• No results found

In dit hoofdstuk worden op basis van de resultaten uit hoofdstuk vier de deelvragen op chronologische volgorde beantwoord en wordt vervolgens een conclusie geformuleerd op de hoofdvraag. Tenslotte komen de aanbevelingen voor de sociaal agoog aan bod.

5.1 Conclusies

5.1.1 Antwoord deelvraag 1

‘Hoe begeleidt de sociaal agoog in interactie met de boer momenteel de cliënten op de zorgboerdijen van organisatie N. bij het vergroten van hun sociale zelfredzaamheid (SZR)?’

Uit het onderzoek komt naar voren dat cliënten momenteel voor een traject op zorgboerderijen, vanuit een instelling of ‘via politie of justitie’, instromen en vaak dak-/thuisloos zijn. Het hoofddoel van een traject is dat cliënten na één jaar zoveel mogelijk SZR zijn op de dertien levensgebieden en zelfstandig of begeleid kunnen wonen binnen de samenleving of naar een vervolgtraject gaan. En zo mogelijk vrijwilligerswerk gaan doen of betaald werk krijgen in de maatschappij.

Via een intakegesprek bekijken de sociaal agogen, in samenspraak met de boer, wat de vraag en geschiktheid is van cliënten voor leven en werken op een zorgboerderij. Na een gewenningsperiode formuleren de sociaal agogen samen met de cliënt in een zorgplan korte en lange termijndoelen voor de SZR op alle levensgebieden. De inhoud van de begeleiding bestaat uit het in interactie met de boer samen met de cliënt het traject in gaan, maatwerk leveren, in samenspraak met de cliënt plannen met doelen uitzetten en ontdekken wat nodig is voor de SZR in de maatschappij. Er vinden regelmatig evaluaties plaats met de cliënt apart, met de cliënt en boer en met het team.

De sociaal agogen werken vanuit de herstel ondersteunende zorg (HZ). Cliënten leren en ontdekken steeds meer wat zij willen en kunnen, doen naar mate het traject verstrijkt, zelfstandig(er) op de boerderij mee en dragen daarin steeds meer eigen verantwoordelijkheid.

De sociaal agoog en de boer hebben een andere aanpak/taken. Zo gaat de boer over de te verrichten werkzaamheden van de cliënt en de sociaal agogen werken vaak methodisch en zetten methodes in als CRA, HZ, OW, presentiebenadering en MGV. Verder stellen zij plannen op. Ook praten zij zo nodig met de cliënt over zijn emotionele toestand en cliënten kunnen voor vragen/adviezen/conflicten bij hen terecht.

De sociaal agogen moeten ter voorbereiding van de uitstroom van cliënten in de eindfase na zo’n zeven/acht maanden hun zorg langzaam afschalen, minder frequent komen en begeleiden en cliënten meer laten ‘zwemmen’, Het is belangrijk dat cliënten goed praktisch en emotioneel worden voorbereid, op de overgang van de zorgboerderij naar het wonen in de samenleving.

Als cliënten zijn uitgestroomd is het belangrijk dat agogen een tijdje nazorg bieden, er kort op zitten, en structuur bieden door alle praktische zaken goed te regelen.

5.1.2 Antwoord deelvraag 2

‘Wat zijn momenteel bevorderende en belemmerende factoren van de begeleiding van de sociaal agoog in interactie met de boer bij het vergroten van hun (sociale) zelfredzaamheid?’

33

Cliënten: Het werkt bevorderend als de cliënt gemotiveerd is om aan het traject te beginnen, deze gezien wordt als mens en ervaart waar talenten liggen, verantwoordelijkheid leert nemen en rust, reinheid en regelmaat ervaart. Ook kan het inzetten van ervaringsdeskundigen op een ZB

bevorderend zijn voor de SZR van een cliënt. Daarnaast ontmoet de cliënt lotgenoten waar deze leert om contacten mee te leggen. Wat belemmerend kan werken is als de cliënt geen hulp durft te vragen aan de sociaal agoog en negatief is over de interactie met de boer en/of agoog.

