

2.1. Informeren

Voor personen met een beperking is informatie op voorhand dikwijls heel belangrijk.

Rolstoelgebruikers moeten bijvoorbeeld weten of ze ergens al dan niet binnen kunnen, slechthorende personen moeten weten of er ringleiding aanwezig is, personen met een verstandelijke handicap moeten weten hoe er te geraken. Het zijn maar enkele voorbeelden van hoe informatie op voorhand een verschil kan maken om de activiteit al dan niet bij te wonen. Het is dus belangrijk op voorhand duidelijk te communiceren over deze verschillende vormen van toegankelijkheid. Uit verschillende getuigenissen blijkt echter dat dit nu nog te weinig gebeurt.

“Een probleem dat wij ondervinden ja dat als ge ergens naartoe gaat: Kunt ge er geraken met de rolstoel? En is er een aangepast toilet? Want ja als het wat langer duurt. (…) Maar dat is natuurlijk het probleem hé. Ik zeg het we willen ergens naartoe, het één of andere evenement, maar er staat nergens niet aangeduid waar kunt ge hier terecht of... Op voorhand, dat zou… Ter plaatste kunt ge dat misschien wel ergens vinden, maar als ge al moet gaan zoeken ter plaatse. Op voorhand misschien ergens, ja iets meer uitleg wordt gegeven: mensen met een rolstoel kunnen daar terecht of daar of die plaatsen zijn voorzien” (partner van een persoon met MS)

Bovendien moet volgens de deelnemers aan de focusgroepen de begrijpbaarheid van de boodschap gegarandeerd worden. Dit door bijvoorbeeld gebruik te maken van pictogrammen. Pictogrammen kunnen boodschappen vereenvoudigen en voor iedereen verstaanbaar maken. Hierbij werd erop gewezen dat deze ingrepen voor zowel personen met een verstandelijke handicap als voor andere personen de toegankelijkheid van informatie verhogen. Dat betekent volgens de deelnemers echter tegelijk dat pictogrammen een duidelijke betekenis moeten hebben en niet voor meervoudige interpretatie vatbaar mogen zijn. In dit verband werd voor wat Vlaanderen betreft verwezen naar de TOEVLA-richtlijnen, die beschikbaar zijn op een website en ingedeeld in functie van de specifieke noden van personen met een handicap. Enkele deelnemers merkten wel op dat niet alle

gebouwen en evenementen zijn opgenomen op deze website. Zij suggereerden dat het daarom noodzakelijk is om organisatoren van allerhande evenementen en activiteiten aan te moedigen dergelijke informatie beschikbaar te stellen.

“Ik zeg het bijvoorbeeld, ja, bijvoorbeeld in hotels daar staan pictogrammen. Maar er staat één klein pictogrammeke persoon in een rolstoel. Dus daar staat niet de kamers zijn toegankelijk,… Er is airco er is... dat staat er allemaal in. Maar naar gehandicapten toe is er zo één klein pictogrammeke…” (partner van een persoon met MS)

Voorts bleek uit de gesprekken ook het belang van duidelijke informatie en communicatie op de locatie van een evenement zelf, dit zowel binnen als buiten gebouwen. Vooral de plaatsing van pictogrammen werd als belangrijk omschreven. Tijdens de focusgroepen kwamen veel voorbeelden naar voor waaruit bleek dat het dikwijls zoeken was naar de boodschap. Bovendien is het niet voldoende om enkel intern voor duidelijk verstaanbare boodschappen te zorgen. Ook buiten de eigen muren kan duidelijke informatie helpen bij de toegankelijkheid van de locatie.

“Bijvoorbeeld, ik ben met de trein gekomen vanuit Hasselt en ik wist op voorhand waar het gebouw hier zich bevond en ik heb neig mijn best moeten doen om hier te geraken.

Want de trappen oprijden met mijn scooter, dat ging niet. Ik heb dan heel veel moeten zoeken waar de lift zich bevond. Want bijvoorbeeld de lift is in het gebouw van de KBC en dat is een heel klein plaatje om de lift aan te wijzen en bijvoorbeeld de letters is helemaal niet duidelijk of opvallend. En bijvoorbeeld ik heb de lift toch gevonden en toen wist ik het nog niet, want het knopje van de lift staat helemaal achterin”

(rolstoelgebruiker)

De deelnemers stonden ook stil bij alternatieve vormen van communicatie. Ze vertrokken hiervoor vanuit de diversiteit binnen de groep van personen met een handicap. Als voorbeeld werd aangehaald dat voor blinde en dove personen informatie op verschillende manieren toegankelijk gemaakt moet worden. Een blinde persoon zal pictogrammen niet zien en heeft er dus niet veel aan. Deelnemers benadrukten het nut van pictogrammen of cijfers vertaald naar braille, bijvoorbeeld voor het bedieningspaneel van een lift. Enkele deelnemers waarschuwden dat de veralgemening van braille niet altijd een goede oplossing is, omdat niet alle blinde personen braille kunnen lezen en omdat het niet steeds vanzelfsprekend is de informatie in braille terug te vinden in een gebouw. Daarom werd benadrukt dat blinde personen evengoed auditieve ondersteuning nodig hebben, zowel voor het vinden van de locatie (door bijvoorbeeld rateltikkers) als het zich oriënteren ter plaatse.

