• No results found

Een tentoonstelling (incl gespreksfaciliteiten) in zaal 14/15 met als basis de foto’s van de

4. Analyse

4.2 Beoogde producten

4.2.1 Een tentoonstelling (incl gespreksfaciliteiten) in zaal 14/15 met als basis de foto’s van de

over representatie met mensen uit de transgender community.

Gedurende het project is de gelijknamige tentoonstelling Transmission gerealiseerd. Het eerste beoogde product is dus waargemaakt. Er is ook een tweede tentoonstelling opgezet, een reprise. Beide tentoonstellingen zijn gemaakt in samenwerking met deelnemers en andere betrokkenen. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op hoe de rollen waren verdeeld.

4.2.1.a Engagement zone

Zoals Onciul omschrijft is de engagement zone het moment van interactie tussen de museummedewerkers en andere betrokkenen. De tentoonstellingen zijn de meest

omvangrijke producten die uit de engagement zones van Transmission voortgekomen zijn, op basis van tijd en betrokken personen. Er zijn verschillende engagement zones aan te wijzen:

1) De rondetafelgesprekken kunnen gezien worden als engagement zones. Op deze bijeenkomsten werden ideeën en plannen van het museum gepresenteerd. Deelnemers kregen tijdens deze gesprekken de mogelijkheid daarop te reageren en hun eigen ideeën voor de tentoonstelling te delen. Het museum verzamelde de reacties en ideeën en bracht ze in kaart. Tijdens het eerste rondetafelgesprek kregen de deelnemers te horen dat de fotoseries van Miep de basis van de tentoonstelling zouden vormen. De deelnemers werd

55

gevraagd op deze foto’s te reageren. Deelnemers geven aan dat de communicatie in deze engagement zone niet altijd even transparant verliep. Er ontstonden onduidelijkheden na de bekendmaking dat de foto’s van Miep zouden worden gebruikt. Deelnemers wisten

bijvoorbeeld niet dat deze foto’s al vastlagen en dat er niets meer aangepast kon worden in de hoeveelheid foto’s.

D5: “ja dat [eerste gesprek] was echt het startpunt […] En die foto’s lagen toen al op tafel, in een soort bladerding […] Ja toen kwamen er al vragen naar voren van: hoezo? En hoeveel van die foto’s worden er dan getoond? Maar daar kregen we misty antwoord op.

2) Het emailverkeer tussen museummedewerkers en de deelnemers zijn een engagement zone. Beslissingen over de tentoonstelling werden via de mail gecommuniceerd. Dit contact verliep niet altijd vlekkeloos. Soms werden deelnemers niet op de hoogte gesteld van beslissingen van het museum. Hierdoor ontstonden miscommunicaties die zorgden voor teleurstelling.

D5: “Daar zijn ze dan vanaf gestapt en daar hebben we dan weer geen mail over gehad. Dat

had ik dan wel goed gevonden.”

3) Persoonlijke gesprekken tussen deelnemers, andere betrokkenen en museumstaf kunnen ook beschouwd worden als een engagement zone. In deze gesprekken werden ideeën die aan het licht kwamen tijdens de rondetafelgesprekken verder uitgewerkt. Er zijn tijdens deze gesprekken ook nog nieuwe ideeën en adviezen aan het licht gekomen.

D5: “Ja dat ook, we mochten ook een keertje komen kijken naar de tentoonstelling […] we hebben wel bepaalde dingen, we hadden heel duidelijk gezegd dat we willen dat haartooitje van X willen we bij het kleine jurkje hebben.

4.2.1.b Participatievorm

Zoals benoemd in het theoretisch kader zijn er verschillende vormen van participatie mogelijk in deze case.

Bijdragen:

In de twee tentoonstellingen was er een bijdragende rol voor bezoekers. Bezoekers werden uitgenodigd om kortstondige bijdrages te leveren aan de tentoonstelling. Voorbeelden hiervan zijn: het invullen van een quiz over genderidentiteit op een touchscreen, een

fotomoment in de tentoonstelling en het invullen van het gastenboek bij de uitgang van zaal 15. Tijdens de reprise is er nog een bijdragend element toegevoegd. In zaal 15 hing een rek aan de muur waar de bezoekers een vraag werd gesteld. Zij kregen de mogelijkheid het antwoord op deze vraag op een briefje te schrijven en op het rek te bevestigen. Op die manier was het zichtbaar voor alle andere bezoekers.

Meewerken:

Deelnemers hebben aangegeven een meewerkende rol te hebben ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: reageren op ideeën van het museum, het inleveren van persoonlijke objecten en het inspreken van de audiotour. Hierbij werden de deelnemers begeleid door de

museummedewerkers die samen met de museumstaf werkten aan het opzetten van een tentoonstelling waarbij deelnemers de kans kregen na te denken over hun eigen verhaal en hoe ze dit konden visualiseren.

