• No results found

In dit hoofdstuk worden theorieën en methodieken behandeld die in relatie staan met de hoofdvraag en deelvragen van het onderzoek. Zo wordt ingegaan op belangrijke kenmerken van (dak- en

thuisloze) cliënten met EPA, de doelgroep die in dit onderzoek centraal staat, op wonen en werken op zorgboerderijen en de rol van de boer en methodieken die sociaal agogen in kunnen zetten om

15

cliënten te ondersteunen bij het vergroten van hun sociale zelfredzaamheid om zo succesvol te kunnen teruggaan naar se samenleving.

2.1 Cliënten met EPA

2.1.1 Achtergrond/kenmerken EPA

Volgens Delespaul en Van Weeghel (2013) is de uitdrukking EPA soms bedriegend, omdat alle mensen die psychisch lijden en zorg behoeven, als ‘ernstig’ kunnen worden beschouwd. Er is volgens hen geen eenvoudige manier voorhanden om ‘ernstig lijden’ goed in kaart te brengen en te

rangschikken. Het typerende aan de EPA-groep lijkt niet in de diagnose, invaliditeit, duur of ernst te zitten, maar in de verschillende indicaties voor zorg (Dijk et al., 2020b, p. 8). Eén van de belangrijkste kenmerken van EPA is dat een circulaire relatie bestaat tussen de psychische kwetsbaarheid en de levensomstandigheden (Couwenberg, Van Erp, Kroon, & Van Weeghel, 2021). Zorg moet daarom integraal op meerdere en soms alle domeinen worden aangeboden, door in samenhang en parallel aandacht te besteden aan symptoomvermindering, participatie en persoonlijk herstel. Deze specifieke zorg verlangt om een netwerkgerichte samenwerking.

2.1.2 Zelfstandig wonen EPA

Mensen metEPA (hierna EPA) wonen grotendeels zelfstandig, vaak met ambulante ondersteuning.

Voor mensen met EPA geldt dat hun kwaliteit van leven enorm achterloopt op die van de algemene bevolking (Trimbos instituut, 2008). De meeste cliënten met EPA wonen in een eigen woning, hun participatiegraad is laag en de eenzaamheidsproblematiek onder hen is groot. Ook Bauke Koekoek, lector onbegrepen gedrag en samenleving, benoemt dat veel kwetsbare mensen zoals cliënten met EPA, moeite hebben met het leven en moeilijkheden ervaren op het gebied wonen, werken en leven (Dijk et al., 2020b). Allen hebben op meerdere levensgebieden problemen/beperkingen en

behandeling en ondersteuningsbehoeften fluctueren over de tijd. De zorg rondom deze mensen is daarom complex (Couwenberg et al., 2021).

De jongere generatie cliënten met EPA wil ondanks hun beperkingen, sociaal en maatschappelijk actief kunnen zijn. Zij hebben behoefte aan meer begeleiding bij hun psychische klachten, sociale contacten, relaties, werk, opleiding en ‘gelijke’ kansen en erkenning (Trimbos instituut, 2008).

2.1.3 Dak- en thuislozen en EPA

Redenen waarom mensen dak- en of thuisloos worden. lopen sterk uiteen. Van Regenmortel,

Demeyer, Vandenbempt en Van Damme, B. (2006, p. 30) noemen een aantal belangrijke factoren die een rol kunnen spelen bij thuisloosheid, waaronder ook mensen met EPA. Factoren zijn: ‘materiële factoren zoals werkeloosheid, affectieve/ relationele factoren zoals het afbreken van sociale contacten met bijvoorbeeld familie of een vriendschap, persoonlijke factoren zoals psychische problemen en Institutionele factoren, zoals opname in instelling; problemen met justitie’.

Dak- en thuisloosheid ‘wordt niet alleen beschouwd als een individueel probleem, maar als een maatschappelijk probleem waar initiatieven gericht op het individu bijschaven niet voldoende zijn’

(De Vijlder, 2009).

Binnen EPA op zorgboerderijen van organisatie N. bevinden zich veel dak- en thuislozen die voor één jaar daar wonen en werken. De wisselwerking tussen stressvolle en/of bedreigende situaties dragen ertoe bij dat de groep cliënten met EPA wegraakt van zichzelf en de maatschappij.

Uit onderzoek onder 103 dak- en thuislozen in Den Haag (Van Everdingen, 2017) blijkt dat de

16

problemen die zij hebben op meerdere levensgebieden, hen kwetsbaar maken. Het vertrouwen in anderen, hulpverleners en instanties is bij velen beschadigd. De helft heeft zich in de afgelopen jaren bezorgd en onrustig gevoeld onder invloed van hun situatie en het gemis aan perspectief. Twee derde heeft ondanks alles een positieve instelling. Hun eigen waarden en het verlangen naar persoonlijk en maatschappelijk herstel vormen belangrijke ankerpunten en geven hun kracht, aldus Van Everdingen.

