• No results found

Sporen van de versie-Martin en van de versie-Roques

1.3 De grondtekst van de Reinaert

1.3.4 Sporen van de versie-Martin en van de versie-Roques

Alvorens het corresponderende gedeelte in de Reinaert te onderzoeken op sporen van de beide Oudfranse versies, vat ik het verhaalverloop ervan beknopt samen. De dieren aan het hof verheffen zich om Reinaert

aan te klagen. Na een correct proces (waarover de verteller verder niet uitweidt) wordt de vos tot de strop veroordeeld. Grimbeert verlaat met Reinaerts naaste verwanten het hof. Ysengrijn, Bruun en Tibeert zullen het doodvonnis voltrekken en worden honend aangespoord door de vos. Nadat de beulen verdwenen zijn naar het galgeveld om de executie voor te bereiden, vraagt en krijgt de vos het woord om in het openbaar zijn zonden te belijden. Maar het duurt niet lang of de biecht wordt

tot een soort requisitoir.96.

Reinaert beschuldigt de afwezige beulen alsmede zijn overleden vader en de eveneens afwezige das van een samenzwering tegen koning Nobel, welke bekostigd zou worden met behulp van een enorme schat. Reinaert heeft echter (zogenaamd) de samenzwering verhinderd door de schat te stelen. De koning laat zich nu overhalen om Reinaert gratie te verlenen in ruil voor de schat. De vos vertelt Nobel waar de schat begraven ligt. Hij zal evenwel niet aanwezig zijn bij de opgraving; vanwege zijn excommunicatie moet hij hoognodig naar Rome om absolutie te verkrijgen. De koning deelt zijn onderdanen mee dat hij Reinaert genade heeft geschonken en dat deze als pelgrim zal afreizen naar Rome. Over de schat en Reinaerts excommunicatie zwijgt hij echter.

Sporen van de versie-Martin97.

< 15:

In de Reinaert is een proces gehouden waarover de verteller niet wil uitweiden maar waarin de klachten tegen de vos door betrouwbare getuigen zijn gestaafd. Vervolgens maant de koning zijn baronnen om een vonnis te wijzen (Lfs. 1879-80). Hierin stemt de verdietsing overeen met de versie-Martin:

Li rois a parle hautement Si que l'oent tote sa gent. ‘Segnor’ fet il, ‘entendes moi! De cest laron de pute foi, Quel justise de lui ferai,

Dites conment m'en vencherai.’ (Mar. 1335-40)

Het gesproken woord van koning Noble wordt in de Reinaert door de verteller samengevat in twee verzen, in overeenstemming met het uiterst beknopte verslag van het proces (vgl. Lfs. 1873-78). In de versie-Roques ontbreekt de opdracht van de koning aan zijn baronnen om een oordeel te ‘vinden’. De koning lijkt daar in deze

< 16:

Ook in het vervolg op de opdracht van de koning volgt de Reinaert de

versie-Martin. De baronnen vellen het oordeel: de vos moet hangen. Men vergelijke

Lfs. 1881-84 met de volgende verzen:

‘Sire’ font li baron au roi, ‘Trop est Renart de pute loi. Nus ne vos sauroit desloer

Que vos nel fachois encroer.’ (Mar. 1341-44)

In de versie-Martin nemen de baronnen het woord, in de verdietsing geeft de verteller het gebeuren weer, als in het voorafgaande. In de versie-Roques ontbreekt het

gezamenlijke oordeel.99.

< 17:

Koning Noble spoort vervolgens zijn baronnen tot haast aan. Als Renart namelijk ontsnapt, zou hij nooit meer terugkeren:

Or tost' fet il, ‘sanz contredit! Se Renart s'en estoit tornez,

James ne seroit retornez. (Mar. 1346-48)

Ook in de Reinaert maant de koning zijn baronnen impliciet tot spoed aan en wijst hij ter motivering op de mogelijkheid dat de vos ontsnapt en dan niet makkelijk te vangen is (Lfs. 1903-14). Dat zijn baronnen zich moeten haasten, ligt besloten in Nobels vraag: Twi sidi traech (Lfs. 1903). De Middelnederlandse dichter motiveert de spoed en Reinaerts mogelijke ontsnapping door Nobel te laten wijzen op de vallende avond en op Reinaerts bekendheid met de omgeving. Niets van dit alles in

de versie-Roques.100.

