• No results found

3 Duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer 3.1 Algemeen.

26 Speelvoorzieningen 1 Algemeen.

Speelvoorzieningen nemen een belangrijke plaats in in de openbare ruimte in Den Haag. Bij de ontwikkeling van nieuwe woongebieden dient er rekening gehouden te worden met voldoende ruimte voor spelen. Een aantal randvoorwaarden:

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het ‘uitgeefbaar’ gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaand tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.

Leeftijdsgroepen* 1 speelplek / per hoeveel

kinderen Actieradius Speeloppervlakte

0-6 jaar 50 tot 75 kinderen 100 tot 150 meter 200 m2 7-12 jaar 75 tot 100 kinderen 400 tot 600 meter 500 m2 13-18 jaar 100 tot 125 kinderen 1000 meter > 750 m2

Tabel 15: Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte

Het speelbeleid ligt vast in de nota ‘Spelen in de Stad’ waarin per stadsdeel een strategie is omschreven, hiermee is een evenwichtige spreiding aan speelplekken gewaarborgd. Voor alle leeftijdscategorieën is er in principe voldoende speelaanbod.

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2.996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een twee oudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten

speelruimte voor de komende jaren.

Woonmilieu Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw

Centrum stedelijk 2,742

Stedelijk vooroorlogs 2,260

Groen stedelijk 1,779

Stedelijk naoorlogs 2,160 Stadsrand 20e eeuw 2,152

Stadsrand modern 2,996

Werkgebieden 2,245

Totaal 2,702

Tabel 16: Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. werkgebieden)

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

26.2 Plaatsing speelplek.

De locatie en inrichting van een speelplek moet aan een aantal standaardeisen voldoen: - een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen ‘overhoek’;

- woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes); - speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen;

- verkeersveilig rondom een speelplek;

- speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.

26.3 Bepalingen.

Van toepassing zijn:

- Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS) (zie:http://wetten.overheid.nl/BWBR0008223). - De bepalingen in NEN-EN 1176-2008, deel 1 t/m 11: Speeltoestellen en bodemoppervlak van

speelplaatsen.

- De bepalingen in NEN-EN 1177-2008: schokabsorberende bodemoppervlakken van speelplaatsen. - ´Bijblad´ bij NEN-EN 1176 – Toelichting voor normgebruikers.

- Reikwijdte notitie behorende bij het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen . Verder geldt het volgende:

- Speeltoestellen moeten zijn voorzien van een geldig certificaat van goedkeuring afgegeven op basis van een keuring uitgevoerd op het onderhavige toestel door een aangewezen instelling. De veiligheid kan worden aangetoond door te voldoen aan NEN-EN 1176:2008 of via een

risicoanalyse.

- Dit geldt niet alleen voor fabrieksproducten, maar ook voor eenmalig gebouwde speeltoestellen (niet op bouwspeelplaatsen dus).

- De speeltoestellen dienen te zijn voorzien van een typeplaatje met daarop: de naam en adres van fabrikant en/of importeur, het plaatsingsjaar, serie- of typeaanduiding en het serienummer. - Voordat een speeltoestel met een daar voorgeschreven bijbehorende valondergrond kan worden

vrijgegeven voor gebruik, moet een plaatsingsinspectie worden uitgevoerd.

- Skatevoorzieningen die ter plaatse worden geconstrueerd, moeten worden gekeurd voordat ze in gebruik kunnen worden genomen. Indien het keurmerk wordt verstrekt, dient vervolgens een plaatsingsinspectie te worden uitgevoerd. Indien uit de plaatsingsinspectie blijkt dat de voorziening voldoet aan de eisen en dus veilig is, mag het in gebruik worden genomen.

- Ieder speelterrein moet zijn voorzien van een duidelijk waarneembaar en leesbaar bord met daarop een verwijzing naar het telefoonnummer van het gemeentelijk ContactCentrum.

- Iedere speelplek moet worden voorzien van een verbodsbord voor honden. (In de Algemene Plaatselijke Verordening is opgenomen dat honden niet mogen verblijven op een

kinderspeelplaats).

- Met het toepassen van zandbakken of zandondergronden moet terughoudend worden omgegaan.

26.4 Beleid en uitgangspunten.

- Nota “Spelen in de Stad”, juni 2008, dienst Stadsbeheer, gemeente Den Haag. - Skating Den Haag, beleid voor skatevoorzieningen, augustus 2003

26.5 Ontwerpeisen.

Ontwerpen voor speelplekken worden getoetst door de ACOR (Advies Commissie Openbare Ruimte), zie artikel 2.5.1 en 2.5.2

Voor de inrichting van een speelplek geldt een aantal basisvoorwaarden:

- Creëren van een prettig speelklimaat; groene sfeer en omgeving zijn hierin belangrijk; - Spelen combineren met ontmoeten; voldoende zitgelegenheid voor ouders;

- Verkeersveiligheid; situering langs een looproute verdient de voorkeur; - Sociaalveilige inrichting met voldoende zicht en overzicht;

- Goede verhouding tussen speelruimte en speeltoestellen; - Lokale terreinsituatie benutten voor speelaanleidingen;

- Er dienen geen op zichzelf staande skatevoorzieningen of -elementen te worden gerealiseerd, alleen skateparken of een voorziening bestaande uit meerdere elementen;

- Bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden moet er uitgegaan worden van één skatevoorziening per 35.000 inwoners;

- Bij het ontwerp van skatevoorzieningen dienen altijd skatedeskundigen geraadpleegd te worden (inclusief skaters).

26.6 Vrije valhoogte, valruimte, opvangzone en vrije ruimte.

- Vrije valhoogte: grootste verticale afstand vanaf de duidelijk beoogde lichaamsondersteuning tot de opvangzone daaronder (De beoogde lichaamsondersteuning omvat oppervlakken waartoe de toegang wordt aangemoedigd.).

- Valruimte: ruimte in, op of om het speeltoestel, die door de gebruiker kan worden ingenomen, tijdens een val van een hoger deel van het toestel. De valruimte begint vanaf de vrije valhoogte. - Opvangzone: oppervlak, waarop de gebruiker terecht komt, na vallen door de valruimte.

- Vrije ruimte: ruimte in, op of om het speeltoestel, die kan worden benut door de gebruiker die een beweging ondergaat die door het toestel wordt veroorzaakt (bijvoorbeeld glijden, slingeren, schommelen).

Per toestel wordt door de leverancier opgegeven wat de vrije valhoogte van een toestel is en wat de afmeting van de opvangzone. Dit staat ook vermeld in het certificaat van goedkeuring.

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan mogelijke gevaren die samenhangen met de nabijheid van speelconstructies die bedoeld zijn voor gebruikers van sterk uiteenlopende leeftijdsgroepen, en op drukbezochte speelplaatsen.

Dynamische speeltoestellen zoals schommels, draaitoestellen en kabelbanen bij voorkeur aan de buitenkant van de speelplaats situeren om te voorkomen dat kinderen onbedoeld met het toestel in aanraking komen.

21.7 Technische eisen.

Technische eisen voor speeltoestellen, speelondergronden, materiaalgebruik en de funderingen, zie