• No results found

3 Duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer 3.1 Algemeen.

10 Verhardingen 1 Inleiding.

10.6 Algemene uitvoeringseisen.

Wegverhardingen aanleggen volgens eisen als vermeld in Standaard RAW-bepalingen 2010. Uitvoering door een gecertificeerde vakaannemer (ook bij herstel bestrating na opbrekingen!). Zorg dragen voor deskundig toezicht op de uitvoering.

14

Een gevolg van deze richtlijn is bijvoorbeeld dat straatbakstenen met 2 zichtkanten worden toegepast (geeft minder inboet bij herstraten, betere hergebruiksmogelijkheden).

Voor opbrekingen geldt gemeentelijke regelgeving (zie hoofdstuk 2). Er is een tracévergunning nodig of een instemmingsbesluit. In het eenvoudigste geval is toestemming van de wegbeheerder benodigd en er geldt altijd een meldingsplicht. Opbrekingen en wegafsluitingen moeten zoveel mogelijk worden beperkt, o.a. door werkzaamheden goed af te stemmen en te combineren. Voor coördinatie van werkzaamheden en meldingen kan gebruik worden gemaakt van de website

‘mijnhaagsewerkzaamheden’.

10.7 Asfaltverhardingen.

10.7.1 Toepassing asfaltverhardingen.

Asfaltverhardingen uitsluitend toepassen bij gebiedsontsluitingswegen (CROW-wegtypen 1 t/m 4) en op fietspaden (CROW-wegtype 7). Wanneer de verkeersbelasting van erftoegangswegen hoog is, bijvoorbeeld t.g.v. busverkeer, dient een asfaltverharding te worden toegepast.

Vrijliggende fietspaden moeten in rood asfalt worden uitgevoerd. De kleur rood moet overeenkomen met een door de gemeente verstrekt proefmonster.

10.7.2 Duurzaamheid.

Opgebroken asfaltverhardingen worden vrijwel volledig hergebruikt door verwerking als asfaltgranulaat, dat bij productie van nieuw asfalt als secundaire grondstof wordt toegevoegd.

Alvorens een asfaltverharding op te breken en af te voeren controleren op teerhoudend asfalt volgens CROW 2010 (alleen bij asfaltverhardingen van voor 1997).

Teerhoudend asfalt moet uit de keten worden verwijderd. Minimale eis: Afvoeren naar een be- en verwerkingsinrichting voor thermische verwerking.

Eventueel in tussen- en onderlagen lage temperatuur-asfalt toepassen, mits levensduur/sterkte aantoonbaar gelijkwaardig zijn aan warm bereid asfalt.

10.7.3 Ontwerp. 10.7.3.1 Algemeen

Eisen asfaltverhardingen zijn vermeld in de Standaard RAW-bepalingen (let op: de aldaar gestelde eis aan de aanvangsstroefheid geldt voor met zand afgestrooide deklagen. Bij niet afstrooien aanvullende eis opnemen). Eventueel verder te stellen aanvullende eisen komen voort uit het

verhardingsadvies/constructie-ontwerp. Rekening houden met stedelijk gebruik van asfaltwegen, d.w.z. relatief hogere mechanische belasting t.g.v. wringing, optrekken, afremmen.

Voor in deklagen toe te passen asfaltmengsels moet een goed optimum worden gevonden tussen duurzaamheid (rafeling, scheurvorming) en stabiliteit (spoorvorming).

10.7.3.2 Verhardingsadvies

Een standaard constructie wordt niet aangegeven.De aan te brengen asfalt- en funderingsconstructie (constructie- of dikte-ontwerp) wordt bepaald aan de hand van een prognose (vracht)verkeers- belasting, draagkracht van de ondergrond, evt. zettingsprognose.

