van J o s i a h W a r r e n , genaamd ‘Modern Times’. Josiah Warren (ook reeds
vroeger door
ons genoemd, zie het tweede der ‘Socialisten’ pag. 296 en het vierde deel pag. 430)
was een van de meest beteekenende leden geweest der kolonie New-Harmony van
Robert Owen. In 1826 - hij was toen 27 jaren oud - ging hij geheel mede met den
Engelschen filanthroop. Owen had veel met hem op: men beweert zelfs dat Owen
zijn ideeën over arbeids-tijd als waarde-meter en over de arbeids-beurs aan Warren
heeft ontleend. Intusschen kwam Warren, bij meer nadenken over Owens plannen,
toch allengs tot de overtuiging, dat er een belangrijke fout was in de grondslagen,
waarvan Owen uitging. Die dwaling was, volgens hem, gelegen in het bindend
karakter der combinatie of vereeniging. De kracht en vrije werking der individualiteit
ging daardoor te-loor. Tegenover Owens opvatting begon hij te ontwikkelen de leer
der souvereiniteit van het individu, en zette hij uitéén zijn plan van een billijk
ruil-verkeer (‘equitable commerce’). Owen, die wel is waar dit plan van het ruil-verkeer
in zijn arbeids-beurs te Londen in 1832 in practijk zou brengen, kon zich echter in
geen enkel opzicht vereenigen met het nadruk leggen op het individualisme. Het
was echter geen tijd om daarover te New-Harmony te twisten. De geheele
onderneming van Owen dáár in Indiana liep spaak. Al de leden moesten nu wel
van-zelf hun eigen weg gaan. Warren vertrok naar Cincinnati, waar hij een
‘Time-store’: een winkel gebaseerd op het ruilen van arbeids- en tijd-banknoten, op
touw zette. Datzelfde experiment beproefde hij nog op twee andere plaatsen: eerst
in Ohio, later in 1842 weder in New-Harmony, doch altijd zonder veel succes. Hij
gaf als 't ware telkens een practische les, maar de gewone koopers en verkoopers
bedankten beleefd voor zijn onderwijs en wijsheid. In 1844 eindigde hij met deze
proefnemingen. Toen ging hij met de overblijfselen van twee uit elkander gesprongen
Phalanxen een eigen communauteit oprichten dicht bij Cincinnati, welke hij Utopia
noemde. Dáár in Utopia gaf hij tevens een orgaan uit onder den titel: ‘The Peaceful
Revolutionist’.
1)De grondslagen van deze vereeniging waren die van het later
dusgenoemde anarchisme. ‘Elk der operaties van ons dorp dus schreef Warren
-gaat zóózeer uit van den individueelen grondslag, dat zelfs geen overleg met
eenigerlei wetgeving plaats heeft gehad. Geen organisatie, geen gedelegeerde
macht, geen constitutie, geen wetten, regelen of reglementen worden toegelaten,
maar enkel slechts zulke voorwaarden als ieder persoon voor zich-zelf in zijn eigen
bedrijf in acht neemt: wij nemen onze toevlucht noch tot gemeente-beambten, noch
tot priesters. Wij hebben een paar samenkomsten gehad, maar die strekten tot
vriendschappelijk onderhoud, tot muziek, tot dansen en dergelijk tijd-verdrijf. Zelfs
geen lezing of voordracht over onze beginselen was noodig: wij wisten onze zaak.
Wij waren daarom niet altijd van dezelfde meening. Integendeel, in een progressieven
toestand is er geen ruimte voor éénzelvigheid. Wij bouwden op de
vrij-1) Hij schreef later ook een boek: ‘Practical details of equitable commerce’, New York 1852, zie
Menger ‘Neue Staatslehre’, p. 149.
heid der individualiteit. Verschil tusschen ons versterkte slechts onze positie, evenals
de dissonanten in de muziek een deel vormen der harmonie. Eerst wanneer rechten
op persoon en eigendom doordringen ontstaan de collisies. Die rechten toch vragen
een sanctie van het algemeen en moeten dus onaantastbaar gesteld worden. Elke
inbreuk baart strijd. Wij daarentegen verlaten ons op de beslissing van elk individu.
In combinatie met andere individuen doen wij, wat wij-zelven alléén niet kunnen
doen. Zóó ontstaat bespreking en eenswillendheid die tot geluk voert, op de basis
der individualiteit.
