• No results found

Tijdvaktabellen: bijzondere situaties

In document Loonheffingen 2021 (pagina 139-144)

rekenvoorschriften en tabellen

9.3.5 Tijdvaktabellen: bijzondere situaties

Voor de volgende bijzondere situaties gelden speciale regels voor het gebruik van de tijdvaktabellen:

▪ Uw werknemer heeft een loontijdvak van 6 of 7 dagen.

▪ Uw werknemer heeft een loontijdvak van korter dan een dag.

▪ Uw werknemer heeft een loontijdvak van een jaar.

▪ Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat.

▪ Uw werknemer heeft verschillende loontijdvakken.

▪ U doet nabetalingen van tijdvakloon (vertraagd uitbetaald tijdvakloon).

▪ Het kalenderjaar heeft 53 weken en uw werknemer heeft een loontijdvak van een week of 4 weken.

▪ U hebt studenten of scholieren in dienst.

▪ U hebt oproepkrachten in dienst.

Uw werknemer heeft een loontijdvak van 6 of 7 dagen

Als het loontijdvak 6 of 7 dagen is, gebruikt u de weektabel alsof uw werknemer 5 dagen heeft gewerkt.

Uw werknemer heeft een loontijdvak van korter dan een dag

Als het loontijdvak korter is dan een dag, gebruikt u de dagtabel alsof uw werknemer een volle dag heeft gewerkt.

Uw werknemer heeft een loontijdvak van een jaar

Als het loontijdvak een jaar is, gebruikt u het schijventarief (zie tabel 1 achter in dit handboek) en verrekent u de heffingskortingen die van toepassing zijn (zie tabel 2a, 2b, 2c, 2d, 2e, 2f en 2g).

Maar om de loonbelasting/premie volksverzekeringen te berekenen, mag u de volgende praktische werkwijze gebruiken:

▪ U deelt het jaarloon door 4.

▪ Op dit kwart van het jaarloon past u de kwartaaltabel toe die geldt op het genietingsmoment van het jaarloon.

▪ U vermenigvuldigt de uitkomst met 4.

U mag ook de vierwekentabel gebruiken (u neemt 1/13 van het jaarloon, past de vierwekentabel toe en vermenigvuldigt de uitkomst met 13) of de maandtabel (u neemt 1/12 van het jaarloon, past de maandtabel toe en vermenigvuldigt de uitkomst met 12). Bij voorkeur gebruikt u de kwartaaltabel, want die leidt tot de minste (afrondings)verschillen. U mag niet de dagtabel gebruiken.

Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2021 – Uitgave maart 2021 Stap 9 Loonbelasting/premie volksverzekeringen berekenen | 140 Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat

Als uw werknemer een loontijdvak heeft waarvoor geen tabel bestaat, moet u de tabel herleiden. Daarbij knipt u het loon op in delen waarvoor wél een tijdvaktabel bestaat.

Voorbeeld 1

Het loontijdvak is 6 maanden. Het loon per 6 maanden is € 6.000. U bepaalt de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:

1 Herleid het loon tot loon voor een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat. In dit geval is herleiding tot een maandloon handig.

2 Bepaal met de maandtabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting voor 1/6 deel van het loon (€ 1.000).

3 Vermenigvuldig de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting met 6.

U hebt nu de juiste loonbelasting/premie volksverzekeringen en arbeidskorting voor het loontijdvak van 6 maanden.

Voorbeeld 2

Het loontijdvak is 3,5 dag. Het loon voor dat loontijdvak is € 350. U bepaalt de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:

1 Herleid het loon tot loon voor een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat. In dit geval is herleiding tot een dagloon handig.

2 Bepaal met de dagtabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting voor 1/4 deel van het loon (€ 87,50). Een halve dag is bij het gebruik van de dagtabel ook een dag.

3 Vermenigvuldig de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting met 4.

U hebt nu de juiste loonbelasting/premie volksverzekeringen en arbeidskorting voor het loontijdvak van 3,5 dag.

Uw werknemer heeft verschillende loontijdvakken

Het kan voorkomen dat u uw werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst, naast zijn periodieke loon nog een beloning (geen nabetaling) betaalt over een ander loontijdvak. U betaalt bijvoorbeeld loon over een maand plus provisie over 3 maanden die al voorbij zijn. U mag kiezen uit 2 manieren om de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het andere loontijdvak te berekenen:

▪ U gebruikt de tabel voor bijzondere beloningen (zie paragraaf 9.3.6).

