• No results found

De stand van zaken in andere landen

In document Waar blijven de Super-Supers? (pagina 51-57)

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

2.5 De stand van zaken in andere landen

Bij grootschalige supermarkten of superstores wordt al gauw naar het buitenland gewezen. Onder andere België, Frankrijk en de Verenigde Staten staan bekend om hun hypermarkten. In deze paragraaf wordt naar het buitenland gekeken om te onderzoeken

of er lering getrokken kan worden over de ervaringen van deze landen met betrekking tot grootschalige supermarkten/detailhandel.

2.5.1 Waarom retailers de grens over gaan

Internationalisatie is een veel gehoorde term in de supermarktwereld. Het zal de komende jaren ook steeds meer toenemen. Deze groei is te verklaren door verschillende factoren, zowel externe als interne factoren. Als eerste zijn er de externe factoren, zoals:

 Het verzadigd raken van nationale markten, waardoor op deze markten meer geïnvesteerd moet worden om marktaandeel te verwerven/behouden;

 De beperkende wetgeving in sommige landen, waardoor bedrijven worden genoodzaakt om over de grenzen te kijken wanneer ze willen uitbreiden;

 Het verlagen van de transportkosten, het verbeteren van informatiesystemen en de opening van grensgebieden, welke de uitvoer van sales formats en kapitaal

vergemakkelijkt;

 Het bestaan van internationale nichemarkten van consumenten met dezelfde smaken in ‘transcultural goods’.

Daarnaast zijn er ook nog interne factoren, zoals:

 Het zoeken naar groeicijfers en een winstmarge die hoger is dan die verkregen kan worden in het land waar het bedrijf oorspronkelijk opereert;

 Het spreiden van risico over verschillende landen met verschillende formats;  Het geloof in het bedrijf dat men know-how bezit die ‘exportable’ is;

 De wil om macht te vergroten ten opzichte van internationale leveranciers, zowel in sales als in onderhandelingen.

2.5.2 Retail formats in andere landen

De economische importantie van verschillende typen retailers varieert van het ene tot het andere land, alsmede het dominante retail format. Dit kan verklaard worden door factoren die te maken hebben met cultuur, overheid, demografie, sociologie en de economische omgeving, maar het kan ook uitgelegd worden doordat lokale ondernemers verschillende formats op verschilende tijdstippen geintroduceerd hebben. Voor een overzicht van de dominante formats in de landen, Frankrijk, Engeland en Duitsland en België zie onderstaande figuur (Tordjman, 1994).

Tabel 21 Kenmerken typen supermarkten buitenland

Frankrijk Engeland Duitsland Nederland België

Sterk Hypermarkt Superstore Hard

discount, hypermarkt Supermarkt, discounter Supermarkt, discounter

Medium Supermarkt Hard

discount

Supermarkt Hypermarkt

Zwak Hard discount, superstore

Hyper Superstore Superstore,

hypermarkt

2.5.3 Wetgeving

In vergelijking met de Verenigde Staten, kent de Europese retail sector een (veel) strengere wetgeving. Om de onafhankelijke retailers in de stadscentra te beschermen,

richt de wetgeving in Europa zich primair op concurrentie, nieuwe winkels en dagen en tijden waarop de winkels geopend zijn. Dit komt in de praktijk echter niet altijd tot uiting; de uitvoer van de wet in de praktijk verschilt van hoe de wet eigenlijk zou moeten

worden uitgevoerd, en zo heeft de wetgeving in Europa grootschalige retailing niet kunnen voorkomen (Tordjman, 1994).

De wetgeving binnen Europese landen verschilt. In Spanje bijvoorbeeld is de wetgeving soepel en liberaal, wat de snelle groei van hypermarkten in de jaren 80 verklaart. In Italië daartegenover is de wetgeving strikter, waardoor de opening van hypermarkten wordt beperkt. Wetgeving kan dus de ontwikkeling van sommige retail formats belemmeren, maar het kan ook de groei van verschillende winkeltypen mogelijk maken. De hard discounters in Duitsland hadden bijvoorbeeld niet het succes gekend dat ze nu hebben als Artikel 11.3 (het beperken van het openen van grote winkels aan de randen van steden) niet had bestaan (Tordjman, 1994).

Duitsland kent een federaal systeem waarbij gemeenten een grote verantwoordelijkheid hebben voor ruimtelijke planning en belastingheffing (met name bedrijfsbelasting is een belangrijke bron van inkomsten). In principe moeten alle nieuwe grootschalige

detailhandelsvestigingen in aangewezen winkelgebieden liggen overeenkomstig de centrale-plaatsentheorie (Christaller).