Deelnemers ervaren dit meewerken soms positief en soms negatief, afhankelijk van de situatie. Meewerken wordt door sommige deelnemers als heel leuk ervaren. Ze krijgen de kans om na te denken over eigen objecten, een persoonlijk verhaal te maken en die ook in te spreken. Anderen ervaren deze verantwoordelijkheden verschillend. Zij voelen zich een soort leverancier van materialen en ideeën en voelen zich niet betrokken bij de uitwerking. Zij ervaren hun rol niet als ‘meewerken aan het project’ maar als toeleveren. Zij geven aan dat ze hebben ervaren dat medewerkers van het museum uiteindelijk het doel bepalen en het concept vaststellen.

E: “En over de inrichting van de tentoonstelling, hadden de co-creators daar iets over te zeggen?”

D5: “nee en dat was jammer […] Maar dat hadden ze misschien zorgvuldig in stappen […] mensen mee kunnen nemen […] dan had je het gevoel dat je ook echt betrokken was. Maar nou was je een leverancier van en wist je niet wat er daarna gebeurde. Dus je was meer leverancier dan tentoonstellingsmaker. En dat werd ook vanaf het begin gezegd […] daar hadden wij niets mee te maken.”

57

Co-creatie:

Bij de conceptvorming van de tentoonstelling is geen sprake van co-creatie; de deelnemers zijn niet betrokken bij het opstellen van de projectplannen. Wel is co-creatie te herkennen in de ontwikkeling van een bijproduct van de tentoonstelling, namelijk de stadsgesprekken. Dit product is ontstaan vanuit de behoefte van de gemeenschap aan een fysieke ruimte voor dialoog. Het museum bood de gemeenschap elke vrijdagmiddag gedurende de

tentoonstellingen de ruimte het gesprek aan te gaan met bezoekers. De deelnemers kregen de volledige vrijheid deze gesprekken in te vullen naar hun eigen ideeën en behoeftes. Er waren wel medewerkers aanwezig ter begeleiding. Het museum bood de deelnemers de kans en een fysieke ruimte om hun eigen verhaal te vertellen.

Alle deelnemers kijken op een positieve manier terug op de stadsgesprekken. Ze zien het als een mooie kans om hun eigen stem te laten horen en vragen van bezoekers te beantwoorden. Met de stadsgesprekken hebben de deelnemers de meeste persoonlijke inbreng gehad. Ook gaf het deelnemers de kans mensen uit hun persoonlijke netwerk uit te nodigen.

D1: “Dat vind ik alleen maar goed. Je kan allerlei mensen via dat soort gesprekken, niet alleen medewerkers, maar ook andere mensen die gewoon als bezoeker langskwamen en waarmee je in gesprek raakte. Dat ging ook prima.”

D2: “Jouw verhaal wordt gehoord. Je hebt zelf in de hand wat je naar voren brengt en hoe je dat doet […] Nou dat is natuurlijk de grootste rechtstreekse inbreng in de expositie die je kan hebben. Je vertelt het publiek wat jij over wilt brengen. En je beantwoordt de vragen met jouw kleur, jouw inbreng, jouw visie.”

Een deelnemer had wel de kanttekening dat de stadsgesprekken niet goed genoeg bezocht zijn om er echt iets uit te halen.

D6: “Maar toen ik er was waren er iets van drie mensen […] Het was een leuk idee zeker, maar als je er echt iets uit wil halen had je het misschien beter bekend kunnen maken.”

4.2.1.c Ethische kwesties

Bij de realisatie van de tentoonstelling is sprake geweest van een ethische kwestie waar het museum van tevoren geen rekening mee heeft gehouden, maar wel een verantwoordelijke rol in had, namelijk de keuze wiens belangen zwaarder wegen met betrekking tot de keuze voor de fotoseries van Miep. Dit heeft geleid tot een tweetal conflicten met verschillende belanghebbenden.

Conflict met Miep:

Miep heeft aangegeven zich geen transgender te voelen. Zij wilde zich terugtrekken uit het project omdat ze ervaarde dat het project een misrepresentatie dreigde te worden van haar en haar identiteit.

M4: “Ik denk wel dat dat wat wrijving heeft gegeven […] en met name […] dat Miep toch wel een eigen beeld had met wat ze wilde en ook dat dat beeld in de loop van de tijd nog een beetje veranderd is. […] Dat was best lastig. Er is zelfs een periode geweest dat ze zich wilde terugtrekken. Dus het was niet alleen maar makkelijk.”

