slechts tot zekere hoogte de arbeiders aan het werk kon zetten, en uit de toeneming
der bevolking, waardoor telkens de voorraad, die ter beschikking kon worden gesteld,
een aangroeiend overgroot getal lieden moest voeden. In de twee eerste boeken
van zijn werk poogt nu George die tweeledige theorie der economie te weêrleggen.
Op zijn beurt tracht hij - wat Rodbertus vóór hem had gedaan
2)- uitéén te zetten,
dat de loonen niet van het kapitaal worden genomen. Hij gaat uit van de stelling,
dat de loonen in werkelijkheid getrokken worden uit de opbrengst van den arbeid,
voor welken zij worden betaald. De arbeid wordt niet onderhouden en betaald van
een bestaand kapitaal. Van het product van den arbeid, niet van de voorschotten
van het kapitaal, zijn de loonen afkomstig. Als een werk-gever wekelijks zijn balans
opmaakt, dan staat tegenover de uitgegeven
1) Henry George haalt zelf de brochure aan in zijn hoofdwerk. Zie pag 214.
2) Zie van het vijfde deel der ‘Socialisten’ pag. 74. Vergelijk Marx, ‘Das Kapital’, Band I (vierde
druk) pag. 530.
loonen het gewerkte artikel in wording. Kapitaal kan het best gedefinieerd worden
door de formule: het is rijkdom op weg van ruiling. Welnu, de kapitalist ruilt slechts
kapitaal in den éénen vorm voor kapitaal in een anderen vorm. De trappen van 't
werk bij de bearbeiding der grondstoffen zijn wel degelijk telkens kapitaal. De arbeider
nu leeft van den arbeid dien hij dagelijks doet, van de opbrengst van zijn
dagelijkschen arbeid. De gansche maatschappij leeft zóó van de hand in den tand.
Ter-zelfder tijd dat de één bezig is aan industrieel werk, arbeiden anderen aan de
voorbrenging van levens-middelen. Aan alle trappen van den grooten
maatschappelijken arbeid wordt te-gelijkertijd gewerkt. Het vormt een oneindige
reeks ruilingen. De taak van het kapitaal is hierbij slechts het werk-vermogen van
den arbeid te verhoogen. Het kapitaal determineert den vorm van de nijverheid; het
bepaalt niet de nijverheid of het vruchtdragend vermogen der nijverheid. Kapitaal
beteekent slechts iets voor wien 't weet te gebruiken. Armoede der volks-massa
komt niet voort uit schaarschte van kapitaal. - Even weinig waarde wordt door George
gehecht aan de gevolgen die men trekt uit het aangroeien der bevolking. Die theorie
heet naar haar laatsten grondlegger de leer van Malthus. Toen zij opkwam, versterkte
zij de stelling dat de loonen bepaald werden door de verhouding van kapitaal en
arbeiders. Zij was streelend voor het gevoel der rijken. Dezen konden nu, wanneer
op het beschamend feit der armoede werd gewezen, op hun beurt wijzen op de
natuur-wet, dat als men zich niet in zijn geslachts-drift betoomde, de bevolking
steeds sneller toenam dan de onderhouds-middelen. George tracht nu aan te toonen,
dat die zoogenaamde leer van Malthus inderdaad noch op de feiten, noch op de
analogie steunt. Hij poogt ons duidelijk te maken dat hier waarlijk geen verwijt aan
de natuur is te richten. De wet der bevolking onderwerpt zich steeds aan de wet der
geestelijke ontwikkeling. Het gevaar ontstaat uit verkeerde maatschappelijke
instellingen, niet uit de natuur. De questie is niet, op welken trap van bevolking het
meeste levens-onderhoud wordt voortgebracht, maar op welken trap van bevolking
het grootste vermogen om rijkdom voor te brengen zich vertoont. De rijkste landen
zijn niet die waar de natuur het vrij-gevigst, maar waar de arbeid 't krachtigst is.