< 21:

Na het bevel van koning Noble wordt er een galg opgericht; de dieren mishandelen Renart. En de verteller merkt nadrukkelijk op dat Renart geen kans heeft om te ontsnappen zonder een goede list:

Mes il ne pot engin trover Conment il s'en puist escaper. Del eschaper est il noienz,

Een soortgelijke overweging staat in de Reinaert: de vos zegt in zichzelf dat hij een list heeft bedacht waarmee hij de koning kan misleiden (en dus zal ontsnappen). Men vergelijke Lfs. 2042-49. Willem lijkt de tekst van de Oudfranse verteller

getransformeerd te hebben tot gesproken woord voor Reinaert. Is het toeval dat de Oudfranse verteller twee keer het woord engin(z) gebruikt, en de vos in het

Middelnederlandse gedicht spreekt van een baraet (Lfs. 2043) en mine lust (Lfs. 2046)? Voorts kiest Willem voor Reinaerts ontboezeming hetzelfde moment uit als de Oudfranse dichter doet voor de vertellersopmerking: het moment waarop het echt gedaan lijkt met de vos. Renart staat op het punt opgeknoopt te worden; Reinaerts

beulen gaan de galg klaarmaken.101.

< 22

Op het kritieke moment - als de galg is opgericht - richt Renart het woord tot de koning en brengt zijn zondigheid ter sprake, als inleiding op zijn voornemen om naar het Heilige Land te trekken; de list met behulp waarvan hij op vrije voeten gesteld wordt:

Quant il vit les forces drecer, Lors n'ot en lui que corocier, Et dit au roi ‘baux gentix sire, Qar me lessies un petit dire. Vos m'avez fet lier et prendre, Or me voles sanz forfet pendre. Mes j'ai fet de molt grant pechez

Dont je sui auques entechez: (Mar. 1379-86)

Evenzo spreekt Reinaert in de verdietsing koning Nobel aan op het moment dat hij naar het galgeveld dreigt te worden afgevoerd (Lfs. 2050-60). En evenzo is de vermelding van zijn zondigheid onderdeel van een (hier zeer ingewikkelde) list die hem van de strop zal redden. Weliswaar slaat Reinaert niet, zoals in Mar. 1379, het klaarmaken van de galg gade; hij laat de beulen juist vooruit sturen naar het galgeveld zodat zij het voor hen belastende leugenverhaal niet kunnen horen. Niettemin lijken

Lfs. 2052-53 geïnspireerd op Mar. 1379.102.

< 23

De vos spreekt ten overstaan van Noble de wens uit om in verband met zijn zonden naar het Heilige Land te trekken.

Or voil venir a repentance. El non de seinte penitance Voeil la crois prendre por aler La merci deu outre la mer.

Se je la muir, si serai sax. (Mar. 1387-91)

Dat Renart deze tocht niet als een plaatsvervangende straf presenteert103.

maar als het gevolg van zijn zondigheid voor God, maakt vermoedelijk deel uit van zijn list. In de versie-Roques brengt niet de vos maar Grinbert de kruistocht ter sprake. Dat gebeurt zakelijker, minder subtiel dan in de versie-Martin. De das lijkt te

onderhandelen: in ruil voor Renarts vrijheid zal hij de vos het kruis doen opnemen. Over het reisdoel wordt niet gesproken (vgl. Roq. 1446-47).

