• No results found

25.8.3.2 Profielen op standplaatsniveau

TABEL 7 ENKELE VELDNAMEN MET EEN HYDROLOGISCHE BETEKENIS VELDNAAM

Blek Broek, brook Drecht, trecht Enk of es Goor Grift Grut of gruijt Flier, vlier, vledder of vleier

Haar, horst, donk Hiet

Koeland Laak

Leij, graaf of Wetering Loo

Maat, made

Meent, mient of gement Moer

Riet

Run, runneboom Seg, sek

Voort, voorde, foort Ven, veen

BETEKENIS Kalkmoeras

Vochtig bos, moerasbos

Doorwaarbare plaats, bijvoorbeeld in Katendrecht, Utrecht Oud bouwland, vrijwel altijd op een hoger gedeelte Afvoerloze laagte (moeras)

Gegraven kanaal of beek, vaak voor de ontwatering van een gebied

Gagelstruweel, wijst op voedselarm, zuur water Moerassig land

Droge zandrug in overigens nat gebied, bijvoorbeeld Raamsdonk Heideveld

Begraasd land, wijst op enige draagkracht dus goed ontwaterd grasland, bijvoorbeeld Junner Koeland aan de Overijsselse Vecht Gegraven of vergraven benedenloop van een beek. Bijvoorbeeld de Schouwlaak bij Zutphen

Een (gegraven) watergang vooral ten dienste van de ontginning van een veengebied

Van oorsprong bewoonde enclave in het bos, meestal op een zandrug (ook in plaatsnamen als -lo of -le zoals in Groenlo en Haarle)

Hooiland of weidegrond, van oorsprong vaak gemeenschappelijk gebruikt. Vaak te nat voor beweiding.

Gemeenschappelijke, onverdeelde grond. Vaak nattere landen die als hooiland gebruikt werden.

Venig, moerassig

Niet de plant, maar meestal in de betekenis van ‘stromend water’, ‘stroompje’

Stroompje resp. balkstuw, bijvoorbeeld De Run bij Valkenswaard Zeggemoeras

Doorwaadbare plaats, bijvoorbeeld in: Amersfoort, Coevorden, Lichtenvoorde en Vorden

2

Informatie

Methodiek

http://stromendlandschap.nl/artikelen, voorbeelden van LESA’s waarin de histo- rische context nader is toegepast en uitgewerkt.

Historische kaarten

http://www.topotijdreis.nl van het Kadaster. Zoom in op de kaart en scroll in de tijdbalk om te zien hoe het gebied in afgelopen 200 jaar veranderd is.

http://cartografie-nederland.startpagina.nl/www.cartografie

http://www.versfelt-topografische-kaarten.nl/kaarten-hottinger.html. De Hottinger- atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794:

Kadastrale Kaarten 1811-1832. Deze zijn te vinden op http://beeldbank.cultureelerfgoed. nl/onderwerpen, ‘bekijk afbeeldingen’, daarna zoeken op ‘verzamelplan <gemeente- naam>’. Meer details zijn zichtbaar in de ‘Minuutplans’. Deze zijn te vinden onder het lemma ‘Collecties’. Denk eraan dat de meeste gemeenten sinds 1832 naamsver- anderingen hebben ondergaan. Zoek dus zo veel mogelijk op de oude benaming. Historische Atlassen 1843 -1845. Beschikbaar voor diverse provincies. Schaal

1:25.000. Uitgeverij Nieuwland.

http://atlas1868.nl, Gemeenteatlas Jacob Kuijper.

Veldnamen

Veldnamen in Nederland (M. Schönfeld, Amsterdam, 1949, herdruk 1980). Schönfeld, M., 1955. Nederlandse waternamen, (Bijdragen en Mededelingen der

Naamkundecommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Weten- schappen te Amsterdam), 1955.