Toeneming van bevolking beteekent steeds vermeerdering van voortbrenging van
rijkdom.
Het raadsel der aanéénklinking van armoede en vooruitgang vindt dus, volgens
George, zijn oplossing niet in de wetten der productie. Hij gaat nu in een derde boek
na, of die verklaring dan te zoeken is in wetten der economische verdeeling.
Er zijn, zóó zegt hij, volgens de economie, drie factoren van voortbrenging: grond,
arbeid en kapitaal. Tusschen die drie factoren moet naar vaste wetten de waarde
van het product worden verdeeld. Heeft de economie die wetten goed vastgesteld?
Bestudeert men hetgeen de standaard-boeken over de staathuishoudkunde te dien
opzichte hebben onderwezen, dan stuit men, volgens George, op veel onduidelijkheid
en verwarring. Het is waar, het deel, dat
aan elk der drie factoren toekomt, is schijnbaar formeel vastgesteld. Een ieder kent
de ‘drie-deeling’ in grond-rente, kapitaal-interest en arbeids-loon; doch die drie
onderdeelen van het resultaat der productie zijn niet goed saâmgesnoerd, grijpen
niet in elkander, hun grootere of kleinere evenredigheid vloeit niet uit één vast
gezichts-punt voort. George gaat beproeven den samenhang dier drie fragmenten
te bepalen. Wat grond-rente betreft, het is, volgens George, de prijs van het
monopolie, voortgesproten uit het omzetten in individueel particulier eigendom van
natuur-krachten en grond-bestanddeelen. Ricardo's deductie - dat grond-rente van
een land bepaald wordt door de grootere opbrengst boven hetgeen met dezelfde
werkzaamheid van den minst vruchtbaren grond, die in gebruik is, kan worden
verkregen - wordt verder geheel door hem aanvaard. De grond-rente bepaalt nu,
bij de productie, altijd het deel dat voor de twee andere factoren: arbeid en kapitaal,
overblijft. Als de grond-rente stijgt, verminderen kapitaal-interest en loon. - Interest
is het deel dat het kapitaal ontvangt, afgescheiden van de vergoeding voor risico of
beleid en toezicht gevorderd. George onderzoekt hier, welke de ware wet van den
interest is, wat de reden is dat interest betaald wordt. Hij vindt die reden natuurlijk
niet in een belooning voor onthouding; ook wijst hij uitvoerig de argumentatie van
Bastiat af; neen, hij zoekt haar in de altijd werkzame natuur-kracht, in den steeds
voortgaanden groei, het beginsel van voortplanting, dat overal het kenmerk is van
alle vormen van het geheimzinnig iets, dat wij leven noemen. De bezitter van kapitaal
trekt de voordeelen van het stuk leven dat hij bezit. De interest spruit voort uit het
vermeerderings-vermogen, dat de voort-telende natuur-kracht en de daarmede
overeenkomende vatbaarheid voor ruiling aan het kapitaal verleenen. Het element
van den tijd is ook hier de voorwaarde van het aangroeien en afstaan van de vrucht.
Als zoodanig is het trekken van interest rechtvaardig. Afschaffing van interest zou
geheel verkeerd zijn. Het blijft enkel de vraag, of het deel, dat thans voor interest
wordt afgezonderd, misschien te groot is. George wijst hierbij aan, dat vooral door
het beurs-spel de interest bij sommige vormen van kapitaal veel te hoog is geworden.
Let nu echter wel op - zegt George - dat het de arbeid is die kapitaal gebruikt, en
niet omgekeerd, en voorts dat kapitaal geen vaste hoeveelheid is, maar te allen
tijde vermeerdert of vermindert. De levende natuur-krachten, die aan het element
van den tijd een voordeel schenken, zijn de oorzaak van den interest. Bij dien interest
in de verschillende kapitaals-deelen is echter een vereffening waar te nemen, welke
vereffening zich openbaart in de prijzen. Kapitaal nu wordt door arbeid voortgebracht.