2.1.4 Stigmatisering EPA

‘Stigmatisering, is een proces waarin mensen worden gelabeld, veroordeeld en uitgesloten’ en kan leiden tot sociale uitsluiting en isolement (Samen sterk zonder stigma, 2018a). Over mensen met een EPA bestaan nogal wat vooroordelen, zoals: ‘Mensen met een EPA zijn gevaarlijk en onvoorspelbaar’.

Hierdoor zijn andere mensen en organisaties geneigd om mensen met EPA uit de weg te gaan, buiten te sluiten, hen te discrimineren en te labelen. Dit gebeurt op grond van gemeenschappelijke, afwijkende kenmerken en/of gedragingen die bij anderen angst of afkeer oproepen. Regelmatig wordt het gedrag van één enkele persoon als typerend gezien voor alle mensen met EPA en is sprake van overdrijving (Samen sterk zonder stigma, 2018b).

Stigmatisering kan ernstige negatieve gevolgen hebben voor EPA-cliënten, zoals angsten, werkloos raken, laag zelfbeeld, depressiviteit, hopeloosheid en het omzeilen van hulp van professionals. Dit zijn ook bedreigingen die kunnen leiden tot suïcidaliteit (Couwenberg et al., 2021). Door

stigmatisering trekken mensen zich terug, isoleren zich steeds verder en komen in een neerwaartse spiraal terecht, aldus Couwenberg et al. Daardoor kan het ‘Why try effect’ ontstaan, waardoor een persoon de hoop op kan geven om ooit nog een goed leven te kunnen leiden (Corrigan, Larson, &

Rusch, 2013). Door dit effect ligt ontankering op de loer. In de volgende paragraaf wordt hierop ingegaan.

2.1.5 Ontankering/herankering EPA

Ontankering wijst op het verlies aan maatschappelijke bindingen, zoals verlies van werk, relaties, houvast, contactpunten en steunfiguren en op de psychische gevolgen daarvan, een verlies aan geloof in eigen mogelijkheden en een groeiend gevoel van onmacht. Het ontankeringsproces is tegelijkertijd ook een bron van meer maatschappelijke kwetsbaarheid (De Coster & Van Audenhove, 2007). Dit verlies betekent ook het verlies van het sociale netwerk, terwijl mensen in moeilijke tijden daar juist veel steun uit kunnen putten (Van Regenmortel et al., 2006, pp. 1-3). Ontankering en de stress die daar mee gepaard gaat, kunnen ervoor zorgen dat mensen dak- en of thuisloos raken.

Binnen de trajecten op zorgboerderijen wonen/werken van N. worden mensen begeleid om weer de kans te krijgen op herankering in de maatschappij door ‘een mate van stabiliteit te kunnen bereiken op het gebied van wonen, dagbesteding- invulling en het hebben met een netwerk van belangrijke anderen’ (Van Regenmortel et al., 2006, p. 111). In de volgende paragraaf wordt ingezoomd op sociale zelfredzaamheid en kernbegrippen die daarmee samenhangen.

2.1.6 Sociale zelfredzaamheid EPA

In deze paragraaf wordt ingezoomd op sociale zelfredzaamheid, belangrijk kernbegrip uit de hoofdvraag.

Onder sociale zelfredzaamheid wordt verstaan het vermogen en de vaardigheden die nodig zijn om jezelf te kunnen redden in het leven en in de samenleving (Nederlands jeugdinstituut, z.d.). Hierbij gaat het ook om weerbaar zijn, dat wil zeggen het kunnen omgaan met bedreigende situaties, het inschatten van risico’s en bedenken van de juiste reactie daarop. En kunnen omgaan met

tegenslagen, verdriet en pijn, nee kunnen zeggen tegen drugs en alcohol. Vaak zijn mensen niet zo

17

goed in omgangsvormen. Omgangsvormen zijn, de manier waarop men zich in verschillende sociale situaties gedraagt (Nederlands jeugdinstituut, z.d.). Als de persoon te weinig vaardigheden bezit met betrekking tot assertiviteit of sensitiviteit, kan hij afgeremd worden om op een bevredigende manier een relatie aan te gaan of te onderhouden. Mensen met EPA die te weinig sociale

zelfredzaamheidsvaardigheden bezitten, kunnen mede daardoor ontankerd raken, waardoor zij in een maatschappelijk kwetsbare positie terecht kunnen komen (De Coster & Van Audenhove, 2007).