Trajecten: het is bevorderend als een traject lukt waar regelmatig tussentijdse evaluatie aan kan bijdragen en de duur van één jaar voor een traject niet strikt wordt aangehouden.

Leven/werken zorgboerderijen: De activiteiten op de zorgboerderijen bieden de cliënten veiligheid, structuur en rust. Een zorgboerderij kan therapeutisch werken en cliënten kunnen veel leren van de boer. Cliënten voelen zich door het leven en wonen op een zorgboerderij meer gezien en gehoord.

Wat belemmerende factoren betreft: Het werk op een zorgboerderij gaat altijd door en er wordt nauwelijks rekening gehouden als een cliënt zich niet prettig voelt of ziek. Ook heeft een

zorgboerderij soms een behoorlijke afstand tot de dorpskern of stad, waardoor cliënten een geïsoleerd bestaan leven.

Werkrelatie: Het is positief dat de basis van de werkrelatie tussen boer/agoog/cliënt gebaseerd is op vertrouwen en respect en regelmatig in deze driehoek geëvalueerd wordt. Belemmerend kan zijn dat de boer het in bepaalde periodes te druk heeft en weinig tijd besteedt aan de cliënt.

Methodisch werken: Het werken vanuit een presente houding, CRA, het leveren van maatwerk, werken vanuit OW met complimenten, na uitstroom FACT en zelf kunnen kiezen welke methodieken worden ingezet worden, wordt als positief gelabeld.

Uitstroom: Het werkt positief als cliënten na een jaar een woning krijgen. Daarbij is het helpend als cliënten niet terugkeren naar hun oude woonplaats. Het werkt belemmerend als de sociaal agogen de cliënt niet kunnen voorbereiden op terugkeer in de samenleving, omdat zij niet weten waar de cliënt terecht komt. Er zijn ook cliënten die de stap moeilijk durven te zetten voor volledige ankering in de samenleving wat hun SZR kan ondermijnen.

Na uitstroom: Als na uitstroom gezorgd is voor goede nazorg en/of begeleiding/behandeling, cliënt nog dagbesteding kan verrichten op de zorgboerderij, kunnen deze factoren positief werken op het vergroten van zijn SZR. Wat belemmerend kan werken is dat een cliënt niet kan aarden in de nieuwe woning of in een achterstandswijk terecht komt en een negatief netwerk heeft.

5.1.3 Antwoord deelvraag 3

Wat hebben de cliënten op de zorgboerderijen organisatie N. nodig in de begeleiding van de sociaal agoog in interactie met de boer, om hun (sociale) zelfredzaamheid te vergroten?

Cliënten hebben het nodig dat zij door het wonen en werken op een zorgboerderij, leren wennen aan een dagritme, ‘rust, reinheid, regelmaat en veiligheid’, zaken van belang om straks te herankeren in de samenleving.

Daarna is het allereerst nodig dat cliënten gemotiveerd zijn om het traject samen met de agoog in samenwerking met de boer op een zorgboerderij die bij hen past, in te gaan.

Cliënten hebben het nodig dat zij regelmatig begeleiding krijgen van een sociaal agoog die hen ondersteunt in het herontdekken van hun eigen krachten en talenten, door er voor hen (op de achtergrond) te zijn, hen regelmatig te bezoeken, open gesprekken met hen te voeren, door de agoog geactiveerd te worden voor zelfreflectie en door hem geconfronteerd te worden met foutief gedrag en de gevolgen ervan. Daartoe is het van belang dat zij samen met de agoog een individueel zorgplan opstellen met korte en lange termijn doelen, op de leefgebieden waar zij aan willen werken.

34

Zij hebben daartoe de bijdrage van de boer en het boerenbedrijf nodig. De boer kan door een liefdevolle en geduldige houding een voorbeeldfunctie vervullen en de cliënten laten zien hoe het leven zonder het gebruik van drugs en op straat kan zijn.

