• No results found

Standpunten van commissies en overheden

Hoofdstuk 3 De ondernemingswinstbelasting

3.6 Standpunten van commissies en overheden

Niet alleen wetenschappers hebben voorstellen gedaan voor invoering van een ondernemingswinstbelasting. Ook Europese en nationale beleidsmakers en de in opdracht van de Staatssecretaris van Financien ingestelde commissies Van Weeghel. Terwijl de ene organisatie de nadruk legt op een uniforme behandeling van de belasting op winsten, heeft een andere commissie juist belang bij een regeling die goed uitvoerbaar is.

Standpunt van de Europese Commissie (1994)

De Europese Commissie heeft op 25 mei 1994 een aanbeveling betreffende de belastingheffing van het midden- en kleinbedrijf gedaan.133 Hiermee werd beoogd de ontmoedigende werking die de progressiviteit van belastingheffing had op eenmansondernemingen en personenvennootschappen tegen te gaan. Specifiek ging het over geherinvesteerde winst. De Commissie beveelt in artikel 1 aan:

Article 1

133

Zie Commissie Aanbeveling van 25 mei 1994, 94/390/EC betreffende de belastingheffing van kleine en midden-grote ondernemingen.

44

Member States are invited to adopt those tax measures necessary to correct the deterrent effects of the progressive income tax payable by sole proprietorships and partnerships in respect of reinvested profits. In particular, they should consider the possibility of:

(a) giving these enterprises and partnerships in this respect the right to opt to pay corporation tax; and/or

(b) restrict the tax charge on reinvested profits to a rate comparable to that of corporation tax.

De verschillende manieren waarop ondernemingen door de wetgever behandeld worden vormen volgens Heithuis een rem op de zelffinancieringscapaciteit van de ondernemingen. De aanbeveling past volgens hem in een rechtsvormneutrale vennootschapsbelasting.134 De aanbeveling heeft een economische invalshoek.

Belastingplan 2009

In de Notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap, die toegevoegd is aan het belastingplan 2009, wordt aandacht besteed aan het grote verschil dat bestaat tussen behandeling van natuurlijk persoon-ondernemers en ondernemingen die belast worden door de vennootschapsbelasting. De ondernemingswinstbelasting en de winstbox worden genoemd als mogelijkheden om te komen tot een rechtsvormneutralere behandeling van winsten. Wel wordt duidelijk aangegeven dat dit opties zijn die vooral bedoeld zijn voor ‘op de lange termijn’. Het gelijk behandelen van ondernemingsvormen door middel van het transparant maken van alle ondernemingen wordt als optie uitgesloten. Dit wordt als ‘praktisch onuitvoerbaar’ gezien, omdat hierdoor voor beursgenoteerde ondernemingen en holdingsvennootschappen ontstaan. Volgens het belastingplan heeft het invoeren van een ondernemingswinstbelasting geen grote praktische nadelen. Er wordt onderkend dat er veel voordelen zitten aan het invoeren van een ondernemingswinstbelasting. Zo zou er regelgeving op het gebied van overgang van de Inkomstenbelasting naar de vennootschapsbelasting kunnen verdwijnen. Wel zijn er ongewenste effecten op het gebied van herverdeling van inkomen. Van een invoering op korte termijn zal geen sprake zijn. Na 2009 is de ondernemingswinstbelasting niet genoemd in het jaarlijks gepubliceerde Belastingplan. In het Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemerschap (TFO) schrijft Essers135 dat het Ministerie van Financiën de optie tot invoering van een ondernemingswinstbelasting telkens noemt, maar dat het Ministerie altijd kanttekeningen plaatst en het omschrijft als een alternatief voor de toekomst.

Commissie Van Weeghel (2010)

In het rapport ‘Continuïteit en vernieuwing’ brengt de Commissie Van Weeghel verslag uit van het onderzoek naar manieren om het Nederlandse belastingstelsel te herzien. De opdracht die de Commissie bij haar oprichting in 2009 meekreeg was om te onderzoeken of er verbeteringen in de belastingmix mogelijk waren en om te onderzoeken of er vereenvoudiging mogelijk was binnen verschillende belastingen. Het onderzoek speelde zich af tegen de achtergrond van vijf kernthema’s. Dit waren: soliditeit, solidariteit, economische efficiëntie, eenvoud en milieuvriendelijkheid.

In haar rapport schrijft de Commissie dat er de afgelopen jaren veel gesproken is over grote stelselveranderingen. Hierbij noemt ze onder andere een ondernemingswinstbelasting. Verandering

134

Zie E.J.W. Heithuis, ‘Zonder aanziens des (rechts)persoons de Wet VPB 2007: De ondernemingswinstbelasting van de 21e eeuw’, Kluwer, Deventer, 2005, p.21/22.

135

Zie P.H.J. Essers, ‘Verhandeling, verleden, heden en toekomst’, Kluwer, 2008, Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht 2008/147.

45 van winstbelastingstelsel noemt ze ‘niet nodig’. Een stelselverandering zou vaak ‘contraproductief’ zijn. Het invoeren van een ondernemingswinstbelasting zou afwijken van de juridische realiteit. Hierdoor zou er een complex stelsel nodig zijn dat in de internationale setting tot ongewenste effecten zal leiden. Het argument voor het afwijzen van een ondernemingswinstbelasting is dat het afwijkt van de juridische realiteit. De Commissie zelf draagt een alternatief aan binnen de huidige belastingheffing. Volgens de Commissie dienen ondernemingswinsten neutraal naar rechtsvorm belast te worden. Ook het arbeidsbestandsdeel binnen ondernemingswinsten moet evenwichtiger belast worden.