In de volgende paragraaf wordt omschreven hoe/ op welke manieren een zorgboerderij en de boer bij kan dragen aan herstelprocessen en sociale zelfredzaamheid van cliënten met EPA.

2.2 Zorgboerderijen

2.2.1 De kracht van zorgboerderijen voor mensen met EPA

Uit onderzoeken komt naar voren dat zorgboerderijen een gunstige invloed hebben op aspecten van gezondheid en welzijn van verschillende doelgroepen. Zorgboerderijen leveren door de aangeboden zorg en ondersteuning een bijdrage aan het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

‘De zinvolle werkzaamheden, de groene omgeving, het samen aan de slag zijn, de samenwerking met vrijwilligers en de aandacht voor beweging en gezond eten stimuleren naar verwachting de

maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van de verschillende cliëntengroepen’, aldus De Bruin, et al., 2017. Zorgboerderijen zijn agrarische bedrijven. Daar kunnen cliënten, bijvoorbeeld dak- en thuisloze cliënten met EPA, terecht voor’ dagbesteding, een begeleide werkplek, behandeling of een woonplek’ (Hassink, De Bruin, Verbeek, & Buist, 2017). ‘Zorgboerderijen passen in de

vermaatschappelijking, socialisering, normalisatie en de-institutionalisering van de chronische zorg’, aldus Hassink. Zorgboerderijen dragen volgens Hassink bij ‘aan empowerment en eigen kracht van deelnemers’.

2.2.2 Functie van de boer

De boer speelt een belangrijke rol in de begeleiding van mensen met EPA. Allereerst moet deze empathie voor deze mensen voelen en taken aan hen willen delegeren. Daarnaast noemen Elings en Joop (2013) een aantal eigenschappen die van belang zijn voor de interactie van de boer met mensen met EPA, dat zijn: ‘geduld; uithoudingsvermogen; inlevingsvermogen; nuchterheid; flexibiliteit;

creativiteit; positieve levensinstelling; humor; hart voor het werken met mensen; realisme;

vindingrijkheid; goede contactuele eigenschappen; instaat om grenzen te stellen; In staat om te kunnen organiseren; samenwerken met anderen; in staat zijn om een ander mee te nemen in een andere wereld; in staat zijn in te leven in wat de ander meemaakt en voelt; in staat zijn zelf

begeleiding te ontvangen; bereidheid om plannen bij te kunnen stellen als dat van belang is, of open staan voor andermans ideeën’ (Elings & Joop, 2013). In bijlage 2 is een overzicht te zien van thema’s die binnen zorgboerderijen bevorderend zijn voor het vergroten van de sociale zelfredzaamheid en ankering in de samenleving.

2.3 Methodieken

In deze paragraaf wordt ingegaan op methodieken die sociaal agogen in kunnen zetten om cliënten te ondersteunen bij hun sociale zelfredzaamheid, om zo het duurzaam te kunnen participeren in de samenleving te bevorderen. Aan bod komen: herstel ondersteunende zorg, waaronder rehabilitatie, presentiebenadering en krachtwerk.

2.3.1 Herstel ondersteunende zorg/rehabilitatie

Verantwoording

Het is belangrijk dat sociaal agogen van organisatie N. oog hebben voor en werken vanuit de uitgangspunten van de herstel ondersteunende zorg (HZ) (GGZ Standaarden, 2021). HZ kan deze doelgroep ondersteunen in het herankeren in de samenleving (Van Regenmortel et al., 2006, p. 111).

18

2.3.2 Herstel/herstel ondersteunende zorg (HZ)

Herstellen is een proces van het ontdekken en gebruiken van eigen kracht en mogelijkheden

(Korevaar & Droes, 2016b, p. 36). De volgende aspecten maken deel uit van het herstelproces: 1.

Herstel van gezondheid. Dit heeft betrekking op het herstel van lichaam en geest. 2. Herstel van identiteit. Hier wordt gekeken naar eigen normen en waarden, hoe wordt de persoonlijkheid gevormd en waar wordt de kracht uit geput om het herstel vorm te geven. 3. Herstel van

maatschappelijk rollen. Ieder mens heeft meerdere rollen in de maatschappij. Bijvoorbeeld, moeder, zus, dochter, vriendin, buurman of werknemer. Deze rollen vormen wie men is als mens. Dit kan een zoektocht betekenen naar de eigen identiteit, wie was ik ooit en wie wil ik zijn en wat vind ik

belangrijk 4. Herstel van dagelijks functioneren. Dit heeft betrekking op het dagritme, structuur en voor zichzelf en zijn omgeving zorgen (Korevaar & Droes, 2016b, pp. 36-38).