▪ U voert een herberekening uit (zie hierna onder ‘Herberekeningsmethode’).

De uitkomsten van de 2 berekeningen kunnen verschillen. U mag zelf kiezen welke manier u gebruikt.

Let op

Bij 2 of meer lonen uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioenen of lijfrenten, met verschillende loontijdvakken moet u altijd de herberekeningsmethode gebruiken.

Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2021 – Uitgave maart 2021 Stap 9 Loonbelasting/premie volksverzekeringen berekenen | 141 Herberekeningsmethode

Als de werknemer beloningen over verschillende tijdvakken krijgt, kunt u de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het langste tijdvak bepalen door een herberekening. Bij een herberekening neemt u de volgende stappen:

1 Tel het loon van het langste tijdvak op bij alle andere lonen die in dat tijdvak belast zijn of nog belast moeten worden.

2 Bepaal met de tabel die geldt voor het langste tijdvak, de loonbelasting/premie volksverzekeringen over dit totale loon, en de bijbehorende arbeidskorting. U gebruikt de tabel die geldt op het moment dat u het loon over het langste tijdvak uitbetaalt. En u gaat uit van het loon van kolom 14 van de loonstaat (het tabelloon).

3 Bepaal met diezelfde tabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totaal van het andere loon, en de bijbehorende arbeidskorting, dus zonder rekening te houden met het loon over het langste tijdvak. Dit bedrag kan afwijken van wat u daadwerkelijk op het eerdere loon hebt ingehouden en van wat u eerder aan arbeidskorting hebt bepaald.

4 Trek de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 3 af van de loonbelasting/

premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 2.

Doe hetzelfde met de arbeidskorting. Het verschil is het bedrag dat u moet inhouden op het loon over het langste tijdvak, en het bijbehorende bedrag aan arbeidskorting.

Voorbeeld 3

De inhoudingsbedragen in dit voorbeeld zijn fictief

Een werknemer van 25 jaar voor wie u de loonheffingskorting toepast, heeft elke maand een regulier loon van € 1.000. In april betaalt u ook de provisie over januari, februari en maart uit. Deze provisie is

€ 800.

Het langste loontijdvak is hier de periode januari tot en met maart, de periode waar de provisie betrekking op heeft. Het totale loon (tabelloon) van dat tijdvak (een kwartaal) is 3 x € 1.000 + € 800 =

€ 3.800. Voor dit tijdvak is een tabel beschikbaar. U gebruikt de tabel die geldt op het moment dat u de provisie uitbetaalt, dus de witte kwartaaltabel die geldig is in april.

Volgens de witte kwartaaltabel voor inwoners van Nederland is de loonbelasting/premie volksverzekeringen over dit loon stel € 217,75. De arbeidskorting die hierbij hoort, is stel € 480,25.

U bepaalt wat u op het totaal van het reguliere loon van januari, februari en maart (€ 3.000) zou moeten inhouden. Daarbij gebruikt u ook de witte kwartaaltabel voor inwoners van Nederland die geldig is in april. De loonbelasting/premie volksverzekeringen over € 3.000 is stel € 151,50. De arbeidskorting die hierbij hoort, is stel € 251,00. Op de provisie van € 800 houdt u in: € 217,75 - € 151,50 = € 66,25. De bijbehorende arbeidskorting is: € 480,25 - € 251,00 = € 229,25.

Voorbeeld 4

De inhoudingsbedragen in dit voorbeeld zijn fictief

Een werknemer van 41 jaar voor wie u de loonheffingskorting toepast, heeft in januari en februari een loon van € 1.000. Op 1 maart treedt hij in dienst bij een nieuwe werkgever. In april krijgt hij van u nog de provisie over het 1e kwartaal (januari, februari, maart). Deze provisie is € 800.

Het langste loontijdvak bij u is de periode van januari tot en met maart, de periode waar de provisie betrekking op heeft. Maar omdat de werknemer in maart niet meer voor u gewerkt heeft, is het feitelijke loontijdvak een periode van 2 maanden. Het totale loon (tabelloon) van dat tijdvak is (2 x € 1.000) + € 800

= € 2.800. Voor deze periode is geen tabel. Daarom moet u de tabel herleiden (zie hierboven bij ‘Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat’). U deelt daarbij het totale loonbedrag door 2 en gebruikt de maandtabel die geldig is in april. De uitkomst vermenigvuldigt u met 2.

Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2021 – Uitgave maart 2021 Stap 9 Loonbelasting/premie volksverzekeringen berekenen | 142 U berekent de loonbelasting/premie volksverzekeringen over de provisie voor een inwoner uit

Nederland nu als volgt:

1 Bereken de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totale loon van € 2.800. Dit is: 2 x loonbelasting/premie volksverzekeringen over een maandloon van € 1.400 = (2 x € 83,83) € 167,66.

De bijbehorende arbeidskorting is (2 x € 198,92) € 397,84.

2 Bereken wat de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totaal van de eerdere

maandlonen geweest zou zijn. Dit is: 2 x loonbelasting/premie volksverzekeringen over € 1.000 = (2 x € 50,50) € 101,00. De bijbehorende arbeidskorting is (2 x € 83,67) € 167,34.

3 Trek de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 2 af van de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 1. Doe hetzelfde met de arbeidskorting. Op de provisie van € 800 houdt u in: € 167,66 - € 101,00 = € 66,66. De bijbehorende arbeidskorting is: € 397,84 - € 167,34 = € 230,50.

U doet nabetalingen van tijdvakloon (vertraagd uitbetaald tijdvakloon)

Voor nabetalingen van tijdvakloon (ook wel: vertraagd uitbetaald tijdvakloon), zoals regulier loon, maar ook overwerkloon, provisies of cao-loonsverhogingen met terugwerkende kracht, mag u de tabellen voor bijzondere beloningen gebruiken (zie paragraaf 9.3.6). Maar u mag ook de tijdvaktabellen gebruiken.

In dat geval moet u de herberekeningsmethode gebruiken (zie hierboven bij ‘Uw werknemer heeft verschillende loontijdvakken’).

Er is 1 uitzondering hierop: u moet de tijdvaktabel toepassen als de nabetaling betrekking heeft op een achteraf vastgesteld tijdvakloon of een achteraf vastgestelde uitkering die u in 1 keer uitbetaalt, terwijl u de werknemer of de uitkeringsgerechtigde over de nabetalingsperiode niet eerder een tijdvakloon hebt betaald. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende situaties:

▪ U betaalt de werknemer geen regulier loon meer uit. Na verloop van tijd betaalt u het niet-betaalde loon toch nog uit.

▪ U kent een uitkeringsgerechtigde met terugwerkende kracht een pensioen toe (aanlooptermijnen).

U berekent dan de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:

1 Herleid het bedrag tot een (gemiddeld) tijdvakloon.

2 Gebruik de loonbelastingtabel die op dat moment geldt. U mag voor deze nabetalingen niet de tabel voor bijzondere beloningen gebruiken.

3 Vermenigvuldig het bedrag in de tabel met het aantal loontijdvakken waarop de betaling betrekking heeft.

Op deze manier zijn er in een jaar bijvoorbeeld meer dan 12 loontijdvakken van een maand en kunt u gedurende het jaar ook meer dan 12x de maandtabel toepassen. De werknemer heeft dan een nettovoordeel omdat u dan ook meer dan 12x een maandbedrag aan loonheffingskorting toepast. Wij verrekenen dit voordeel van de extra heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting van uw werknemer. Uw werknemer is dit voordeel dan weer kwijt. Om te voorkomen dat u te veel loonheffingskorting berekent, kunt u meer loonbelasting/premie volksverzekeringen inhouden dan de tabel aangeeft. Maar u mag dit alleen doen met toestemming van uw werknemer. Zie paragraaf 9.3.9 onder ‘Vrijwillig hogere inhouding’.

Kalenderjaar heeft 53 weken en uw werknemer heeft een loontijdvak van een week of van 4 weken Soms heeft een kalenderjaar 53 weken. Als uw werknemer een loontijdvak van een week heeft, moet u ook voor het loon over de 53e week de weektabel gebruiken.

Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2021 – Uitgave maart 2021 Stap 9 Loonbelasting/premie volksverzekeringen berekenen | 143 Heeft uw werknemer een loontijdvak van 4 weken, dan zijn er voor het loon over de 53e week 2

situaties mogelijk:

▪ U betaalt het loon over de 13e periode van 4 weken en het loon over de 53e week afzonderlijk. In dat geval gebruikt u voor het loon over de 13e periode van 4 weken de vierwekentabel en voor het loon over de 53e week de weektabel.

▪ U betaalt het loon over de 13e periode en het loon over de 53e week in 1 keer. Er is dan sprake van een loontijdvak van 5 weken. Voor dit loontijdvak bestaat geen tabel. U moet de tabel dan herleiden naar een loon over een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat (zie hierboven bij ‘Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat’). Bijvoorbeeld door het loon te delen door 5. Dan gebruikt u de weektabel en vermenigvuldigt u de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting met 5.

Als u voor een werknemer de loonheffingskorting toepast, mag u dit ook voor de 53e week doen.

Let op

U berekent op deze manier misschien meer loonheffingskorting dan waar de werknemer recht op heeft. Wij verrekenen dit voordeel van de extra heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting van uw werknemer. Uw werknemer is dit voordeel dan weer kwijt. Om te voorkomen dat u te veel loonheffingskorting berekent, kunt u meer loonbelasting/premie volksverzekeringen inhouden dan de tabel aangeeft. Maar u mag dit alleen doen met toestemming van uw werknemer. Zie paragraaf 9.3.9 onder ‘Vrijwillig hogere inhouding’.

U hebt studenten of scholieren in dienst

Voor studenten en scholieren kunt u een afwijkende regeling gebruiken: de studenten- en scholieren-regeling (zie paragraaf 18.16). U gaat dan uit van een loontijdvak van een kalenderkwartaal, ook al is het werkelijke loontijdvak anders. U gebruikt dan de kwartaaltabel. Het effect hiervan is meestal dat u minder loonbelasting/premie volksverzekeringen hoeft in te houden dan wanneer u de gewone tijdvaktabel zou gebruiken.

U hebt oproepkrachten in dienst

Voor het bepalen van het loontijdvak – en dus de loonbelastingtabel – van oproepkrachten en werknemers met een nul-urencontact, zijn de overeenkomst en de feitelijke situatie van belang. Zie paragraaf 18.12 voor meer informatie over oproepkrachten.

Oproepkrachten met verschijningsplicht (ook nul-urencontracten)

Bij oproepkrachten met verschijningsplicht loopt de dienstbetrekking door. Er zijn 2 mogelijkheden:

▪ Het gaat om iemand die valt onder de zogenoemde parttimerregeling (zie paragraaf 9.3.4, onder

‘Uitzondering 2: parttimerregeling’). Dan is het loontijdvak gelijk aan het uitbetalingstijdvak.

▪ Het gaat niet om een parttimer. Dan bepaalt u per oproep wat het loontijdvak is. De hoofdregel voor het gebruik van tijdvaktabellen geldt (zie paragraaf 9.3.4, onder ‘Hoofdregel: tijdvaktabel gebruiken die overeenkomt met tijdvakloon’).

Oproepkrachten zonder verschijningsplicht

Bij oproepkrachten zonder verschijningsplicht zijn er 3 situaties mogelijk:

▪ De oproepkracht wordt voor een langere periode opgeroepen en werkt in die periode 5 of meer dagen per week. Deze situatie is gelijk te stellen met een fulltimecontract voor een bepaalde periode. In dit geval bepaalt u per oproep wat het loontijdvak is en u gebruikt de bijbehorende tijdvaktabel.

▪ De oproepkracht wordt voor een langere periode opgeroepen en werkt in die periode gewoonlijk op minder dan 5 dagen per week. In deze situatie geldt de regeling voor parttimers (zie paragraaf 9.3.4, onder ‘Uitzondering 2: parttimerregeling’). Het loontijdvak is gelijk aan het uitbetalingstijdvak.

▪ De oproepkracht wordt voor een korte periode opgeroepen. U bepaalt dan per oproep wat het loontijdvak is en u gebruikt de bijbehorende tijdvaktabel.

Belastingdienst | Handboek Loonheffingen 2021 – Uitgave maart 2021 Stap 9 Loonbelasting/premie volksverzekeringen berekenen | 144

In document Loonheffingen 2021 (pagina 139-144)