“Wat dat ik ook zo bizar vind, ik denk dat in het gebouw van de Vlaamse Overheid, ik denk het Boudewijngebouw in Brussel, daar liggen binnen bobbels aan de trappen om aan te geven dat je een trap hebt, prima, schitterend. Maar dan hebt ge wel een lift waar ge buiten op een knop moet duwen, zonder braille of iets en dan gaat er een lichtje gaan branden welke lift dat er naar uw verdiep gaat. Prima! Prima gedaan!”

(deelnemer met een visuele handicap)

Voor dove personen geldt volgens de deelnemers dan weer dat er veel meer visualisatie nodig is. Dit kan enerzijds opgevangen worden door bijvoorbeeld vereenvoudigde pictogrammen, maar dat volstaat niet altijd overal. Ook het werken met lichtflitsen en elektronische beeldschermen biedt volgens de deelnemers oplossingen.

In de focusgroepen werd erop gewezen dat deze problematiek zich niet enkel stelt voor vrijetijdsactiviteiten, maar ook voor dagdagelijkse activiteiten, zoals naar de winkel gaan of

zelfs de weg vragen. Ook hier kunnen volgens de deelnemers personen met zichtbare handicaps over het algemeen op meer begrip en steun rekenen dan personen met minder zichtbare handicaps.

“Ik betaal en ik ontvang dingen en da’s allemaal geen probleem. Maar het voordeel is, ja die mensen die achter de kassa zitten, ja die wonen ook allemaal in Oostakker dus die kennen ons hé. (…) Natuurlijk, ik gebruik altijd mijn witte stok. Dat is zeer visueel, ze zien het” (persoon met een visuele handicap)

“Maar je zit dan ook nog, je zit in een rolstoel, zet iemand in een rolstoel en dat is zichtbaar, die mensen hebben zichtbaar iets. Dan heb je mensen, daar zie je het niet aan, maar die zijn ook even hard gehandicapt. En dan zeggen ze ‘moet je die daar zien’

(…) en dan loop je rond met een serieuze beperking. Als ze het niet zien, dan zijn ze kei hard voor je” (ouder van een kind met een handicap)

Tegelijk waarschuwden enkele deelnemers dat personen met een handicap ook niet betutteld willen worden. Waar personen met een minder zichtbare handicap dikwijls op onbegrip stoten, botsen personen met een zichtbare handicap blijkbaar vaker op ‘te behulpzaam gedrag’.

“Persoonlijk vind ik mensen wel vrij vriendelijk. Het gaat... Ik denk dat het, voor mij gaat het soms, het gaat dikwijls om de perceptie, hoe kijk je naar een persoon. Maar op zich zijn mensen wel behulpzaam. Alleen zijn ze soms enorm gereserveerd, dan bekijken ze u als een mongool (lacht). Allé nu niet… Bijvoorbeeld als ik naar hier kwam, er was een madam, die moet hier ook zijn en ‘gaat het jongen?’” (rolstoelgebruiker)

Maatschappelijke sensibilisering van bovenuit is volgens de deelnemers één manier om hier weerwoord aan te bieden, maar ook personen met een handicap zelf spelen een rol in dit verhaal. Door zelf aan te geven aan omstaanders wat het probleem net is en hoe ze hierin geholpen kunnen worden, worden die omstaanders ook voor een deel gesensibiliseerd. Een nuancering die hierbij werd gemaakt is dat het niet voor alle personen met een beperking even vanzelfsprekend is om open te zijn over hun handicap. Enkele deelnemers stelden dat dit zeker het geval is voor personen met een verworven beperking en dat het daarom belangrijk is dat personen met een handicap bijgestaan worden in het leren opkomen voor zichzelf.

