• No results found

2. Een veranderende relatie tussen het museum en het publiek

2.3 Verschillende vormen van participatie

2.3.2 Meewerken

De tweede vorm die Simon bespreekt is ‘meewerken’. In tegenstelling tot bijdraagprojecten, waar de participatie van het publiek meestal draait om een kort moment, zijn

meewerkprojecten gebouwd op toegewijde en langdurige relaties. Het zijn projecten die door de culturele instelling worden aangedreven. Medewerkers werken samen met gemeenschappen als partners aan de ontwikkeling van nieuwe culturele producten. De deelnemers worden door de instellingen geselecteerd op basis van hun relatie tot het onderwerp of de manier waarop zij de beoogde doelgroep representeren.

Simon benoemt vier hoofdredenen waarom instellingen participatieprojecten aangaan op basis van meewerken; (1) experts of gemeenschappen worden geraadpleegd om zeker te zijn van nauwkeurigheid en authenticiteit, (2) deelnemers die de beoogde doelgroep

representeren kunnen nieuwe programma’s testen om succes te waarborgen, (3) deelnemers krijgen de kans om te leren hoe ze hun eigen inhoud of onderzoek kunnen ontwerpen, creëren en produceren en (4) bezoekers het gevoel te geven dat ze partners en mede-eigenaar zijn van de inhoud en van de programma’s van de culturele instelling.68

Effectieve meewerkprojecten zijn gebaseerd op een wederzijds vertrouwen tussen de medewerkers en de deelnemers. Een gedeeld begrip van de projectdoelen en een duidelijke taak- en rolverdeling zijn hierbij nodig.69

Bij dit soort projecten wordt vaak meer begeleiding van de medewerkers verwacht vanwege de langdurige relaties. Dit is een verschil met bijdraagprojecten waar het vooral

66 Simon 2010: p. 203 67 Ibidem: p. 204 68 Ibid.: p. 231 69 Simon 2010: p. 232

29

gaat om kortstondig relaties. Volgens Simon leggen de medewerkers telkens uit wat er van de deelnemers wordt verwacht, wat hun rol is en wat de beoogde eindresultaten zijn.70 Het

museum behoudt daarbij de macht over het concept. Veel van dit soort projecten hanteert een aanmeldingsprocedure om er zeker van te zijn dat de deelnemers de juiste motivatie hebben en het vermogen te presteren in de samenwerking die de instelling voor ogen heeft.

Wanneer er na afloop van het project met de deelnemers een langdurige en intensieve relatie is opgebouwd, kan men spreken van een meewerkproject waarbij de deelnemers op de juiste manier betrokken zijn geraakt. Een gevolg hiervan kan zijn dat deelnemers na het project een meer betrokken, diepere band hebben met de instelling. Ze worden nu

betrokken bij andere terreinen van de museumpraktijk en diepen die betrokkenheid nog verder uit. Een succesvol meewerkproject kan zorgen voor nieuwe jarenlange relaties en mogelijkheden.71

Simon maakt onderscheid tussen twee mogelijke rollen van deelnemers aan

meewerkprojecten: de adviserende of raadgevende rol en de co-ontwikkelaars rol.72 In de

eerste, raadgevende rol, betrekken musea experts of vertegenwoordigers van een gemeenschap bij een project om het te voorzien van advies of sturing bij de ontwikkeling van nieuwe tentoonstellingen of programmering. Dit geldt voor betrokkenheid op zowel de korte als lange termijn. Bij betrokkenheid op lange termijn voorzien de deelnemers de medewerkers van advies bij de ontwikkeling van nieuwe programma’s. Volgens Simon gaan dit soort projecten mis wanneer het niet duidelijk is hoeveel macht en verantwoordelijkheid deze adviespersonen hebben. Deelnemers moeten macht en verantwoordelijkheid hebben om feedback te geven aan een instelling. Duidelijke doelen en richtlijnen helpen zowel de deelnemers als de medewerkers de samenwerking als waardevol te zien.73

De tweede rol die Simon noemt bij meewerkprojecten is co-ontwikkelen. In deze rol functioneren deelnemers niet meer als adviseurs, maar als medewerkers. Het kan zijn dat ze worden betaald voor deze rol. De vaste museummedewerkers stellen het kader op voor het project. Vervolgens werken deelnemers als een soort partners samen om het project verder te produceren. Dit soort projecten vereisen relatief veel tijd van de museummedewerkers en

70 Simon 2010: p. 232 71 Ibidem: p. 232 72 Ibid.: p. 235 73 Ibid.: p. 237

een goede planning en coördinatie. Typerend voor deze projecten is de nauwe samenwerking tussen kleine groepen deelnemers en toegewijde medewerkers.74

Bij meewerkprojecten ziet Simon een belangrijke rol voor het museum in het opzetten van de projectkaders. Vanuit die kaders worden de deelnemers om hun betrokkenheid gevraagd. Simon adviseert museummedewerkers te starten met een ‘ontwerp-uitdaging’, een soort onderzoeksvraag. Deze vraag kan de medewerkers sturen bij het maken van beslissingen over hoe ze deelnemers het beste kunnen betrekken. Een specifieke vraag vergemakkelijkt het ontwerpen van het werkproces. Simon geeft een voorbeeld: “How can we tell the story of children’s immigrant experiences in a way that is authentic, respectful, and compelling to immigrant and non-immigrant audiences?”.75 Door met deze vraag het

project te starten, houdt de instelling vanaf het begin rekening met de behoefte en gevoelens van de deelnemers. Tegelijkertijd behoudt de instelling autoriteit over het vertellen van het verhaal. De deelnemers geven aan hoe het museum het beste het verhaal kan vertellen. De deelnemers vertellen het verhaal niet zelf.

Bij deze vorm van samenwerken geeft Simon ook de mogelijke rollen van

museummedewerkers weer. De projectleiders (1) sturen de samenwerking en houden het project op de rails. De gemeenschapsmanagers (2) werken nauw samen met de deelnemers en komen op voor hun behoeftes. Deze twee rollen omschrijft Simon als gelijkwaardig. Het is belangrijk dat de mensen die deze twee rollen innemen, worden gezien als gelijke partners. En tot slot de client representatives (3). Zij vertegenwoordigen de belangen en eisen van de instelling. Deze laatste rol verschilt van de eerste twee rollen aangezien de client

respresentative de belangen van een instelling vertegenwoordigt en niet die van de

gemeenschap. Volgens Simon is het belangrijk dat de eerste twee en de laatste rol

gescheiden blijven. Het is onverstandig om één persoon bijvoorbeeld zowel de belangen van een instelling als de belangen van een gemeenschap te laten vertegenwoordigen. Dit kan leiden tot ongebalanceerde machtsverhoudingen die weer kunnen leiden tot het ontstaan van een inferieur gevoel onder de deelnemers. Dit kan nadelig zijn voor de gemeenschap.76

In meewerkprojecten worden deelnemers door museummedewerkers beschouwd als gelijken zodra het proces op poten staat. Maar de basis en de uitgangspunten worden door

74 Simon 2010.: p. 238

75 Ibidem: p. 238 76 Ibid.: p. 252

31

het museum vastgelegd. Hierin behoudt het museum dus nog de macht en de hogere hand in beslissingen.