• No results found

Fase 4: sampling en rekrutering van kandidaat-deelnemers

2. Noodzakelijke ondersteuning

2.2. Professionele ondersteuningsvormen

2.2.4. Hulpmiddelen

Naast veel aanpassingen aan de woning, zijn er tal van andere hulpmiddelen die ondersteuning kunnen bieden: bijvoorbeeld een trillende bel voor een dove persoon of inductiekookplaten voor een blinde persoon. Bij het verkrijgen van deze hulpmiddelen botsen deelnemers op een gelijkaardig probleem als bij de architecturale aanpassingen en bij het PAB: iemand anders beslist over de noodzaak ervan. Bijgevolg worden niet alle hulpmiddelen die het mogelijk zouden maken zelfstandig te wonen, (volledig) terugbetaald.

Dezelfde kritiek uiten deelnemers wat betreft de hulpmiddelen die bij dagelijkse activiteiten buitenshuis noodzakelijk zijn, waarbij de rolstoel om dagelijkse boodschappen te doen het meest aangehaalde voorbeeld is. Dergelijke hulpmiddelen worden door personen met een handicap en hun omgeving als een noodzaak ervaren om zelfstandig wonen mogelijk te maken.

“Het kunnen verwerven van de compenserende hulpmiddelen, het kunnen ook leren werken met die compenserende hulpmiddelen. Dat zijn zeer essentiële zaken om zelfstandig te kunnen leven én zelfstandig te kunnen wonen” (vertegenwoordiger van een vereniging)

Ook zou men op dit vlak groepen bij voorbaat uitsluiten. Zoals blinde personen niet in aanmerking komen voor architecturale aanpassingen, sluit men qua hulpmiddelen alle personen die na hun 65ste een handicap verwerven uit. De middelen die zij nodig hebben om zelfstandig te kunnen leven, zouden volledig zelf betaald moeten worden.

“Het tweede probleem is dat de meerkost van de aanpassingen van die noodzakelijke aanpassingen en hoogtechnische hulpmiddelen voor de plus 65’er dus op geen enkele wijze naar een solidariteit te bewegen is en dus dat dat een pure private kost is”

(vertegenwoordiger van een vereniging)

Deelnemers menen dat men het voorzien van hulpmiddelen nog te sterk beschouwt als een gunst en niet als een noodzaak of als een recht. Sommigen stellen zelfs dat ze het gevoel hebben dat men hen als profiteurs ziet. Net zoals voor andere thema’s, meent men daarom dat ook hier dringend nood is aan een bewustmakingscampagne, om mensen te wijzen op de daadwerkelijke noodzaak van tal van maatregelen voor personen met een handicap.

Weliswaar erkennen deelnemers dat er een systeem moet worden gemaakt waarbij profiteurs onderschept kunnen worden, maar men zou de veronderstelling van misbruik niet als uitgangspunt mogen gebruiken. Ook in deze context zou men zoveel mogelijk de personen met een handicap zelf moeten betrekken in de beslissingen.

“Men vertrekt in Vlaanderen van het systeem van ‘dat zijn profiteurs, die hebben dat in feite niet nodig’” (ouder van een persoon met een handicap)

“Wat hier ter sprake is gekomen dat er eigenlijk heel wat…dat men beter beroep zou doen op mensen die er iets mee te maken hebben in plaats van in zo een bestuurtje te zitten met van die ambtenaren die eigenlijk een goede job hebben en een fatsoenlijk loon eraan overhouden maar die geen ervaring hebben” (persoon met een handicap)

Een andere problematiek die men aankaart in verband met het verkrijgen van hulpmiddelen is de aanvraagprocedure op zich. Twee problemen zouden zich hier bij stellen. Een eerste obstakel zou zich voordoen bij het indienen van de aanvraag: doordat er op verschillende niveaus gewerkt wordt, is het niet voor iedereen duidelijk waar wat aangevraagd moet of kan worden. Men heeft het gevoel van het kastje naar de muur gestuurd te worden, alvorens advies op maat te krijgen.

“Ja maar dan …moet je bij de Provinciale afdeling gaan van het VAPH voor hulpmiddelen maar voor andere dingen is dat dan Nationaal, na al die jaren weet ik nog altijd niet waar ik eigenlijk juist terecht moet…dus, ik stel een vraag en dan kom ik tot de constatatie dat ik tegen de verkeerde…” (ouder van een persoon met een handicap)

Bovendien zouden niet alle diensten goed geïnformeerd zijn over de procedures. Er worden, volgens de deelnemers, heel wat fouten gemaakt in doorverwijzingen en in de aanvragen zelf, waar de persoon met een handicap uiteindelijk de dupe van is. Sommigen menen zelfs dat men bewust personen afwimpelt of informatie achter houdt, omdat er niet voldoende budget is om iedereen te helpen.