In vergelijking met Duitsland is het bestuurlijk stelsel van het Verenigd Koninkrijk zeer centralistisch. Gemeenten kunnen weliswaar hun eigen beleid voeren, maar instructies van de nationale overheid in de vorm van zogeheten ‘Planning Policy Guidance Notes’ moeten gevolgd worden bij het toetsen van bouwaanvragen. Bovendien kan de minister er voor kiezen om zelf over een bepaald geval te beslissen (call-in). In tegenstelling tot in Duitsland en Nederland, is er geen coalitievorming in de politiek: de winnaar van

verkiezingen kan alles bepalen. Veranderingen in de politiek op nationaal niveau kunnen daarom ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ordening (Evers, 2004).

België kent een strikt detailhandelsbeleid. Als gevolg hiervan heeft België zeer weinig vierkante meters winkelruimte per inwoner, zelfs 70% minder dan het Europese

gemiddelde! Dit is gunstig voor de omzet per vierkante meter in de winkels en daarmee uiteindelijk voor de huurprijzen. In België is de wetgeving al in 1975 aangescherpt, omdat er te veel super- en hypermarkten in de periferie ontstonden.

Grootschalige detailhandel is in Frankrijk bewust aangemoedigd, toegestaan of tenminste niet voldoende tegengehouden door de Franse staat. Frankrijk heeft sinds de jaren

zeventig regels ingevoerd om de groei van hypermarkten tegen te gaan. De motivatie hiervoor is (in tegenstelling tot Nederland) niet de ruimtelijke ordening, maar

bescherming van de middenstand. Een commissie die bestaat uit lokale

vertegenwoordigers, vertegenwoordigers van Kamer van Koophandel en consumenten moeten hier beoordelen of vestiging van een grootschalige supermarkt goed is.

Beoordeling vindt plaats op basis van in de wet geformuleerde criteria, die ervoor moeten zorgen dat kleine detailhandelsbedrijven niet verdwijnen, dat evenwicht ontstaat tussen stedelijke gebieden en landelijke gebieden en voldoende concurrentie gegarandeerd is (Langenberg-Van der Klauw e.a., 1997).

Eind jaren zestig van de vorige eeuw begon het fenomeen weidewinkel zich in Duitsland en Frankrijk in rap tempo te verspreiden. Toen deze ontwikkeling met de realisering van onder andere enkele ‘Maxis’-vestigingen Nederland bereikte, werd een parlementaire

commissie ingesteld om de gevolgen hiervan te onderzoeken. Het oordeel van het rapport was vernietigend:“perifere grootschalige detailhandel zou een verandering in de

hiërarchie van winkelcentra teweegbrengen”, “een onaanvaardbare belasting van wegen en wegaansluitingen” veroorzaken en het draagvlak voor voorzieningen in de stad aantasten.

In het buitenland hebben zich echter wel ingrijpende veranderingen voorgedaan. Na de liberalisering van het detailhandelsbeleid door de regering-Thatcher (Engeland) zijn vele winkelketens naar out-oftown shopping malls of weidewinkelgebieden verhuisd. Het beleidsvacuüm in Oost-Duitsland na ‘die Wende’ heeft geleid tot een grote uitstroom van winkels naar ‘die grüne Wiese’ en tot een achteruitgang van de binnensteden. Evaluaties van het PDV-beleid in 1985 en 1990 zijn dan ook positief: de negatieve gevolgen voor de steden die in het buitenland voor kwamen, werden in Nederland tegengehouden.

De effectiviteit is duidelijk te zien wanneer we Nederland vergelijken met enkele andere Europese landen: in Frankrijk vindt 49 procent van de omzet in de

levensmiddelenbranche plaats in grootschalige winkels, in Groot-Brittannië 42 procent, in Duitsland 25 procent en slechts 5 procent in Nederland. Het is evident dat de

waargenomen internationale trend tot schaalvergroting en diffusie niet vanzelfsprekend is; in vele Europese landen bleek het mogelijk deze trend door middel van

overheidsregels te sturen.

2.5.4 Belangstelling van buitenlandse supermarktorganisaties

Door FoodPersonality is in augustus 1997 een inventarisatie onder buitenlandse retailorganisaties uitgevoerd. Er is gevraagd naar de belangstelling onder buitenlandse ondernemingen om zich in Nederland op een (PDV- of) GDV-locatie te vestigen.

Buitenlandse formules hebben vooral interesse in vestigingen in de Randstad vanwege de hoge bevolkingsconcentraties in de verzorgingsgebieden (Langenberg-Van der Klauw e.a., 1997).

Supermarktondernemers verwachtten destijds (1997) vanuit het buitenland niet veel concurrentie. Als reden daarvoor werd de bijzondere en zeer fijnmazige

distributiestructuur genoemd. In Frankrijk heeft een perifeer gelegen hypermarkt vrijwel een monopoliepositie, terwijl zo’n winkel in Nederland moet concurreren met andere winkels dicht in de buurt. Wanneer dit wordt vertaald naar verzorgingsgebieden,

bevinden zich in Nederland daarbinnen veel andere winkels waarmee geconcurreerd moet worden (Langenberg-Van der Klauw e.a., 1997).

