• No results found

2FIG 29 HET GRONDWATERSTANDVERLOOP OP VERSCHILLENDE PLAATSEN IN EEN

HYDROLOGISCH SYSTEEM MET BIJBEHORENDE VORMEN VAN DUURLIJNEN (Bron: Van Beusekom et al., 1990).

5 1 2 3 4 Wijzigingsgebied Kwelgebied Deelgebieden Neerslag Richting waterstroom Bodemoppervlak Freatisch vlak Onverzadigde zone Verzadigde zone Ondoorlaatbare basis 1 Wegzijgingsgebied 2Wegzijgingsgebied, randzone 3 Kwelgebied Deeltype Gebiedstype Typering duurlijnenverloop 0 100 200 0 100 200 0 100 200 4

Kwelgebied, gedraineerd 5Geïsoleerd gebied Deeltype

Gebiedstype Typering duurlijnenverloop

Invloed van klimaatverandering en ingrepen in het watersysteem op de duurlijn Uit de nieuwste klimaatscenario’s van het KNMI blijkt dat het huidige klimaat significant afwijkt (v.w.b. neerslag en verdamping) van het ‘gemiddelde’ klimaat van de afgelopen 30 jaar. Vandaar dat de nieuwe neerslag stochasten afwijken van de vorige stochasten. Bij het berekenen van de grondwaterstand over een periode van 30 jaar wordt dus een historische, niet meer bestaande grondwaterstand bere- kend.

Geadviseerd wordt een periode van maximaal acht jaar aan te houden, die ook voor de bepaling van de GHG uit peilbuizen wordt aangehouden. Wanneer deze niet voorhanden is, is een vuistregel: indien er een grondwatermeetreeks van een gemiddeld jaar aanwezig is, zoals 900 mm jaarneerslag, geeft dat een indicatie van het gemiddelde grondwaterstandsverloop.

Voorts is het van belang om bij gebiedskenners en terreinbeheerders na te gaan of er ingrepen hebben plaatsgevonden in het watersysteem gedurende de beoogde periode van de duurlijn.

Samenstellen duurlijn

WELKE INFORMATIE HEB IK NODIG?

• Gemeten en/of berekende grondwaterstanden of stijghoogtes over een periode van minimaal twee à drie jaar aan tweewekelijkse metingen.

• Bij meetreeks korter dan 30 jaar: neerslag en verdampingsgegevens (met behulp van Menyanthes te downloaden van de KNMI- site).

• Register LGR met informatie van huidige, voormalige en tijdelijke bemalingen en onttrekkingen.

WAT MOET IK DOEN?

1 Ga na of er eventueel bestaande duurlijnen zijn bij waterschappen en of terreinbeheerders.

2 Indien de gemeten reeks korter is dan 30 jaar, dan dient deze verlengd te worden op basis van KNMI-gegevens.

3 De gemeten en/of berekende

grondwaterstanden of stijghoogtes sorteren van hoog naar laag en in een grafiek weergeven.

4 Vergelijk de duurlijnen met

2

Regionale grondwatermodellen

Voor grote delen van Nederland zijn regionale modellen opgesteld waarin regiona- le informatie is verwerkt. Deze regionale modellen zijn daarmee een interessante informatiebron, enerzijds door de informatie die hierin is verwerkt en anderzijds omdat met behulp van deze regionale modellen inzicht is te verkrijgen in regio- nale grondwaterstanden, stijghoogtes, kwelstromen en intrekgebieden:

• AMIGO (Actueel Model Instrument Gelderland Oost); • AZURE (Actueel Instrumentarium voor de ZUiderzee REgio);

• DoRegMod (Dommel Regionaal Model, Hydrologisch Model-Instrumentarium Waterschap De Dommel);

• HYDROMEDAH (HYDROlogisch Modelinstrumentarium En DataArchief HDSR); • IBRAHYM (Integraal geBiedsdekkend RegionAal HYdrologisch Model);

• IWANH (Integraal WAter en Nitraatmodel Heuvelland);

• MIPWA (Methodiek ontwikkeling, Interactieve Planvorming t.b.v. het WAterbe- heer);

• MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel). Het voert hier te ver om een toelichting te geven op deze modellen. Het toepas- sen van deze modellen vergt ervaring. Raadpleeg daarom een professional. Bij het gebruik van een model is het essentieel om de bruikbaarheid ervan te verifiëren. Vraag daarom naar het schaalniveau en de kwaliteit van het model. En gebruik andere informatie en data om het model te staven.

Specifieke aanpak bij het vermoeden van een hydrologisch geïsoleerd systeem:

Om de mate van isolatie nader te onderzoeken, is een bodemverkenning door middel van een netwerk of raaien van boringen nodig. Speciale aandacht moet uitgaan naar de textuuropbouw (korrelgrootte), aanwezigheid van veen en organi- sche stofrijke lagen. Ook dunne lagen zijn van belang. Uit de boorgegevens maakt men een kaart van de verbreiding van de stagnerende laag of lagen. Deze vormt de basis voor het verdere werk. Om de grondwaterinvloed door (periodiek) toe- stroming van buiten te bepalen, dient een aantal raaien met grondwaterfilters op verschillende dieptes te worden aangebracht. Deze moeten tweewekelijks worden bemeten op de waterstanden, bij voorkeur gedurende ten minste één jaar. Met een hoogtekaart (AHN) en aanvullende D-GPS en eventueel waterpassingen (m.n. in een bos) worden de NAP-hoogtes van de filterbuizen en maaiveld vastgesteld. Wij bevelen sterk aan om een aantal filterbuizen te voorzien van loggers om de

kortetermijnvariatie van de waterstanden te kunnen bepalen. Snelle reactie van grondwaterstanden op meteorologische condities (regen, droogte) zijn typische kenmerken van hydrologisch geïsoleerde gebieden.