Cliënten hebben het nodig dat als zij er qua sociale zelfredzaamheid aan toe zijn en een woning voorhanden is, te kunnen uitstromen uit het traject, ook al is het jaartraject op de zorgboerderij niet verstreken of hen juist langer in het traject te laten als zij nog niet klaar zijn voor uitstroom. Daartoe moeten zij plannen maken over terugkeer in de samenleving, over het wonen, werken/dag invulling en regelen van praktische zaken. Het is nodig dat nazorg wordt geboden als cliënten zijn

uitgestroomd door bijvoorbeeld een maatschappelijk werker die gedurende een half jaar nog regelmatig langskomt of de agoog van zorgboerderij die nog een aantal keer belt en vraagt hoe het gaat, zo geven de cliënten aan.

5.1.4 Antwoord deelvraag 4

Wat heeft de boer nodig in de samenwerking met de sociaal agoog om de (sociale) zelfredzaamheid van de cliënten te vergroten?

De boer heeft het nodig dat hij kan bijdragen aan het herstel van het zelf ontdekken en gebruik maken van eigen kracht en mogelijkheden van cliënten om zo de sociale zelfredzaamheid van cliënten te vergroten. Om op basis van gelijkwaardigheid vanuit zijn motivatie, met de cliënten samen te werken, een relatie op te bouwen en cliënten te helpen hun leven weer op de rit te krijgen.

Daartoe geeft de boer cliënten vertrouwen en laat hun voelen dat zij gezien en gehoord worden. Ook zorgt de boer voor een dagritme, leert cliënten verantwoordelijkheid dragen en gebruik te maken van hun talenten. De boer beschouwt de zorgboerderij als een soort van mini-maatschappij, waarbinnen cliënten zich veilig (leren) voelen, zelfstandigheid laten zien en respectvol met elkaar omgaan. De boer gebruikt zijn dieren om cliënten inzichten te geven in hun leven, omdat deze meteen reageren hoe cliënten zich voelen of handelen.

Verder heeft de boer het nodig dat hij op een prettige manier samenwerkt met de agogen en deze ten alle tijden kan bereiken. Binnen de samenwerking met agogen ziet de boer dat verschillen liggen tussen de begeleider en hem, in taakverdeling en het benaderen van cliënten.

De boer geeft aan dat het voor hem nodig is dat cliënten succesvol uitstromen uit het traject op de zorgboerderij, dat hem ‘als ondernemer’ het gevoel geeft dat zijn werk succesvol is afgesloten. De boer vindt het noodzakelijk dat niet te veel tijdsdruk mag zitten op de duur van het traject. Zij vindt één jaar voor een aantal cliënten te kort om uit te stromen.

De boer vindt het belangrijk en nodig dat cliënten na uitstroom uit de zorgboerderij zo nodig dagbesteding doen, de agoog cliënten ondersteunt bij het verkrijgen van sociale netwerken en dat deze de cliënten ondersteunt in het verkrijgen van vrijwilligerswerk/werk.

5.1.5 Antwoord hoofdvraag

‘Hoe kan de sociaal agoog in interactie met de boer N. cliënten in de trajecten wonen en werken op zorgboerderijen van organisatie N., begeleiden in het vergroten van hun sociale zelfredzaamheid?’

Uit het onderzoek komt naar voren dat cliënten door het wonen en werken op een zorgboerderij, leren wennen aan een dagritme, ‘rust, reinheid, regelmaat en veiligheid’, zaken van belang om straks te herankeren in de samenleving. Van belang is dat cliënten gemotiveerd zijn om het traject, samen met de sociaal goog, in samenwerking met de boer, op een bij een bij hen passende zorgboerderij, in te gaan. Zij moeten regelmatig ondersteuning krijgen van een sociaal agoog om zo hun eigen

krachten en mogelijkheden te herontdekken en te werken aan het vergroten van hun sociale

35

zelfredzaamheid. De sociaal agoog moet er voor hen (op de achtergrond) zijn, hen regelmatig bezoeken en open gesprekken met hen voeren. Zij hebben het nodig dat de sociaal agoog hen op basis van hun zorgplan activeert tot zelfreflectie en hen confronteert met ‘foutief’ gedrag en de gevolgen ervan. Als cliënten er qua sociale zelfredzaamheid aan toe zijn en een woning voorhanden is, moeten zij kunnen uitstromen naar se samenleving. Daarbij is het belangrijk dat nazorg wordt geboden.