Ook in de Reinaert begint de vos tegenover de koning over een pelgrimage - met als uiteindelijke doel het Heilige Land - om zich uit de moeilijkheden te redden, en voert hij zijn zondigheid aan als reden (Lfs. 2716-19). Wel zijn de moeilijkheden van iets andere aard. De dreiging van zijn executie is voor het moment geweken maar Reinaert moet voorkomen dat hij in Nobels bijzijn als leugenaar ontmaskerd wordt. Daarom moet hij ver weg zijn als de niet bestaande schat wordt opgegraven. Ondanks dit verschil is het pelgrimagemotief in de Reinaert waarschijnlijk ontleend aan de versie-Martin. Op een aantal punten komt de verdietsing namelijk overeen met deze versie (en verschilt zij van de versie-Roques): het is de vos die het

voornemen van de pelgrimage kenbaar maakt, het reisdoel is (onder meer) het Heilige

Land en de drijfveer is (voorgewend) besef van eigen zondigheid.104.

< 26

Grinbert pleit voor zijn neef; hij zegt tot Noble dat deze profijt kan hebben van Renart, na zijn terugkeer uit het Heilige Land. De koning betwijfelt dat; de meesten keren slechter terug uit Palestina. Waarop Grinbert antwoordt:

‘Se il n'a lores bone pes,

Sire, il n'en reviegne james.’ (Mar. 1411-12)

Iets dergelijks vinden we ook in het Middelnederlandse gedicht, waar Reinaert de koning meedeelt dat hij niet terugkeert uit het Heilige Land voor hij zich gebeterd heeft:

Danen ne keeric nemmermee Eer ic so vele hebbe ghedaen,

Coninc, dat ic met u mach gaen Tuwer eeren ende tuwer vrome,

Of ic te lande weder come. (Lfs. 2720-24)

Weliswaar verschillen de sprekers in de verdietsing en de versie-Martin - ook weer niet zó vreemd aangezien de Reinaert-dichter in deze fase Grinberts rol als helper van de vos geheel schrapt - maar de strekking van Reinaerts mededeling komt toch sterk overeen met die van Grinberts woorden: geen terugkeer zonder innerlijke

ommekeer.105.

Sporen van de versie-Roques

< 140

De baronnen houden beraad en de vos wenst dat hij veilig thuis was. Maar nu zit Renart in de val en weet hij best dat het niet voor de grap is:

Mes or est Renart pris au laz

et set bien ce n'est mie a gas; (Roq. 1361-62)

Het gebruik van or in combinatie met de presens vraagt aandacht voor het

verhaalheden. Ook in de Reinaert wordt het verhaalheden in Lfs. 1885 door middel

van Nu + presens benadrukt:106.

Nu gaet Reynaerde al uten spele! (‘nu is voor Reinaert

de grap eraf’). Gezien de formulering vormt deze vertellersmededeling een overzetting van de ironische zegswijze uit Roq. 1361-62: or [...] set bien ce n'est mie a gas.

Overigens verschilt hier de Reinaert van de versie-Roques voor wat betreft het moment waarop de verteller meedeelt dat het ernst wordt voor de vos. In de versie-Roques doet hij de mededeling tijdens het beraad van de baronnen, in de verdietsing nadat de baronnen hun oordeel geveld hebben, hetgeen juister is, omdat pas dan de vrees voor een doodstraf is bewaarheid.

< 255

Op het kritieke moment neemt Grinbert het woord. Hij maakt Noble duidelijk dat de schande van Renarts ophanging op zijn verwanten neerkomt, die voor altijd onteerd zullen zijn:

S'il est panduz, sachiez de fi, tuit si parent ierent honi,

In de verdietsing verlaat Grimbeert op grond van dezelfde overweging met Reinaerts naaste verwanten het hof; het is voor hen onverdragelijk dat zij de schandelijke terechtstelling van de vos zouden bijwonen (Lfs. 1886-92). Waarschijnlijk heeft de Middelnederlandse dichter Grinberts opmerking gebruikt bij de nieuwe uitwerking van Reinaerts ontsnapping, waarbij het van belang was dat Grimbeert het hof verliet.