Met een lokaal hoge resolutie, dynamisch grondwatermodel, kan aanvullende in- formatie over herkomst (en daardoor de chemische eigenschappen) van toestro- mend grondwater worden verkregen.

Informatie

Bot, B. (2010). Grondwaterzakboekje. http://www.grondwaterzakboekje.nl. De eerste versie van het Grondwaterzakboekje, die in november 2011 uitkwam, is niet meer te leveren. Inmiddels wordt de laatste hand gelegd aan een sterk uitgebreide tweede editie. Deze editie zal in de loop van 2016 verschijnen. Cultuurtechnisch Vademecum. 1988. Werkgroep Herziening Cultuurtechnisch Va-

demecum, Cultuurtechnische vereniging. Locatie. 2e druk

Jansen, A.J.M. (2010). Systeemanalyse Boetelerveld. Unie van Bosgroepen. http://

edepot.wur.nl/333522.

Kieskamp, A.A.M., A.J.M. Jansen, J. Sevink & A.T.W. Eysink (2015). Hydro-ecologische systeemanalyse Beerzerveld. De noodzaak van interne en externe maatregelen. Coöperatie Unie van Bosgroepen, Ede.

Ten Cate, J.A.M., A.F. van Holst, H. Kleier & J. Stolp (1995). Handleiding bodem- geografisch onderzoek. Richtlijnen en voorschriften. Deel B: Grondwater. DLO- Staring Centrum, Wageningen, http://edepot.wur.nl/380316.

Van Beusekom, C.F., J.M.J. Farjon, F. Foekema, B. Lammers, J.G. de Molenaar, W.P.C. Zeeman (1990). Handboek Grondwaterbeheer voor Natuur, Bos, en Landschap. Studiecommissie Waterbeheer, Natuur en Landschap, SDU Uitgeverij, Den Haag.

Van der Gaast, J.W.J. & H.Th.L. Massop, 2003. Karakterisering van de freatische grondwaterstand in Nederland. Bepaling van de GxG en xG3 voor 1995 op punt- locaties. Alterra, Wageningen. http://edepot.wur.nl/38040.

Van der Gaast, J.W.J., H. Th. L. Massop & G.B.M. Heuvelink (2005). Monitoring van verdroging. Methodische aspecten van meetnetoptimalisatie. Alterra, Wage- ningen. http://edepot.wur.nl/36657.

Van der Gaast, J.W.J., H. Th. L. Massop & H.R.J. Vroon (2009). Actuele grondwa- terstandssituatie in natuurgebieden. Alterra - Wageningen UR, Wageningen. http://edepot.wur.nl/133456.

2

Van der Sluijs, P. (1990). Grondwatertrappen. In: Locher, W.P. & H. de Bakker (red.). Bodemkunde van Nederland. Deel 1. Algemene Bodemkunde. Malmberg, Den Bosch.

Von Asmuth, J.R. (2012). Groundwater System Identification through Time Series Analysis. Proefschrift Technische Universiteit Delft.

Von Asmuth, J., M. Knotters & K. Maas (2005). Tijdreeksanalyse voor ecohydrologen. Achtergronddocumentatie en cursushandleiding. KIWA, Nieuwegein.

http://www.grondwaterformules.nl

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/waterdata-en-waterberichtgeving/water- data. Hierin veel informatie over het waterregime van de grote rivieren. Deze is belangrijk voor de grondwaterdynamiek in veel benedenlopen van beken.

5.7 SAMENSTELLING VAN HET GRONDWATER

5.7.1 Samenstelling van het grondwater op stroomgebiedsniveau

Relevant voor:

• beekherstelprojecten;

• hydrologisch herstel beekdalnatuur;

• waterbergingsprojecten met een ecologisch doel. Kern

In dit stadium is behoefte aan een globaal, nog niet al te gedetailleerd inzicht in de samenstelling van het grondwater. Dit helpt bij het duiden van het type beek of na- tuurgebied. Op deze regionale schaal is dat mogelijk zonder duur en tijdrovend la- boratoriumonderzoek. Hiervoor reiken wij een aantal eenvoudige instrumenten aan. Vragen

• Hoe oud of jong is het grondwater en wat zegt dat over de te verwachten grond- waterkwaliteit?

• Welke chemische karakteristieken heeft het grondwater?

• Is er sprake van een sterk door regenwater beïnvloede bovenste laag van het grondwater of is aanrijking vanuit de ondergrond waarschijnlijk?

• Bevat de bodem een kalkhoudende laag of is een andere bron van zuurbuffe- ring aanwezig?

• Is er pyriet in de ondergrond aanwezig?

• Wat zegt de samenstelling van het grondwater over het type beek of natuurge- bied?

Aanpak

U kunt enig idee over de samenstelling van het grondwater krijgen door één of meer van de volgende stappen te zetten:

WELKE INFORMATIE HEB IK NODIG?