Een verhardingsadvies en/of berekening wordt daarom altijd geëist. 10.7.3.3 Voorbeeld constructie

Een mogelijke opbouw van een asfaltconstructie wordt onderstaand gegeven: - Gebiedsontsluitingswegen:

30 mm asfaltdeklaag categorie AC 8 surf DL-B. 40 mm asfalttussenlaag categorie AC 11 bind TL-B. 60 mm asfalttussenlaag categorie AC 16 bind TL-B. 60 mm asfaltonderlaag categorie AC 22 base OL-B. 300 mm ongebonden puinfundering (0-31,5).

600 mm zand voor zandbed.

- Intensief belaste verharding door langzaam rijdend verkeer (b.v. opstelstroken): Zelfde laagopbouw maar dan met asfaltcategorie DL-IB.

- Vrijliggende fietspaden (rood asfalt):

25 mm asfaltdeklaag categorie AC 8 surf DL-A 60 mm asfaltonderlaag categorie AC 16 base OL-A 200 mm ongebonden puinfundering (0-31,5)

10.7.4 Hergebruik asfaltgranulaat.

In asfaltmengsels mag een percentage van het mineraal aggregaat worden vervangen door asfaltgranulaat. Voor onderlagen van STAB is dit ten hoogste 60% (m/m), voor tussenlagen ten hoogste 50% (m/m) en voor deklagen ten hoogste 30% (m/m).

Het asfaltgranulaat moet homogeen zijn. In aanvulling op tabel T 31.18 uit lid 10 van bepaling 31.26.10 van de Standaard 2010 gelden de daarin opgenomen maximale standaardafwijkingen bij hergebruikspercentage van 31 t/m 50% ook voor het hergebruikspercentage van 60%.

Bij de toepassing van polymeergemodificeerde bitumen in asfaltmengsels is het hergebruik van asfaltgranulaat niet toegestaan.

10.7.5 Toepasbaarheid gemodificeerd asfalt.

Gemodificeerd asfalt wordt alleen toegepast ter plaatse van opstelstroken en kruisingsvlakken. Indien bij (groot)onderhoud blijkt dat de onderlagen/funderingen niet meer de vereiste sterkte hebben, kan bij andere wegvakken, op basis van een advies, eveneens gemodificeerd asfalt worden

toegepast.

10.7.6 Aanvullende technische eisen op de standaard wegenbouwdetails. Kleeflagen:

- Bij het aanbrengen van een asfaltlaag op een nieuw aangebrachte asfaltonder- of tussenlagen dient een kleeflaag te worden aangebracht van bitumenemulsie kationisch type 0 met een hoeveelheid van 0,3 kg/m².

- Bij het aanbrengen van een asfaltlaag op freesoppervlakken dient een kleeflaag te

wordenaangebracht van bitumenemulsie kationisch type 0 met een hoeveelheid van 0,4 kg/m². Aansluitingen van nieuw op bestaand asfalt:

- Bij het aansluiten van nieuw asfalt op reeds aanwezig asfalt (bijv. bij verbreding d.m.v. een uitvoegstrook) en nieuw aan nieuw wordt bij langsnaden een getrapte overgang van 0,25 m per laag aangebracht.

- Bij een dwarsnaad bedragen de treden minimaal 1,00 m. Loszittend materiaal eerst verwijderen. Kantopsluitingen (volgens de standaard wegenbouwdetails):

- Kantopsluitingen langs asfalt dienen in specie op een betonnen fundering te worden gesteld. - De voeg heeft een breedte van 8 mm en dient volledig te zijn gevuld met cementspecie. - De kantsteen bestaat uit betonstraatsteen keiformaat zonder vellingkant, kleur zwart. Deklagen algemeen:

- Om overlast voor verkeer en omwonenden te voorkomen dient, indien mogelijk, het aanbrengen van de deklaag in dezelfde fase plaats te vinden als het aanbrengen van de tussenlaag.

Deklagen bij toepassing van gemodificeerd asfalt:

- Het aanbrengen van de deklaag moet in dezelfde fase plaatsvinden als het aanbrengen van de tussenlaag. Met andere woorden: tussen het aanbrengen van de tussenlaag en de deklaag mag de tussenlaag niet opengesteld zijn voor en bereden worden door verkeer.

