• No results found

Watergangen en duikers 1 Watergangen (oppervlakte water).

3 Duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer 3.1 Algemeen.

12 Watergangen en duikers 1 Watergangen (oppervlakte water).

12.1.1 Algemeen.

De verdeling van de verantwoordelijkheden (tussen het Hoogheemraadschap van Delfland en de Gemeente) ten aanzien van het onderhoudsregieme, alsmede de typering van de watergang, staat aangegeven op een overzichtskaart, die is in te zien bij het bedrijfsonderdeel Riolering en

Waterbeheersing van de dienst Stadsbeheer.

Ook is deze kaart te benaderen via intranet van DSB onder bedrijfsonderdeel R&W / beheerkaart water en constructies.

12.1.2 Bepalingen.

Voor afmetingen en aanlegdiepten van watergangen binnen het gehele Haagse grondgebied kunnen de leggerkaarten van het Hoogheemraadschap van Delfland geraadpleegd worden.

De keur van het Hoogheemraadschap van Delfland voorziet tevens in voorschriften ten aanzien van toelaatbare hellingpercentages van oevers, bebouwingsmogelijkheden van polder- en boezemkaden enz.

Plasbermen

Er mogen, indien gewenst, alleen plasbermen worden aangelegd indien de watergang breder is dan 10,00 m. De plasberm aan weerszijden heeft dan een breedte van 1,50 m tot 2,00 m.

De diepte van nieuw aan te leggen watergangen dient minimaal 1,50 m. te zijn.

Indien de ruimte er zich voor leent, dan is het wenselijk, in het kader van het visstandbeheer, om diepe plekken (ca. 1,80 m) in de sloot bodem aan te leggen t.b.v. overwinteringsplaatsen voor vis. Wettelijke bepalingen

Men dient rekening te houden met de flora en faunawet. 12.1.3 Bereikbaarheid watergangen.

Voor de bereikbaarheid van watergangen geldt de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor al het “Overig Water” zie kaart genoemd onder artikel 12.1.1 zijn tevens de eisen van toepassing welke zijn genoemd in de keur van Delfland.

12.1.4 Zinkers. 12.1.4.1 Algemeen.

Een kruising met een watergang valt meestal onder de vergunningplicht van het Hoogheemraadschap van Delfland.

12.1.4.2 Technisch eisen.

De zinker dient aan weerszijden van de watergang aangegeven te worden door middel van zinkerborden.

De te leggen zinker dient een dekking te hebben van minimaal 1,30 m. ten opzichte van de aanlegdiepte van de sloot.

Na het leggen van de zinker dient de bestaande constructie, zoals oever- of bodem-bescherming, in de originele staat te worden teruggebracht.

12.2 Duikers.

12.2.1 Duikers algemeen.

Duikers worden aangelegd om de waterhuishouding in stand te houden en/of dienen een ecologisch doel. Een combinatie van beide belangen komt vaak voor.

Een duiker dient in openbare grond te liggen. Indien hiervan, door bijzondere redenen, moet worden afgeweken dan dienen er duidelijke afspraken gemaakt te worden inzake bereikbaarheid en

toegankelijkheid van de duiker ten behoeve van het dagelijks onderhoud en vervangingen. Deze regeling moet aangeleverd worden aan de toekomstige beheerder. De afscheiding tussen particulier/gemeente eigendommen dient duidelijk in de constructies herkenbaar te zijn. (fysiek gescheiden - door b.v. een dilatatie)

De mate van stremming van een watergang tijdens de uitvoering van een werk is sterk afhankelijk van de functie van de watergang. Dit dient in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland en de beheerder te worden bepaald.

12.2.2 Bepalingen.

- Er moet gebruik worden gemaakt van de ontwerp systematiek “Onderhoudsbewust ontwerpen”. 12.2.3 Ontwerpeisen duikers.

Duikers moeten in beton, met een minimale diameter van 600 mm. worden uitgevoerd.

Indien het hoofddoel van de duiker een ecologisch belang is, dient de duiker, aan de juiste zijde, te zijn voorzien van voorzieningen bv looprichels.

De looprichels moeten een goede aansluiting op de oevers hebben, zodat een blijvende doorgaande route ontstaat.

Bij knikken in de duiker en bij lengten groter dan 50 m. dient men gebruik te maken van inspectieputten. Deze inspectieputten mogen niet tussen of in de buurt van tramsporen worden gesitueerd.

Aan beide kanten van de duiker moet een stortebed worden aangebracht. Dit moet voldoen aan : aanleg over de volledige breedte van de sloot, over een lengte van 3 meter,.dikte 0,15 m1, minimaal 0,10 m. onder de slootbodem aanleggen.

Duikers moeten aan beide zijden een vlakke, gemetselde frontmuur hebben. Afwijkend hierop is bij het gebruik van vierkante duikers (WACO) waarbij gebruik van eindstukken (45%) mag worden gemaakt of bij het gebruik van betonnen taludstukken.

De binnen-bovenkant van de duiker dient 10 cm. boven het geldende hoogste streefpeil te liggen. 12.2.4 Technische eisen duikers (zie ook artikel 14.4).

Betonduikers moeten voldoen aan:

- BRL 9201 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor ronde buizen van ongewapend-, gewapend- en staalvezelbeton.

- NEN-EN-1917 Riool- en inspectieputten voor ronde buizen van ongewapend-, gewapend- en staalvezelbeton.

12.4 Visstandbeheer.

Goed visstandbeheer is van belang voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Voor de uitvoering hiervan en voor het verkrijgen van voldoende draagvlak voor de uit te voeren maatregelen, is een goede samenwerking met de sport- en beroepsvisserij van cruciaal belang. Gezamenlijk hebben de gemeente, het Hoogheemraadschap van Delfland, de ’s Gravenhaagse Hengelsportvereniging en beroepsvisser Den Boer het overlegplatform Visstandbeheer opgericht. Om de samenwerking te vergroten heeft de gemeente haar visrechten, onder voorwaarden, overgedragen (lees verhuurd) aan de ’s-Gravenhaagse Hengelsport Vereniging (GHV) voor wat betreft de schubvisrechten en aan de beroepsvisser Den Boer v.w.b. de aalvisrechten.

Voor de daadwerkelijke uitvoering van het visstandbeheer is er een Stedelijk Visstandbeheerplan opgesteld waarbij de on- en mogelijkheden voor het voeren van een verantwoordelijk visstandbeheer, en de hiervoor noodzakelijk geachte maatregelen in staan beschreven.

De ’s-Gravenhaagse Hengelsport Vereniging coördineert alle vistandbeheermaatregelen.

Alle activiteiten die weerslag hebben op de visstand, zoals monitoringen (in relatie tot de visstand), dienen derhalve te worden uitgevoerd, in overleg met, of met toestemming van de GHV.

12.5 Overdrachtsfase.

Er dient, indien van toepassing, een visuele opneming plaats te vinden, tesamen met de toekomstig beheerder.

Voor de overdrachtsfase wordt verder verwezen naar artikel 1.8.

Bij de beheeroverdracht wordt gebruik gemaakt van de formulieren “procesverbaal van

13

Oevervoorzieningen en kademuren.