Het is slechts een vorm van arbeid. Het is feitelijk niets dan arbeid die aan de stof
is te koste gelegd: arbeid in stof opgehoopt en saâmgegaard, om, als het noodig
is, weder te worden ontboeid en vrijgelaten, gelijk de onder de aarde opgehoopte
zonne-hitte in den vorm van steenkolen in den oven vrijkomt. Kapitaal is dus slechts
een vorm van arbeid. Interest en arbeids-loonen hangen
dus altijd samen. Te-zamen dalen en stijgen zij, en wel in tegen-overstelling van de
grond-rente. De algemeene voet van interest wordt bepaald door de vergoeding,
komende aan het kapitaal van het schraalste land, waaraan vrijwillig kapitaal wordt
besteed, dat wil zeggen: aan het beste land dat zonder betaling van grond-rente
voor het kapitaal toegankelijk is. Met andere woorden: de verhouding tusschen
loonen en interest wordt bepaald door het gemiddelde toenemings-vermogen, dat
aan het kapitaal door zijn gebruik op reproductieve wijze eigen is. Zoodra er
grond-rente ontstaat zal de interest dalen, gelijk de loonen zinken of bepaald worden
door den zoom van den landbouw. - De loonen nu, die een werk-gever moet betalen,
worden afgemeten naar het laagste punt van voortbrengings-kracht. De bepaling
ligt hier in 't geen de menschen-zelven te koste leggen, wanneer zij voor zich-zelven
werken. Altijd moet daarbij worden in acht genomen, dat de menschen met de minst
mogelijke inspanning hun wenschen en behoeften zoeken te bevredigen. De zoom
der land-bebouwing geeft dus hier de grens aan. Als men andere menschen huurt
om arbeid voor ons te doen, zal men in den aanvang slechts behoeven te betalen
hetgeen de arbeid op het laagste punt van land-bebouwing afwerpt; zinkt later de
zoom van bebouwing tot punten van steeds verminderende voortbrengings-kracht,
dan moeten ook de loonen dalen; stijgt hij daarentegen, dan moeten ook de loonen
stijgen, want evenals een vrij lichaam den kortsten weg tracht te nemen naar het
midden-punt der aarde, zoo zoeken de menschen de gemakkelijkste wijze ter
bevrediging hunner wenschen en behoeften. Loonen hangen dus af van den zoom
der voortbrenging, of van de opbrengst welke de arbeid kan bekomen op het hoogste
punt van natuurlijke voortbrengings-kracht, dat zonder betaling van grond-rente voor
hem openstaat.
Op deze wijze meent George nu de wetten van opbrengst van grond, kapitaal en
arbeid aan elkander vastgesnoerd te hebben. Er is thans, volgens hem, samenhang
in de verdeeling. De verdeelings-wetten grijpen in elkander en werken voor goed
samen. Hij meent dat hij deze drie formules heeft kunnen vaststellen: 1o. De
grondrente hangt af van den zoom des landbouws, rijzende en dalende naarmate
deze valt en stijgt. 2o. De loonen hangen af van den zoom des landbouws rijzende
en dalende naarmate deze stijgt of valt. 3o. De interest (daar zijn verhouding wordt
vastgesteld door het netto vermeerderings-vermogen hetwelk met het kapitaal is
verbonden) hangt af van den zoom des landbouws, rijzende en dalende naarmate
deze stijgt of valt. Alles komt nu, volgens George, uit een gemeenschappelijk
midden-punt. Er is onderling verband. De oorzaak, waarom de loonen niet klimmen
met de toenemende kracht van voortbrenging, is enkel en alleen gelegen in de
vermeerdering der grond-rente.
Wat is nu - George onderzoekt dit in zijn 4e en 5e boek - vooral de reden dier
In document
H.P.G. Quack, De socialisten: Personen en stelsels Deel 6: In de tweede helft der XIXde eeuw, tweede
gedeelte · dbnl
(pagina 186-189)