“Ik heb bv. 10 jaar moeten wachten op een aanpassing, gewoon omdat de assistent van (organisatie) altijd op een foute manier het aanvroeg” (persoon met een handicap)

“Ik heb het ook al eens gehoord van mensen die daar gewerkt hebben dat ze slechte evaluaties geven omdat ze gewoon te menselijk waren” (persoon met een handicap)

“ Dat heb ik ook al gehoord, omdat er te weinig budget is ook“ (persoon met een handicap)

“Het is echt financieel…” (persoon met een handicap)

Een ander probleem dat men aankaart, is de wachttijd: eens de aanvraag is ingediend, zou men dikwijls maanden moeten wachten alvorens goedkeuring te krijgen. In sommige

gevallen zou dat zelfs kunnen oplopen tot jaren. Voor personen met een handicap, die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van een rolstoel om zich te verplaatsen of die niet horen dat er iemand aan de deur staat, is dat een zeer lange periode. Bovendien durft men vaak niet het risico te nemen het bedrag alvast zelf te voor te schieten, want – zoals eerder aangegeven – gaat het hier om aanzienlijke bedragen. Als men niet zeker weet dat het bedrag (gedeeltelijk) terugbetaald wordt, dan zal men de kost niet gauw zelf maken.

“Want nu is dat zo... ik heb eens een aanvraag gedaan voor hulpmiddelen lang geleden, ik heb ook nog zeven maanden moeten wachten. Terwijl ik niet bekend sta als een geval die heel complex is. Zeven maanden… Ik bedoel… voor mensen die dan nog een specifieke handicap hebben zoals een spierziekte duurt dat dus nog langer hé. Ik heb zo iemand geweten die had een rolstoel aangevraagd, meer dan 2 jaar! Heeft die moeten wachten” (persoon met een handicap)

Over het algemeen wijt men de als inefficiënt ervaren verdeling van de ondersteuningsmiddelen aan de wijze waarop het huidige systeem is opgezet. Men pleit dan ook voor een grondige herziening van het gehele zorgsysteem, waarin duidelijk(er) bepaald wordt wat onder welke bevoegdheid valt.

“Dus dat is zeer belangrijk dat dat dus hergeordend geraakt, dat er dus een maatschappelijk draagvlak ontstaat die dus stelt van kijk op die manier moeten we de solidariteit die de staat organiseert rechtstreeks met het ZIV-systeem, het Ziekte en Invaliditeit Verzekering systeem, ofwel via de agentschappen, via de belastingen dus of ten derde via de zorgverzekering. Dus dat is zeker een fundamentele voorbode. En dat moet dan uiteindelijk voor alle personen met een handicap op eenzelfde wijze toegepast kunnen worden” (vertegenwoordiger van een vereniging)

Het probleem zou echter verder reiken dan het systeem op zich. De hulpmiddelen zelf acht men ook veel te duur. De kleine afzetmarkt en de beperkte concurrentie op de markt, maken dat de producenten hun kostprijzen hoog opvoeren. Men meent dat een vrije markt waar meer concurrentie mogelijk is de prijzen zou doen zakken. De financiële gevolgen wegen dan zowel voor gebruiker als voor het gehele systeem minder door.

- “Maar dat is een gelobby he…dat die firma’s doen, denk ik maar om de erkenning te krijgen, er is geen concurrentie” (ouder van een persoon met een handicap)

- “Zou dat anders georganiseerd moeten worden?” (moderator)

- “Ja, gewoon vrije concurrentie, vrije markt…” (ouder van een persoon met een handicap)

Ook het aanbod van een aantal praktische toestellen is verminderd door de jaren heen. Men geeft aan dat er, met de nieuwe technologieën van onder andere touchscreens en de digitalisering, bepaalde vaste waarden vervangen zijn door ‘technologische hoogstandjes’.

Helaas zijn die nieuwe zaken niet altijd door iedereen gemakkelijk te bedienen, bijvoorbeeld door blinden. Zo verwees men naar wasmachines met een touchscreen en het bedienen van een digibox. Doordat oude, analoge toestellen in oplage verminderen, worden ze eveneens duurder en moeilijker te vinden.

“Ik denk aan een voorbeeld vanuit de wereld van blinden of slechtziende mensen euh...

ja, men wil bijvoorbeeld dat het wonen veel veiliger is dat is goed. Maar om het wonen veilig te hebben voor blinden of slechtzienden naar evacuatie naar brand naar weet ik...

Heb je gewoon een stuk meer inspanningen nodig om dat dan ook in orde te brengen.

Denk bijvoorbeeld aan Mark (blind), hé als hij een veilig huis wil hebben met domotica en de beveiliging van vandaag is er veel mogelijk, maar voor Markt is het nog een keer een extra uitdaging. Dus er zit een venijnigheid in de evolutie van onze samenleving dat dit eigenlijk nieuwe vormen van uitsluiting veroorzaakt” (vertegenwoordiger van een vereniging)

“Je hebt ook aanpassingen nodig bijvoorbeeld, ja zoals Jan aanhaalde speciaal of...

inductiekookplaten, da’s voor de veiligheid. Ja en geen touch-screens, je moet dikwijls zoeken naar een apparaat dat je kan pakken, die zijn nog zeldzaam. En misschien daardoor ook duurder. (…)Dat gaat meer kosten, een inductiekookplaat voor blinden is een meerkost eigenlijk. Maar ik heb zo geen inductiekookplaten, tenzij je te veel geld hebt. Maar blinden kunnen soms niks anders kiezen” (deelnemer met een visuele handicap)

De deelnemers geven aan dat producenten ervan bewust gemaakt moeten worden dat er nog steeds mensen zijn die de oude systemen verkiezen boven de nieuwe, hoogtechnologische, en dat het oude productgamma niet volledig van de markt zou mogen verdwijnen.