Bij HZ wordt professionele hulp op een terughoudende manier ingezet door het ondersteunen van processen. HZ gaat over wat het is en vooral over hoe de zorg gegeven wordt (Korevaar & Droes, 2016b, pp. 36-38). HZ omvat persoonlijk en maatschappelijk herstel en het scheppen van

voorwaarden voor herstel (Van Hoof et al., 2016). Het aansluiten bij de leefwereld van de mensen met EPA, bij zijn kijk op wat met hem aan de hand is en zijn ideeën over de gewenste opbrengst van de behandeling of begeleiding staan centraal. Hierbij draait het dus om het vergroten van eigen regie (Van Hoof et al., 2016). Er wordt binnen HZ naast het bestrijden of verhelpen van symptomen, gekeken naar wat de cliënten met EPA nodig hebben om te werken aan (herstel van) identiteit, dagelijks functioneren, sociale contacten en/of participatie (GGZ standaarden, 2021).

2.4 Sociaal agoog (hierna agoog) en herstelgericht ondersteunen

Een agoog kan cliënten herstelgericht ondersteunen door: ruimte te maken voor en aan te sluiten bij het levensverhaal van de EPA, door zijn professionele referentiekader terughoudend te gebruiken, mensgericht en vanuit gelijkwaardigheid en samenspraak te werken, aan te sluiten aan bij het tempo van de patiënt, zowel te vragen waar een cliënt met EPA last van heeft als naar dat wat zin geeft, vertrouwen te hebben en hoop te geven, aan te sluiten bij de sterke kanten en initiatief van de cliënt met EPA (GGZ standaarden, 2021, p. 9). In een onderzoek van Dijk et al. (2020b) komt naar voren dat de groep mensen met EPA een complexe doelgroep is. De behoeftes aan benodigde zorg en

ondersteuning blijken erg te verschillen. Het belangrijkste is dat vooral de persoon centraal wordt gesteld en niet de ziekte (Dijk et al., 2020b). De houding van de sociaal agoog naar cliënten met EPA is daarom toegankelijk dat wil zeggen: er wordt contact gezocht en gelegd met de cliënt met EPA, de agoog stelt betrokkenen op hun gemak op momenten dat zij dit nodig hebben en houdt rekening met eventuele beperkingen. Er is een basis van een respectvolle en gelijkwaardige houding vanuit de agoog jegens cliënten. Het is belangrijk om in kritische situaties rustig te blijven, goed te luisteren en samen te vatten. Doorvragen kan maken dat de agoog bij diepere lagen uitkomt. De agoog staat naast de cliënt en betrokkenen, maar zo nodig er ook tegenover. Alle ondersteuning is gericht op het herstel van de cliënt (Registerplein, 2021).

2.4.1 Presentiebenadering

De presentiebenadering (Baart, 2004) gaat hier over het aanwezig zijn en er- zijn voor de cliënt met EPA. Door aan te sluiten bij de cliënt met EPA kan een relatie van vertrouwen opgebouwd worden.

Daardoor voelt de cliënt met EPA zich gezien gehoord en voelt zich als een volwaardig mens. Het is een manier van werken die vraagt om zorgvuldige afstemming op een aansluiting bij de ander en kijken naar wat de ander nodig heeft. Deze benadering wordt gezien als basis voor hulp en steun en werkt herstel bevorderend. Voor de kenmerken van deze benadering, zie bijlage 1.

19

2.4.2 Krachtgericht werken

Met behulp van ‘Krachtwerk’ dat zich richt op meerdere levensgebieden, wordt methodische

gewerkt aan participatie en zelfregie (Wolf, 2012). De methodiek Krachtwerk is bedoeld voor mensen in en achterstandssituatie. Deze mensen zijn (tijdelijk) de grip op het leven kwijt, zoals dak- en thuisloze mensen met EPA. Krachtgericht werken past bij iedere cliënt, ongeacht achtergronden, leeftijd, verstandelijk vermogen, psychische en/of verslavingsproblemen. Het vertrekpunt hierbij zijn de eigen kracht en de mogelijkheid om te groeien en wat cliënten met EPA het belangrijkste vinden voor hun leven (Wolf, 2012, pp. 1-3). De overtuiging is dat alle cliënten met EPA de kracht en mogelijkheid in zich hebben die aangeboord kunnen worden, om te veranderen en adequaat om te leren gaan met tegenslagen en het er weer bovenop komen (Wolf, 2012, pp. 1-3. De basisprincipes van deze methode zijn: de cliënt heeft het vermogen te herstellen, focus ligt op krachten niet op tekortkomingen, de cliënt heeft de regie over de begeleiding, de werkrelatie is primair en essentieel, werk in de natuurlijke omgeving, de samenleving als hulpbron (Wolf, 2012, pp. 1-3).