Ook blijkt uit het onderzoek dat de boer in interactie met de sociaal agoog op basis van

gelijkwaardigheid, succesvol bij kan dragen aan het herstel van de cliënten door gebruik te maken van de eigen kracht/talenten van de cliënten. De boer beschouwt de zorgboerderij als een soort van mini-maatschappij, waarbinnen cliënten zich veilig (leren) voelen, sociale zelfredzaamheid kan laten zien en respectvol met elkaar omgaan. De boer gebruikt zijn dieren om cliënten inzicht te geven in hun leven. De boer kan door een liefdevolle en geduldige houding een voorbeeldfunctie vervullen en de cliënten laten zien hoe het leven zonder het gebruik van drugs en op straat kan zijn. De boer vindt het belangrijk dat goede nazorg geregeld is.

Concluderend kan gesteld worden dat: De sociale zelfredzaamheid van (dak- en thuisloze) cliënten met EPA door de sociaal agoog in interactie met de boer vergroot kan worden, door cliënten vanuit een herstel ondersteunende, presente houding te begeleiden in het inzetten en gebruik maken van hun eigen kracht en mogelijkheden binnen het wonen en werken binnen de zorgboerderij. Om na één jaar, succesvol uit te kunnen stromen naar het zelfstandig of begeleid wonen binnen de samenleving of naar een vervolgtraject. De literatuur sluit hier passend bij aan. Zo stellen Korevaar en Droes (2016b, p. 36) dat herstellen een proces is van het ontdekken en gebruiken van eigen kracht en mogelijkheden.

Daarbij is het belangrijk dat methodisch gewerkt wordt en nazorg verleend wordt, nadat de cliënt is uitgestroomd. Om zo terugval zoveel mogelijk te beperken en herankering in de samenleving mogelijk te maken. Dit sluit aan bij de gedachtegang van Van Regenmortel et al. (2006, p. 111) die het belang aangeven van nazorg waaronder sociale steun. Verlies van onder andere sociale steun lijken namelijk dak- en thuisloosheid te laten voortduren.

5.2 Aanbevelingen voor de sociaal agoog/boer

5.2.1 Informatieboekje met checklist maken ten behoeve van uitstroom/nazorg

Uit de resultaten komt naar voren dat de agoog cliënten praktisch en sociaal emotioneel moet

ondersteunen voordat zij uitstromen en ook nazorg moet bieden.

Implementatie: Laat een stagiaire van bijvoorbeeld FHSS een onderzoekje doen door een aantal gesprekken te voeren met zowel de begeleiders/boeren als uitgestroomde cliënten over hoe zij de praktische en sociaal emotionele uitstroom en nazorg moeten regelen. Op basis van die gesprekken maakt de stagiaire een digitaal informatieboekje waarin zaken zijn opgenomen die van belang zijn richting/ tijdens en na uitstroom van cliënten, zoals praktische zaken (woning beschikbaar, spullen om woning in te richten), contact zoeken netwerk of buren nieuwe woning, nog dagbesteding op zorgboerderij ja of nee, mogelijkheid vrijwilligerswerk of aanvullende dagbesteding zorgboerderij et cetera. Aan de hand van een checklist kan de sociaal agoog in samenwerking met de cliënt zien wat al gebeurd is en wat nog moet gebeuren. De inhoud van dit boekje wordt door de stagiaire

gepresenteerd aan sociaal agogen/boeren/cliënten.

36

Feedback praktijk: Deze aanbeveling werd zeer positief ontvangen. De bestaande checklist wordt uitgebreid op basis van de gesprekken stagiaire met begeleiders/boeren/uitgestroomde cliënten.