Ter Laak J.C., 2005. De taal van het landschap. Pilotproject Toponiemen in de Ber- kelstreek. Een verkennend onderzoek naar de bruikbaarheid van geografische namen voor het reconstrueren van de geschiedenis van het Oost-Nederlandse landschap. ROB Rapportage Archeologische Monumentenzorg 123.

Vries, j. de, 1962. Woordenboek der Noord-/Zuid-Nederlandse plaatsnamen. Utrecht/Antwerpen.

Vloeiweidesystemen

Baaijens, G.J., E. Brinckmann, P.L. Dauvellier en P.C. van der Molen. Stromend Landschap, Vloeiweidenstelstelsels in Nederland. KNNV Uitgeverij. ISBN 978 90 5011 389 2. http://stromendlandschap.nl/artikelen

5.13.2 HISTORISCHE CONTEXT OP STANDPLAATSNIVEAU

Dezelfde analyse kan ook op lokaal schaalniveau uitgevoerd worden. Men stelt zich dezelfde vragen, maar kijkt gerichter naar het plangebied zelf. Lokaal kaart- materiaal kan voor aanvullingen zorgen. Benader daarvoor de lokale historische vereniging of heemkundekring.

Een voorbeeld van historische informatie op kleinere schaal is de bekenatlas van de Veluwse beken en watermolens: http://www.bekenatlas.nl.

5.14 SYNTHESE

Relevant voor:

• beekherstelprojecten;

• hydrologisch herstel beekdalnatuur; • waterbergingsprojecten.

5.14.1 Inleiding

Kern

De synthese bestaat uit drie onderdelen:

1 Het schematisch uittekenen van de bodemopbouw en de hydrologie van het gebied in de vorm van een doorsnede van het gebied of een blokdiagram; 2 Het opstellen van een kwalitatieve waterbalans;

3 De evaluatie.

Deze twee activiteiten helpen de hiervoor verzamelde informatie met elkaar in verband te brengen en te begrijpen. Ook geven ze invulling aan de globale hypo- these van de (eco)hydrologie van het beekdal of stroomgebied, die het doel is van deze fase op hoofdlijnen in de analyse.

Het kan de hypothesevorming helpen als bovenstaande activiteiten worden uitge- werkt voor zowel de actuele als de historische situatie. Dit laatste geeft mogelijk inzicht in de oorzaken van de niet optimale uitgangssituatie en in de herstelmo- gelijkheden van het gebied.

Bij de synthese wordt alle informatie naast elkaar gehouden. Een valkuil is daarbij om deze informatie op gelijksoortig niveau met elkaar te vergelijken. Dat kan ech- ter alleen wanneer de informatie van vergelijkbaar schaalniveau en detailniveau

2

is. Wanneer dit niet het geval is, moet de vergelijking met de nodige terughou- dendheid uitgevoerd worden.

Aanpak

De aanpak van de synthese bestaat uit drie stappen die in de volgende paragrafen uiteengezet zijn: 1 Blokdiagram; 2 Waterbalans; 3 Evaluatie. 5.14.2 Blokdiagram of doorsnede Kern

Een blokdiagram (of doorsnede) is een figuur waarin de relatie tussen bodem- opbouw, grondwaterstroming, oppervlaktewater (ontwatering) en eventueel ve- getatietypen is weergegeven. Afhankelijk van de situatie wordt de doorsnede als dwarsprofiel en/of als lengteprofiel getekend. In de figuren 54 t/m 57 staan en- kele voorbeelden van blokdiagrammen en doorsneden en een voorbeeld van een korte analytische beschrijving behorend bij een blokdiagram.

Vragen

• Snap ik de hydrologie van het te herstellen gebied?

• Wat zijn de dominante sturende hydrologische processen in en in de omgeving van uw plangebied?

• Zijn de hydrologische deelstromen voldoende bekend?

• Hoe verhouden zich globaal het grondwater, het oppervlaktewater en de neer- slag?

WEES BEWUST VAN DE VARIATIE IN SCHAALNIVEAU