Dit vertrek wordt aldus gemotiveerd.107.

< 205, 210

Renart is gevangen en gebonden, tot grote vreugde van Ysengrin, Pinte en Chantecler, die nu menen rust te hebben (205):

Dex! com Isangrin en est liez et Pinte et Chantecler li cos!

qar or cuident estre en repos; (Roq. 1422-24)

Maar als Renart ontsnapt zal hij ze nog wat laten beleven (210):

mes, se de ci pooit garir, il les feroit encor saillir: tiex en gerroit geule baee, qui or a la teste levee, qui serroit dolanz sor sa sele; tiex nel prise ore une cenele, se de ci pooit eschaper,

il les feroit encor plorer. (Roq. 1425-32)

In de verdietsing lopen en springen Ysengrijn, Bruun en Tibeert harde blide richting galgeveld (Lfs. 2018-23). De vos kijkt ze na;

Hi peinsde: ‘Deus wat joncheeren! Nu laetse springhen ende loepen. Levic, si sullent noch becoepen

Hare overdaet ende hare scampye, (Lfs. 2034-37)

De verhaalstructuur van de Reinaert komt hier temidden van allerlei afwijkingen overeen met die van de versie-Roques: tegenover de blijheid van drie tegenstanders over het naderende einde van de vos wordt de mogelijkheid geplaatst dat de vos ontsnapt en zich zal wreken op zijn vijanden. Meer in het bijzonder komt de voorwaardelijke formulering van Lfs. 2036-37 overeen met die in Roq. 1425-26, 1431-32.

blij Ysengrin, Pinte en Cantecler waren. Het kan nauwelijks toeval zijn dat deze korte aanroeping ook slechts één keer in de Reinaert wordt uitgesproken en wel in dezelfde context (vgl. Lfs. 2034). In de beschouwingen in Roq. 1422, 1425-32 worden de personages indirect getoond via de verteller. Willem zet deze beschouwingen om in gesproken woord en meet ze aan de vos zelf toe (vgl. Lfs. 2031, 2034-37).

In de versie-Roques verheugen zich drie klagers: Ysengrin, Pinte en Chantecler. In de Reinaert maken drie beulen zich vrolijk: Ysengrijn, Bruun en Tibeert. Er is verschil, maar eveneens frappante overeenkomst. Mogelijk vindt ook het markante gespring van de drie beulen in de verdietsing (vgl. Lfs. 2018, 2021, 2033, 2035) zijn

oorsprong in de versie-Roques (vgl. Roq. 1426).108.

< 281

Koning Nobel ziet af van strafvervolging en waarschuwt Reinaert voor nieuwe wandaden, wat deze met vreugde aanhoort (Lfs. 2534-39). Deze gegevens staan in grote trekken in de versie-Roques:

-Par toz les sainz de Belleant, se mes en oi ne tant ne quant, sachiez le bien, sanz demorance panduz sera a une branche.’

Renart l'antant, grant joie en a: (Roq. 1465-69)

Er zijn verschillen: de Franse koning praat rechtstreeks tot Renart (H) of mogelijk

tot Grinbert (B),109.

de Vlaamse koning in het bijzijn van Reinaert tot de koningin; die in het voorbeeld bedreigt Renart met de dood, die in de verdietsing heeft een gruwelijker dreigement: hij zal zich wreken op Reinaerts verwanten. Maar de structuur van de Oudfranse en Middelnederlandse passage is dezelfde:

- Lfs. 2534 Roq. 1465/67 -1) de koning benadrukt zijn woorden: - Lfs. 2535 Roq. 1466

-2) bij nieuw wangedrag van de vos:

- Lfs. 2536-37

Roq. 1467-68

-3) zal de koning zich wreken:

- Lfs. 2538-39

Roq. 1469

-4) de vos verheugt zich: