• No results found

8. Methodisch handelen

8.1 Methodische stappen

8.1.4 Stap 4 - programmeren

Bij programmeren staat centraal dat de professional zijn handelen steeds afstemt op het proces, de werkvormen, werkprincipes en hulpmiddelen (Donkers, 2012). Hierbij moet door de

jongerenwerker continu rekening worden gehouden met de (gebeurtenissen in) de situatie, personen, waardenkaders, omgevingsfactoren en groepsdynamiek (Van Stegeren, 1967;

Spierts, 1998 in: Sonneveld & Metz, 2015). Bij programmeren is in de uitvoering van de activiteit sprake van ordening en structuur en wordt nagedacht over waar de jongerenwerker met de groepsactiviteit naar toe wil. De jongerenwerker is een duizendpoot op het gebied van programmeren. Jongerenwerkers bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en evalueren

groepsactiviteiten. Iedere groepsactiviteit en situatie is anders, waardoor de jongerenwerker continue rekening dient te houden met verschillen. Indien mogelijk worden ook jongeren betrokken bij het programmeren van activiteiten.245

Een belangrijk streven in programmeren is het ontwikkelen van routines, zie ook paragraaf 6.2.3 Structuur. Het ontwikkelen van routines draagt bij aan het bieden van structuur. Routines gaan op den duur deel uitmaken van de groepscultuur, die binnen Groepswerk gecreëerd wordt.

‘Ze komen binnen en ze komen aan tafel zitten. Heel geniaal is dat. En dan gaan we eerst eigenlijk een beetje de dag doornemen en dan gaan we beginnen.’246

‘En wat ik ook altijd doe, als beloning… Stel we beginnen om drie uur, en wij zitten hier tot een uur of 8 dan is het logisch dat ik het avondeten verzorg. Dat is niet een

driegangenmaaltijd, dat is pizza en dan zijn ze meestal al heel erg tevreden. Snap je, klaar.’247

‘Ja ze geven elkaar ook allemaal een hand. Als iemand binnen komt geven ze elkaar ook allemaal echt een hand. In het begin sta ik ook heel vaak in de keuken en ben ik thee aan het zetten en in het begin liepen ze door en nu komen ze eerst in de keuken.’248

Literatuur bevestigt dat routines jongeren rust, houvast en duidelijkheid bieden (Sonneveld & Metz, 2015).

244 Wijndal, F., Meuleman, D. & Kraus, J. (2014). Diepte-interview met jongerenwerker 1 van praktijk 5. 13 november.

245 Lid leesgroepbijeenkomst rapport 18-01-17.

246 Korving, H., Van Middendorp, K. & Derks, J. L. (2014). Diepte-interview met jongerenwerker 1 van praktijk 2. 13 november.

247 Korving, H., Van Middendorp, K. & Derks, J. L. (2014). Diepte-interview met jongerenwerker 1 van praktijk 2. 13 november.

Uit de interviews blijkt dat jongerenwerkers hun handelen afstemmen op de behoefte van de groep en/of de situatie. Zo gaan jongerenwerkers met jongeren de dialoog aan over de invulling van activiteiten bijvoorbeeld door jongeren een bijdrage te laten leveren aan groepsdiscussies, debatten of rollenspelen. Tegelijkertijd kunnen jongeren in een groep zelf initiatief nemen en bijdragen aan de programmering van de groepsactiviteit.

Over de vorm van de activiteit lijkt door jongerenwerkers minder (bewust) nagedacht te worden. De vorm van de activiteit is belangrijk om goed aan te kunnen sluiten bij de behoefte van de doelgroep en om het doel van de activiteit te kunnen bereiken. Voordat jongerenwerkers activiteiten bedenken is het belangrijk dat zij zich bewust zijn van de verschillende

programmeringsvormen en welke invloed een activiteit op de jongere kan hebben. Veelal hebben jongerenwerkers een idee van de vorm van de activiteit die zij willen uitvoeren, zoals voetballen, praten over een bepaald thema of poseren voor de camera. In welke mate

jongerenwerkers deze keuzes bewust maken, is echter niet duidelijk geworden in de interviews met de jongerenwerkers.

Bewust invulling geven aan een activiteit is belangrijk om de doelen van de groepsactiviteit te behalen. Een duidelijke invulling van activiteiten zorgt voor structuur en aansluiting bij de behoeftes van jongeren. In de onderzochte praktijken lijkt echter een systematische invulling niet aanwezig. De invulling van de activiteit wordt veelal beïnvloed door de waan van de dag. Er wordt behoeftegericht geprogrammeerd en daar wordt tijdens de activiteit veelal invulling aan gegeven. De stappen in de activiteit zijn dan niet concreet geformuleerd omdat de vorm wordt bepaald door de jongeren.

Op basis van de literatuur zijn door Sonneveld & Metz (2015) verschillende activiteiten onderscheiden die worden ingezet tijdens het Groepswerk: doe activiteiten, uitstapjes, zelfstandig activiteiten organiseren, groepsgesprekken en individuele gesprekken. Iedere activiteit heeft zijn of haar eigen kenmerken. Hieronder worden de verschillende activiteiten beschreven en is gekeken in hoeverre ze terug te vinden zijn bij de onderzochte praktijken.

Doe activiteiten

Doe activiteiten zijn gericht op jongeren die samen activiteiten ondernemen. De jongerenwerker ondersteunt de jongeren hierbij (Sonneveld & Metz, 2015). Doe activiteiten komen in de

onderzochte praktijken op verschillende manieren terug: in sport, creatieve activiteiten, rollenspelen en digitale spelen. Binnen deze activiteiten is er onderscheid te maken in twee activiteiten: groepsgerichte activiteiten zoals voetbal en individuele activiteiten in een groep, bijvoorbeeld computeren in De Inloop.