Dit conflict heeft geleid tot twijfel onder museummedewerkers over de rol die zij moesten aannemen ten opzichte van Miep en de fotografen.

M1: “Later in het gesprek kwamen we er wel achter, maar toen hadden we al de afspraken, dat Miep zich geen transgender voelt. Dat ze het eigenlijk heel vervelend vindt. Maar dan kom je in een soort lastigheid: werk je nou met fotografen of werk je met een model van fotografen? […] je werkt natuurlijk met fotografen.”

De conservator en de projectleider van het Amsterdam Museum zijn naar aanleiding van dit conflict een gesprek aan gegaan met Miep en Raats. Uit het gesprek is gebleken dat Miep toch weer mee wilde doen, na het sluiten van een compromis met het museum. Miep heeft na het oplossen van het conflict ook nog een audiotour ingesproken.

59

Conflict met de deelnemers:

Met de deelnemers ontstond ook een conflict. Deelnemers hebben tijdens de eerste inzage in de foto’s, die plaats vond tijdens het eerste rondetafelgesprek, direct aangegeven dat zij niet tevreden waren over de keuze van de foto’s en met name over de manier waarop de keuze voor deze foto’s tot stand gekomen is. Er waren voor de deelnemers een hoop onduidelijkheden met betrekking tot de contracten met de fotografen, de keuze van het museum om de deelnemers niet te betrekken bij de besluitvorming, en de keuze van het museum om al delen van de tentoonstelling vast te leggen, en daarna pas de mening van de deelnemers te vragen. Een extra pijnpunt bij de deelnemers ligt erin dat ze na hun mening gegeven te hebben, ook nog eens te horen kregen dat er voor de eerste tentoonstelling niets meer aangepast kon worden aan de hoeveelheid foto’s.

D2: “Maar uiteindelijk begreep ik van Mirjam dat ze werden geconfronteerd met deze foto’s en die vonden ze museaal en leuk te gebruiken. En dat was eigenlijk de leidraad en een soort startpunt en daar hadden ze ook afspraken over. Dan is dat hetgene waar je mee begint en waar ook niet veel aan te tornen valt. En dat vonden een aantal mensen die ik heb gesproken niet zo leuk.”

D5: “Ik denk dat het Amsterdam Museum zich in eerste instantie heeft laten leiden door de foto’s die er al waren. En vanuit die instantie zijn ze het project gestart. […] De eerste vergadering die ik heb gehad, heb ik dat ook gezegd en er waren ook meer mensen die die angst uitspraken van ja glijden we niet toch weer de verkeerde kant uit met z’n allen? En dat heeft het museum toen niet op kunnen pikken, want ze zijn wel degelijk welwillend. Omdat die afspraak met die fotograaf er al lag.”

M3: “Het was ook nog ingewikkelder omdat we een soort van basistentoonstelling al hadden, dus de foto’s van Miep, van Koos en Milette. Want de verwachtingen van de deelnemers, daar kwamen we eigenlijk vrij snel achter dat die eigenlijk dachten dat het gewoon een lege zaal zou zijn en dat ze alles zouden mogen inrichten. […] dat was vanaf het begin niet helemaal duidelijk bij de deelnemers en ook bij Koos en Miep niet. Want Miep wilde niet als transgender worden neergezet.”

Museummedewerkers beamen dat het niet goed paste bij hun intentie om samen te werken op basis van co-creatie en de gemeenschap dus te betrekken bij het maken van het concept. M4: “Om praktische redenen hebben wij dat toen samengevoegd. Het past niet helemaal bij het idee dat we hadden van: je legt eerst contact met de gemeenschap en vervolgens ga je samen kijken wat je kunt doen. Maar om tijd te winnen leek het ons wel handig want we wilden wel meteen beginnen.”

Voor de tweede tentoonstelling is, in overleg met de deelnemers, besloten om het aantal foto’s van Miep terug te brengen naar 5 foto’s. Met deze ontwikkeling zijn de deelnemers tevreden. Zij voelen zich gehoord en zijn vol lof over de manier waarop het Amsterdam Museum om is gegaan met de situatie. Werknemers van het Amsterdam Museum geven aan dat ze blij zijn dat ze dit in de tweede reprise konden aanpassen.

M1: “En vervolgens zijn we nu de derde fase van de tentoonstelling ingegaan. Dat moment was er niet meer dat contract met die fotografen. We hebben wel besloten één wand met Miep op te laten nemen, omdat het ons oorspronkelijke uitgangspunt geweest is en dat wilden we duidelijk maken.”

4.2.2 Een werkmethode die (her)gebruikt kan worden om in gesprek te gaan met actieve