Deze belangstelling is tegenwoordig echter groter geworden; toen Laurus in 2006 besloot om haar noodlijdende Edah- en Konmar-vestigingen van de hand te doen was over buitenlandse interesse niet te klagen. Verschillende buitenlandse namen (o.a. Colruyt, Tesco, Carrefour, Kaufland, etc.) werden genoemd als potentiële overnamekandidaten. Uiteindelijk zijn de vestigingen in Nederlandse handen gebleven, maar dat een (echt) grote buitenlandse retailer zich ook daadwerkelijk op de Nederlandse markt vestigt lijkt een kwestie van tijd.

2.5.5 De verschillen met Nederland

Ondanks dat Nederland en België buurlanden zijn, is er een groot verschil tussen de kooppatronen in beide landen. De verkoop via hypermarkten (lees: superstores) in Nederland groeide in 2005 met meer dan 20% (met 8 outlets). In vergelijking met België

is dit een aanzienlijke groei, omdat België een groei kende van 6% met 91 hypermarkten (outlets).

Door hun grotere oppervlakte leveren Belgische supermarkten een groter product assortiment dan in Nederland en de Belgische consumenten brengen vaker een bezoek aan de supermarkt dan de Nederlanders. Prijsconcurrentie is in Nederland sterker dan in België, als een gevolg van de prijzenoorlog en het belang van de discounters, waardoor consumenten in Nederland prijsgevoeliger zijn dan in België. Supermarkten en

superstores kunnen hiervan profiteren, vanwege de groeiende populariteit van dit format (discounters). Daarnaast kunnen de verschillen tussen supermarkten en discounters verder vervagen, omdat supermarkten zich in sommige aspecten hetzelfde gaan positioneren in als discounters (bijvoorbeeld Colruyt die de shop displays overeenkomen met de hard discounters).

De dichtheid van supermarkten is lager in België (220 per miljoen inwoners) in vergelijking met Nederland (300 per miljoen inwoners). Als gevolg hiervan kopen de consumenten in Nederland vaker hun goederen lokaal, en vaker op de fiets boodschappen doen; iets wat zeldzaam is in België (Moreau e.a., 2004).

Hoewel de meeste megaontwikkelingen in Amerika zijn ontstaan, is er een belangrijke verschijningsvorm die van Europese bodem afkomstig is, namelijk de Franse

hypermarché. Hypermarché hebben een zeer uitgebreid assortiment, lage prijzen en bovendien grote hoeveelheden gratis parkeerplaatsen. Hypermarchés hebben in Frankrijk een grote vlucht genomen, waardoor er hedendaags al meer dan 1.100 te vinden zijn. Hypermarchés groeiden niet alleen in aantal maar ook in omvang. Al aan het eind van de jaren zestig was de gemiddelde oppervlakte opgelopen tot 23.000 vierkante meter

winkelvloeroppervlakte (WVO); ter vergelijking, een gemiddelde Albert Heijn XL is kleiner dan 3.000 vierkante meter WVO. Tegenwoordig nemen hypermarchés bijna de helft van de totale Franse detailhandelsomzet in food voor hun rekening (Evers e.a., 2005).

2.5.6 De lessen

België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben enkele decennia een vrij beleid gevoerd. Dit heeft geleid tot een trek naar buiten, ten koste van de positie van de centra (terwijl die in Nederland sterker bleven dan ooit). Toen de leegstand in en verpaupering van de binnensteden zorgwekkende vormen hadden aangenomen, is gekozen voor een beleid naar Nederlands voorbeeld (de deelstaat Nordrhein-Westfalen bijvoorbeeld heeft het voormalige Nederlandse beleid voor perifere detailhandel grotendeels overgenomen). De binnensteden daar leven inmiddels weer zichtbaar op (Notitie Perifere Detailhandel). Het is dus niet voor niets dat Frankrijk, Duitsland, België en Engeland strengere regels invoeren om de groei van de perifere detailhandel af te remmen. Maar ook in de VS is er geen consensus over de wenselijkheid van een grofmazige winkelstructuur; het lijkt meer een bijproduct van de vrije markt dan een bewuste keuze (Evers, 2005).

Elk land heeft zijn eigen aanbodstructuur en ruimtelijke ordening. De verstedelijking in Frankrijk, Duitsland en Engeland is niet te vergelijken met Nederland. Een sterk

Ondanks dat elk land zijn eigen voorzieningenstructuur heeft, zijn een aantal

internationale tendensen te benoemen, die de historisch opgebouwde structuren doen verdwijnen:

 schaalvergroting;  toenemende mobiliteit;

 internationalisering van formules;  filialisering.

Nederland moet alert zijn op buitenlandse supermarktconcerns die zich in de markt willen positioneren. Bovengenoemde tendensen doen het proces van het verdwijnen van de zelfstandige ondernemer versnellen.

In document Waar blijven de Super-Supers? (pagina 51-57)