5.2.2 Zorgen voor flexibiliteit in kortere/langere duur traject

Uit de resultaten komt naar voren dat cliënten het nodig hebben dat als zij er qua sociale

zelfredzaamheid aan toe zijn en een woning voor handen is, kunnen uitstromen uit het traject, ook als het jaartraject op de zorgboerderij niet verstreken is, zo geven een aantal cliënten aan of cliënten juist langer in het traject te laten als zij nog niet klaar zijn voor uitstroom, zo geven zowel de agogen als boeren aan.

Implementatie: Overleg en bekijk in interactie met de cliënt en de boer of een cliënt eerder kan uitstromen of ander werk op de zorgboerderij of elders kan verrichten, om zo te zorgen dat zij niet minder gemotiveerd en verveeld raken om het traject succesvol af te sluiten en zich gaan vervelen.

Of bekijk in samenspraak met organisatie N. en de gemeente of er financiële mogelijkheden zijn om trajecten langer te laten duren dan één jaar, om zo ook extra administratieve handelingen van sociaal agogen te voorkomen.

Feedback praktijk: Deze aanbeveling wordt positief beoordeeld en zal geïmplementeerd worden.

5.2.3 Nazorg bieden

Uit de resultaten komt naar voren dat het belangrijk is dat nazorg wordt geboden als cliënten

uitstromen naar een woning binnen de samenleving, om zo te voorkomen dat zij terugvallen en weer dak- of thuisloos worden en op straat komen te staan.

Implementatie: Mogelijkheden: Vraag als agoog regelmatig na hoe het met de uitgestroomde cliënt gaat en of er problemen/vragen liggen of ga als sociaal agoog zelf nog een keer op huisbezoek en vraag dan ook naar wat er verbeterd kan worden in de ogen van de client om de overgang soepel te laten verlopen. Bekijk als agoog of binnen een wijkteam maatschappelijk werkers zijn waarop de cliënt zo nodig kan terugvallen. Cliënten mogen niet in een gat vallen. Bekijk of bij uitstroom het voor sommige cliënten mogelijk is om nog dagbesteding blijven doen op de zorgboerderij. Maak zo nodig gebruik van een FACT- Teams die uitgestroomde cliënten ambulant en op een flexibele manier kunnen behandelen en begeleiden.

Feedback praktijk: Deze aanbeveling wordt positief beoordeeld en zal geïmplementeerd worden.

5.2.4 Inzetten methodieken

Uit de resultaten komt naar voren dat om de sociale zelfredzaamheid te vergroten, de cliënten gemotiveerd moeten zijn om het traject tot een goed einde te brengen en tijdens het traject zoveel mogelijk zelf oplossingen te bedenken voor de problemen of vragen die zij tegenkomen. Daartoe kunnen de oplossingsgerichte methode en motiverende gespreksvoering helpend zijn, zo komt uit de resultaten naar voren. Daarnaast is presentiebenadering bevorderend voor het opbouwen en onderhouden van het contact met de cliënten door ernaast te gaan staan en er ‘te zijn’.

Implementatie: Ga tijdens functioneringsgesprekken na welke methodieken sociaal agogen inzetten en biedt de mogelijkheid aan om cursussen te doen in OW en MGV. Ga na wat deze trainingen kosten en of er ook een incompany training voor organisatie N. verzorgd kan worden.

Feedback: Er worden al trainingen aangeboden via ggz Academy. Deze aanbeveling leidt ertoe om collega’s er nogmaals op te attenderen op de noodzaak ervan.

37

5.2.5 Bevorderend gezondheid

Uit de resultaten komt naar voren dat het belangrijk is dat zowel lichamelijke als de geestelijke gezondheid van de cliënten worden bevorderd en dat het daarom belangrijk is dat cliënten sportmogelijkheden of vrijetijdsvoorzieningen hebben op de zorgboerderij of in de omgeving.

Implementatie: Bekijk in interactie met de boer naar sport/vrijetijdsmogelijkheden voor cliënten die dat willen op de zorgboerderij of in de stad/dorp waar de zorgboerderij zich bevindt.

Feedback: Deze aanbeveling sluit naadloos aan bij wat de organisatie voornemens is. Er is reeds 150 euro per persoon beschikbaar voor sport/vrijetijdsbestedingen.