“Dus mensen die revalidatie volgen die worden allé ja wel klaargemaakt om ermee naar buiten te komen eigenlijk. Ik heb twee jaar revalidatie gehad. Vroeger was dat onbeperkt, maar nu staat daar een grens op wat soms wel jammer is. En die mensen worden daar ook wel in begeleid om daarmee naar buiten te komen, maar de stap is soms wel heel groot” (slechthorende deelnemer)

2.2. Op de hoogte blijven

Informatie en communicatie zijn natuurlijk niet altijd verbonden aan activiteiten. Mensen communiceren en informeren zichzelf voortdurend. Mensen willen immers op de hoogte blijven van hetgeen er rondom hen gebeurt. Uit de focusgroepen blijkt dat ook dit moeilijkheden oplevert voor personen met een handicap, in het bijzonder voor dove en blinde personen en voor personen met een verstandelijke handicap.

Zo werd gesteld dat voor een deel van de dove personen lezen een hele uitdaging is, omdat ze de klanken en de woorden niet gewoon zijn. Ingewikkelde teksten zijn niet altijd aan hen besteed, wat volgens de deelnemers ook geldt voor personen met een verstandelijke

beperking. Zij suggereerden daarom dat belangrijke teksten worden aangeboden in een zogenaamde ‘easy-to-read’ versie, zodat zowel dove personen als personen met een verstandelijke handicap op de hoogte kunnen blijven van bijvoorbeeld het nieuws. Tijdens de focusgroepen werd niettemin onderstreept dat de grootste uitdaging voor dove personen ligt in de dagdagelijkse communicatie. Wanneer zij geen tolk bij zich hebben, kunnen zij allerhande conversaties niet volgen. De deelnemers stelden dat dit in het bijzonder problematisch is bij communicatie waar ze een rechtstreeks en onmiddellijk belang bij hebben, zoals doktersadvies en juridische kwesties. In dergelijke situaties hebben de dove deelnemers aan de focusgroepen het gevoel dat er vaak om hen heen gecommuniceerd wordt en dat zij slechts een figurant zijn, terwijl het eigenlijk over hun belangen gaat. Zij benadrukten dat de tolk-uren die een dove persoon jaarlijks ter beschikking krijgt niet volstaan voor al die dagelijkse aspecten waarbij het belangrijk is te kunnen communiceren met horende personen.

De blinde deelnemers aan de focusgroepen stelden dat geschreven informatie voor blinde personen digitaal beschikbaar moet zijn en ingelezen moet kunnen worden door de spraaksoftware waarvan zij gebruik maken. Nieuwe technologieën bieden hier heel wat oplossingen, maar de deelnemers ervaren dat nog heel veel bestanden niet of niet tijdig digitaal voorzien worden.

“Maar je hebt ook andere problemen die ik, vind ik persoonlijk, niet toelaatbaar zijn.

Bijvoorbeeld Het Staatsblad. Dat is, of tenminste delen ervan zijn compleet ontoegankelijk. En waarom? Omdat ze die informatie in PDF’s gieten die als foto worden opgeslagen en dan nog eens beveiligd zijn. Dus ge kunt ze zelfs niet ocr-en…”

(deelnemer met een visuele beperking)

2.3. Moderne communicatietechnologie – zegen en vloek

Onze huidige maatschappij wordt gekenmerkt door een digitale revolutie. Talloze nieuwe technologieën en communicatievormen worden ontwikkeld. De deelnemers aan de focusgroepen waren het erover eens dat deze revolutie een hele verrijking kan zijn in het leven van personen met een handicap.

“De digitalisering is zeker niet iets om bang van te zijn. Er zijn voor de meeste handicaps goede hulpmiddelen om toch computers en tablets en al dan niet hardware of software, om die toch te gebruiken. Dus ik ben zeker niet tegen de digitalisering”

(deelnemer met een visuele handicap)

Maar hierbij werd de kanttekening gemaakt dat onaangepaste nieuwe technologieën net voor nog meer belemmeringen kunnen zorgen.

“Ik denk dat de digitale wereld op zich echt wel een verrijking is. Alleen ziet ge nu ook in een digitale wereld dat er vaak dingen zijn die gewoon niet voldoen aan toegankelijkheidseisen” (rolstoelgebruiker)

De nieuwe technologieën blijven een noodzakelijke voorwaarde om de toegang tot informatie te vergemakkelijken. Volgens bepaalde deelnemers worden bestaande technologische innovaties echter niet gebruikt door een gebrek aan geld of wil van de kant van openbare besturen of van andere personen.

Zo stellen bepaalde deelnemers dat internetsites niet systematisch toegankelijk zijn voor slechtziende personen, meer bepaald door het niet respecteren van bepaalde zeer precieze

criteria zoals het gebruik van kleuren of het over elkaar plaatsen van kolommen bij het zoomen op de weergegeven pagina. Het gaat ook om lettertypes die minder leesbaar zijn dan andere, onder andere ‘Script’ (bootst een handgeschreven schrift na). Bepaalde delen van websites zijn niet compatibel met de software voor braille, zoals uitklapbare menu’s (waar men het menu met de muis moet aanwijzen om de verschillende opties van het menu te zien verschijnen). Om deze reden willen de meeste betrokken deelnemers onderaan de pagina een overzicht van de structuur van de website.