3.7 Deelconclusie

De deelvraag die in dit hoofdstuk beantwoord is luidt: ‘Welke voorstellen zijn in de literatuur en door

commissies gedaan om tot de ondernemingswinstbelasting te komen, en welke effecten hebben deze voorstellen op de overheidsfinanciën?’

Zowel in de wetenschappelijke literatuur als door beleidsmakers zijn de afgelopen decennia voorstellen gedaan om tot een ondernemingswinstbelasting te komen. Sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog zijn er voorstellen gedaan door: de voormalige Minister van Financiën Lieftinck, het Katholiek verbond van werkgeversvakverenigingen en de Commissie Stevens, Van Dijck (1984), Essers (1992), Koudijs (1993), Heithuis (2005) en Verver (2008). De effecten op de overheidsfinanciën van de voorstellen van Koudijs, Heithuis en Verver zijn onderzocht. In vorm zijn er een aantal overeenkomsten tussen de onderzochte voorstellen. Zo worden de belastingfaciliteiten die in de huidige Wet Inkomstenbelasting 2001 opgenomen zijn, vrijwel in het geheel, niet overgenomen in de voorstellen voor een ondernemingswinstbelasting. Andere overeenkomsten tussen de voorstellen zijn dat natuurlijk persoon-ondernemers ook gebruik kunnen maken van de deelnemingsvrijstellingsregeling. Er zijn echter ook een aantal verschillen tussen de voorstellen. Verver en Heithuis gaan uit van een klassiek belastingstelsel, terwijl Koudijs uitgaat van een verrekeningsstelsel. Het voorstel van Koudijs onderscheidt zich ook doordat haar voorstel voor een stelsel, het enige is dat uit gaat van een afschaffing van de fiscale eenheid.

Voor het beantwoorden van de vraag welke invloed de voorstellen tot een ondernemingswinstbelasting hebben op de overheidsfinanciën, kan er onderscheid worden gemaakt tussen de kosten en de opbrengsten van de in te voeren regeling.

Bij de kosten gaat het over de kosten die belastingplichtigen en belastingdienst moeten maken in het proces van belastingheffing. Bij de effecten van de ondernemingswinstbelasting op de opbrengsten, kan er onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de directe budgettaire gevolgen en anderzijds de gevolgen die een ander belastingstelsel heeft op het gedrag van belastingplichtigen.

De beïnvloeding van belastingplichtigen wordt behandeld in hoofdstuk 5. Veranderingen in de rechtsvormneutraliteit hebben invloed op de mate waarin belastingwetgeving de keuze van ondernemers voor een bepaalde rechtsvorm beïnvloed. De in dit hoofdstuk onderzochte effecten van de voorstellen op de rechtsvormneutraliteit worden gebruikt in hoofdstuk 5.

De effecten op de kosten, de directe effecten op de opbrengsten en de effecten op de rechtsvormneutraliteit zijn de volgende:

46 - Effecten op de uitvoeringskosten bij innen van belasting: dit effect verschilt per voorstel. Door alle ondernemers op gelijke wijze te belasten kan veel wetgeving vervallen. Bij alle voorstellen vervalt wetgeving op het gebied van ondernemingsfaciliteiten. Ook vervalt veel wetgeving op het gebied van omzetting van IB- onderneming naar een entiteit uit de vennootschapsbelasting. Bij Verver is echter veel nieuwe wetgeving nodig op het gebied van de horizontale fiscale eenheid.

De opbrengsten van de voorstellen

- Effecten op de hoeveelheid belastinginkomsten voor de overheid: hoewel de voorstellen van elkaar verschillen zijn er overeenkomsten in keuzes die worden gemaakt. Grote impact heeft het afschaffen van belastingfaciliteiten die alleen voor IB-ondernemers geldt. In alle voorstellen worden deze gedeeltelijk of geheel afgeschaft. Het openstellen van concernregelingen voor alle ondernemingen zal de belastingopbrengst doen dalen. In de voorstellen is over het algemeen een uitbreiding zichtbaar van de mogelijkheden tot opbouw van een oudedagsvoorziening. Dit leidt tot een uitstel van belastingheffing. Op lange termijn zal dit geen gevolgen hebben voor de hoogte van de belastinginkomsten Op het gebied van de hoogte van het toe te passen belastingtarief verschillen de voorstellen van elkaar. In het voorstel van Koudijs daalt het tarief. Verver streeft naar een lager belastingtarief, maar vermeldt in haar voorstel een hoger tarief.

- Effecten op de rechtsvormneutraliteit: in alle voorstellen wordt er in een grotere mate rechtsvormneutraliteit bereikt dan dat nu het geval is. Slechts op relatief kleine onderdelen zal er in de voorstellen onderscheid zijn tussen natuurlijk persoon-ondernemers en de nu nog in de vennootschapsbelasting belaste ondernemingen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de compensatie voor kleine ondernemers in het voorstel van Verver. Opmerkelijk is de nieuwe rechtsongelijkheid die in het voorstel van Heithuis ontstaat door onderscheid tussen de behandeling van eenmanszaken en personenvennootschappen. Het verkleinen van het onderscheid tussen de vormen waarin een onderneming kan worden gedreven leidt tot een afname van arbitragemogelijkheden van belastingplichtigen en daarmee tot lagere inningskosten van belastingen.