Groepsgerichte doe activiteiten kunnen de samenwerking bevorderen, bijvoorbeeld door in teamverband een sport of spel uit te oefenen. Binnen de groepsgerichte activiteiten is er aandacht voor de behoeften van de groep.

‘(..) Ze [de jongeren] wilden graag nog een avond zaalvoetballen, dat ging allemaal niet. Ik ging op een gegeven moment met ze in gesprek gegaan van is het niet wat voor jullie om een zaalvoetbalteam op te richten? Nou daar hadden ze op zich wel oren naar, maar ze wisten niet hoe en wat, allemaal moeilijk. Maar toen heb ik ze in contact gebracht met een man hier uit de wijk die hier zijn eigen zaalvoetbalvereniging heeft. Dus die jongens zijn

uiteindelijk… Ik denk dat 10 jongens (..) allemaal samen in een zaalvoetbalteam zitten en die spelen ook in de competitie.’249

Bij individuele activiteiten in groepsverband kan worden gewerkt aan het behalen van

individuele ontwikkeldoelen. Jongeren hebben de kans om zichzelf te ontwikkelen door deel te nemen aan de groepsactiviteiten.

‘Zij denken gewoon ook leuk beetje schilderen, en foto’s maken. Ze doen heel veel dingen zonder dat ze het eigenlijk zelf doorhebben dat ze daar aan het werk zijn en je ziet ze toch veranderen.’250

Uitstapjes

Bij uitstapjes gaan jongeren samen met de jongerenwerkers op stap, bijvoorbeeld naar een museum, theatervoorstelling, of (pret)park. Het doel van uitstapjes is de horizon van jongeren te verbreden en groepsbinding te versterken. Ook als een groep vast zit in de ontwikkeling, biedt het uitstapje de mogelijkheid om de ontwikkeling te bevorderen (Sonneveld & Metz, 2015). In enkele onderzochte praktijken wordt het uitstapje gezien als middel om bij te dragen aan het kennismakings- en bindingsproces: ‘proberen we een band (..) op te bouwen met elkaar.’251 Jongeren worden beloond met het uitstapje, als voorwaarde wordt gesteld dat de jongere goed gedrag vertoont (zie ook het principe belonen in 8.3.5). Onder goed gedrag wordt bijvoorbeeld verstaan ‘jongeren die altijd komen [naar de activiteit/bijeenkomst]’.

Groepsgesprekken

In groepsgesprekken wordt een onderwerp of thema onder de aandacht gebracht en worden ervaringen/opvattingen besproken (Sonneveld & Metz, 2015). In de onderzochte praktijken vinden veelal groepsgesprekken plaats. De thema’s die worden behandeld tijdens de

groepsgesprekken verschillen per bijeenkomst. Kenmerkend voor de groepsgesprekken is dat de inhoud van het thema aan moet sluiten bij de behoefte van de groep. Jongeren bespreken bijvoorbeeld wel het thema buitensluiting in de groep, maar praten liever niet over schulden. Dit is mogelijk te verklaren doordat er een taboe ligt op bepaalde thema’s. Het is voor

jongerenwerkers belangrijk om zich hier bewust van te zijn, en bij deze vorm de juiste

invalshoek te kiezen om het thema wel bespreekbaar te kunnen maken. Bijvoorbeeld door een themabijeenkomst over geld te organiseren om indirect het thema schulden aan de orde te laten komen.

‘Ja, ik heb dus een geniale groep. En het zijn echt niet de domste of de aller slimste. Het is echt gemiddeld. En dan schrik je gewoon van de reacties. Nou, ik heb.. ook zoiets.. ik heb iets ontwikkeld. Ik heb drie brieven, drie sollicitatiebrieven geschreven. Dan geef ik ze alle drie de brieven en dan geef ik ze niet alle drie tegelijk, maar dan geef ik iedereen een brief. Dus in de groep heeft iedereen een brief. Dan geef ik ze allemaal één. En dan zeg ik nou, lees de eerste brief voor. En dan is het van ja, hij ging solliciteren. Daar komt het een beetje op neer en hij komt bij het gesprek – het is een soort van casus – hij komt bij het gesprek en dan krijgt hij te weten of te horen dat omdat hij Marokkaans is en omdat hij

249 Touali, Z., Tuuk, M. van der, (2014). Diepte-interview met jongerenwerkers van praktijk 3. November.

250 Isselt, J,. Granneman, L, (2014). Diepte-interview met jongerenwerker 2 van praktijk 1. 4 november.

251 Bertnard, B., Khodabaks, D. & Binnekamp, C. (2014). Diepte-interview met jongerenwerker 1 van praktijk 6. November.

nog moslim was, dat hij niet is aangenomen omdat dat niet acceptabel is binnen het christelijke bedrijf. Vuur! Nee, dat kan niet! Dit is discriminatie! Geniaal. Wouw. Tweede brief ging over huidskleur. Dus geloofsovertuiging telde niet mee, maar huidskleur. Dus hij was een Surinamer. Kon ook niet! Vreselijk! Hoe kan je dat nou zeggen! Ja, maar ze hebben alleen maar witte mensen in dat… mensen kennen die negers niet. Nee! Kan echt niet! Moeten die mensen het maar leren en et cetera. Oké, mooi. En toen de derde brief schoof ik voor. En die, je ziet hem al aankomen, en die ging van ja, hij is homo. Oh, ja, nee. Dat kan.’252

Binnen de stap programmeren wordt op verschillende manieren uitvoering aan de activiteiten gegeven. Iedere activiteit heeft andere kenmerken en draagt op een andere manier bij aan de ontwikkeling van de jongere.