“Ja dus je hebt het framework, het technische systeem en je hebt de inhoud die erin gezet wordt. (…) En oké, dan hebt ge natuurlijk nog uw content, waar dat ge... Als er een foto staat op 1 pagina en die is niet beschreven, dat is minder erg dan wanneer dat ge uw uitklapmenu alleen met de muis kunt gebruiken en niet met een toetsenbord. Dus het framework is wel heel belangrijk en er zijn inderdaad ook nog de afwerking, de content, daar kan het inderdaad ook nog fout gaan.”

Uit de focusgroepen bleek dat sensibilisering van bijvoorbeeld webontwikkelaars bijzonder belangrijk is. Daarnaast wezen enkele deelnemers erop dat mensen die een website laten maken, zelf ook kunnen controleren of deze al dan niet toegankelijk is. De deelnemers klaagden aan dat sommige personen denken dat hun website toegankelijk is, omdat de informatici dat gegarandeerd hebben, en dan verbaasd zijn wanneer dit toch niet zo blijkt te zijn. De deelnemers stellen dat mensen geïnformeerd moeten worden over eenvoudige manieren om zelf te controleren of een webpagina daadwerkelijk toegankelijk is, bijvoorbeeld via de pijltjestoetsen of de muis van de computer.

Andere verbeteringen worden vermeld, onder andere smartphones die aangepast zijn aan slechtzienden doordat ze uitgerust zijn met spraakbesturing. Telefonische inlichtingendiensten zijn ook behulpzaam. Zo bijvoorbeeld voor het openbaar vervoer, waar de inlichtingendiensten nu betalend zijn. Er bestaat ook een gesproken GPS om slechtziende personen te helpen. Verder staan nieuwigheden zoals ‘Google Street View’ toe dat slechtziende personen een eerste keer virtueel de weg kunnen afleggen. Op die manier kunnen ze herkenningspunten memoriseren om hun traject te vergemakkelijken. Bepaalde software wordt ook gebruikt door bepaalde scholen en bepaalde gezinnen die hiervoor een financiële tegemoetkoming krijgen. Deze software staat bijvoorbeeld autistische kinderen toe om met pictogrammen te communiceren.

Steeds meer informatie wordt via het internet verspreid. Bepaalde deelnemers merken op dat sommige personen met een verstandelijke handicap echter liever de post gebruiken dan e-mails, omdat het voor hen moeilijk is om hun mailbox te openen. Hun bewindvoerder blijft hen echter via e-mail contacteren. De toegang tot de informatie wordt dus bemoeilijkt omdat ze gebruik moeten maken van een tussenpersoon om de e-mails van hun zaakwaarnemer te lezen, terwijl ze deze informatie soms liever vertrouwelijk houden.

Meer bepaald wat betreft slechthorende personen, legt een deelnemer uit dat ze recht heeft op een veertigtal tolk-uren. Een andere deelnemer voegt daaraan toe dat dit hun enige communicatiemiddel is. Dit stelt niet eens één uur per week voor. Dit gebrek aan tolk-uren stelt ook een probleem voor de toegankelijkheid van het schoolgebeuren.

“[…] le gros problème c’est le nombre d’heures durant lesquelles on peut avoir accès à un interprète en langue des signes ou à un aidant à la communication. […] Mais, vous imaginez pour une personne sourde et aveugle, le seul moyen d’entrer en contact, c’est d’avoir une personne intermédiaire et elle a droit à 45 heures. C’est même pas 1 heure par semaine. Et donc, le restant du temps, cette personne-là peut se retrouver totalement couper du monde” (slechtziende deelnemer)

Volgens de deelnemers kan een gebrek aan communicatie een rem zijn tot de toegang tot de omgeving. Zelfs wanneer technologische innovaties ter beschikking gesteld worden van een persoon met een handicap om zijn of haar dagelijks leven te verbeteren, trotseren deze persoon of zijn omgeving veel hindernissen. Zo kan het een ware strijd zijn om een kind met communicatiemoeilijkheden naar school te laten gaan.

De toegang tot nieuwe technologieën om de communicatie te vergemakkelijken, blijkt in bepaalde situaties beperkt, vooral door de hoge kosten en de beperkte financiële tegemoetkomingen, maar ook omdat deze niet altijd als essentieel beschouwd worden voor de communicatie van personen met een handicap.