Het dorp ‘Utopia’ schijnt eenige jaren bestaan te hebben. In 1851 stichtte hij
nogmaals een genootschap en wel te Long Island, niet vèr van New-York. Hij noemde
die neêrzetting: ‘MODERN TIMES’. In die kolonie werd het beginsel van het anarchisme
haast nog scherper doorgevoerd. ‘Modern Times’ wilde niets weten van geregelde
associatie. De leden daarvan noemde zich protestanten en liberalen. Protestanten,
in zooverre als zij protesteerden tegen alle wetten die een inmenging wilden toelaten
op individueele rechten. ‘Indien een man mijn eigendom besteelt of mij beleedigt,
zal ik voor mij-zelf wel zorg dragen en mij schrap zetten’, zóó luidde hun leus. Zij
namen volledig aan de souvereiniteit van het individu. Liberalen waren zij naar hun
inzicht, daar zij in de volmaakte vrijheid van wil en daad geloofden. ‘Wij hebben
-dus spraken zij - geen vaste overeenkomst met elkander, behalve het verbond van
individueel geluk, en wij zijn van overtuiging dat iedere man en iedere vrouw een
volledig en onvervreembaar recht heeft, om, allen of elk voor zichzelf, juist datgene
te doen, wat hij of zij zal verkiezen, nu en in 't vervolg.’ Maar die vrijheid van handelen
mocht enkel uitgeoefend worden geheel ten-koste en op eigen verantwoordelijkheid
van hen of haar die zoo handelden. Zij hadden geen recht om de gemeenschap te
laten opdraaien voor de gevolgen van hun daden. In hun onderling samenzijn pasten
zij toe de ruil-vrijheid. Doch niemand was gedwongen zijn arbeid te verruilen voor
den arbeid van een ander. Zij schenen koorn of graan als maat der waarde te hebben
willen aannemen. Wat het schoolwezen betreft, hadden zij slechts één zoodanige
inrichting voor kleine kinderen: de school werd in stand gehouden door individueele
inschrijving: ieder der ouders betaalde naar evenredigheid zijn deel. Wat de vrouwen
betreft, ieder deed wat haar goed dacht. Men brak zich het hoofd niet met
vraagstukken over het huwelijk. Enkelen geloofden niet in deelgenootschap voor
het leven, wanneer de partijen niet gelukkig konden leven. Ieder echter werd
verondersteld zijn of haar belangen zelf het best te weten. De kolonie kwam niet
tusschen-beiden. Men luisterde niet aan elkanders deur of trachtte achter de
gordijnen te zien. Zij alléén waren goede leden der maatschappij, die arbeidzaam
leefden en hun eigen zaak behartigden
1)- Ook de kolonie van ‘Modern Times’ had
geen
succes. Warren leefde daarna een soort kluizenaars-leven, en hield zich bezig met
het bewerken van een groot boek in drie deelen over ‘Ware Beschaving’. Hij stierf
in 1874 te Charlestown, nu een voorstad van Boston, ten-huize van Linton, een
zijner leerlingen. De leerling, op wien als 't ware in Amerika zijn mantel viel, was
echter B e n j a m i n R . T u c k e r de redacteur en uitgever van het blad ‘Liberty’
1).
Deze wijdt geheel zijn krachtig leven om voor het stelsel van Warren propaganda
te maken. Toen hij in 1893 zijn boek uitgaf: ‘Instead of a Book’
2)droeg hij 't op ‘aan
de nagedachtenis van zijn ouden vriend en meester Josiah Warren, wiens
onderwijzingen zijn eerste bron van licht waren’. Tucker noemt even als Warren
zich-zelf anarchist. Let echter wel op, dat hij evenals zijn meester wil beschouwd
worden als individueel anarchist. De school van Bakounin en Kropotkin prijst aan
het communistisch of collectivistisch anarchisme. Van deze opvatting scheiden
Warren en Tucker zich af, die zich op het standpunt zetten, weleer in Duitschland
ten jare 1845 ingenomen door den ‘eenigen’ Max Stirner
3).
Al die vestigingen waren stichtingen als 't ware van ‘leeken’-socialisten, indien ik
mij zóó mag uitdrukken. Daarnaast waren nu in de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika op veel plaatsen verrezen communauteiten door religieuze dwepers
gegrondvest. Deze ‘gemeenschappen’ stellen zich op streng Christelijken grondslag.
Zij wenschen, elk op haar eigen wijze, in praktijk te brengen de lessen die zij uit de
Bergrede van Christus meenen te putten. Ook deze soort Amerikaansche
communauteiten ontstonden voor het meerendeel door een stoot van buiten. Het
waren meestal Duitschers of Engelsche zeloten, die, hun vaderland ontvluchtend,
in Amerika een terrein voor hun proefneming vonden. Een enkele slechts dier
communauteiten is zuiver Amerikaansch
4).
1) Zie over Tucker vooral het boek van Paul Ghio ‘L'Anarchisme aux Etats-Unis’, 1903.
2) ‘Instead of a Book, By a man too busy to write one’ is in 1893 te New-York uitgegeven. De
onder-titel luidt: A fragmentary exposition of philosophical anarchism’. Als motto draagt het
Proudhons woord: ‘Vrijheid niet de dochter, maar de moeder van orde’. Op pag. 370 stelt hij
zijn standpunt tegenover dat van Herbert Spencer. Zie ook ‘Die neue Zeit’. 1894/95, I, pag.
711 noot.
3) Zie het vierde deel der ‘Socialisten’, pag. 343-350.
4) Wij volgen over die Amerikaansche religieuze communauteiten de twee standaardwerken:
J.H. Noyes, ‘History of American Socialisms’, 1870 en Charles Nordhoff, ‘The Communistic
Societies of the United States, from personal visit and observation’, Londen 1875. Men
raadplege voorts daarbij William Alfred Hinds, ‘American Communities, Brief sketches’, Oneida
1878. Het spreekt van-zelf dat de informaties in die boeken over de communauteiten gegeven
zich niet uitstrekken tot onze dagen. Wij bezitten, behalve voor de Shakers, geen verslagen
dier communauteiten die tot onze laatste jaren loopen. Het laatst uitgekomen boek, dat van
Hinds, gaat niet verder dan 1878.
Letten wij eerst op de Duitsche neêrzettingen
1). Allereerst komen in aanmerking de
In document
H.P.G. Quack, De socialisten: Personen en stelsels Deel 6: In de tweede helft der XIXde eeuw, tweede
gedeelte · dbnl
(pagina 163-167)