De deklagen bij twee en drie rijstroken zonder naad aanbrengen. Bij vier en meer rijstroken is

maximaal 1 langsnaad toegestaan. Deze laatstgenoemde (koude) langsnaad voorverwarmen met een infraroodverwarmer.

10.7.7 Uitvoering.

Voor alle asfaltmengsels is CE-markering verplicht. De initiatiefnemer dient voorafgaand aan de uitvoering van asfalteringswerkzaamheden de specificaties van de toe te passen asfaltproducten aan de directie van het werk te verstrekken (conform Standaard RAW-bepalingen). De directie controleert of de specificaties voldoen aan de bestekseisen en de standaard RAW-bepalingen.

De initiatiefnemer verstrekt voorafgaand aan het werk een overzicht van de keuringen, die gedurende de uitvoering worden uitgevoerd in het kader van de interne bedrijfscontrole (volgens verplichte ISO- certificering).

Tevens is van belang dat de initiatiefnemer voorafgaand aan het werk een lassenplan ter goedkeuring overlegt.

Tijdens de uitvoering controleren of initiatiefnemer zich aan de eigen keuringsvoorschriften houdt. Het verdient aanbeveling om verificatiemetingen te doen.

Belangrijke controleparameters voor de levensduur van asfaltverhardingen zijn temperatuur en verdichting.

Ook toezien op een goede afwatering van asfaltverhardingen (slechte afwatering in combinatie met vorst-dooi cycli kan leiden tot vroegtijdige rafeling).

10.7.8 Geluidarme asfaltverhardingen.

Op grond van de Wet Geluidhinder (WGH) of van gemeentelijk beleid (actieprogramma omgevingslawaai) worden maatregelen getroffen om de hinder t.g.v. wegverkeerslawaai te verminderen. Als voorziening ter bestrijding van wegverkeerslawaai kan een geluidarm wegdek worden aangebracht (naast andere mogelijke maatregelen).

Volgens de WGH moet bij reconstructies van wegen d.m.v. een berekening worden nagegaan of het geluidsniveau aan omringende gevels met meer dan 2 dB toeneemt. Wanneer dat het geval is wordt gesproken van een “reconstructie in de zin van de WGH” en zijn geluidwerende maatregelen wettelijk verplicht.

Voor het aanbrengen van geluidarme dunne asfaltdeklagen wordt verwezen naar de gemeentelijke richtlijn ‘geluidarme wegdekken’

De belangrijkste aanwijzingen voor het aanbrengen van geluidarme asfaltdeklagen zijn: - Alleen asfaltmengsels toepassen met een holle ruimte van niet meer dan 13%.

- Niet meer geluid reduceren dan wettelijk is vereist, omdat bij evt. toekomstige reconstructies wordt uitgegaan van het nieuwe (gereduceerde) niveau.

- De geleidelijke terugval van de reductie periodiek controleren. Terugval mag niet hoger zijn dan vereist (aanvankelijke terugval ca. 0,5 dB per jaar, stabiliserend op 1 à 2 dB na 5 jaar).

- Eisen aan het geluidarme asfalt gelijkstellen aan een SMA met overeenkomstige korrelverdeling.

10.8 Elementenverhardingen.

10.8.1 Toepassen elementenverhardingen.

Elementenverhardingen worden toegepast in trottoirs, parkeerstroken, rijbanen van erftoegangswegen (woonstraten, CROW-wegtypen 5 en 6).

Zie voor toepassingsmogelijkheden ook de standaardwegenbouwdetails. 10.8.2 Duurzaamheid.

- Elementenverhardingen kunnen gemakkelijk worden opgenomen en teruggebracht, bijvoorbeeld t.b.v. werkzaamheden aan kabels en leidingen. Kabels en leidingen moeten zoveel mogelijk onder elementenverharding liggen, volgens standaardprofiel (zie standaard wegenbouwdetails HKL 01/ RKL 01).

Bij onderhoud kunnen uitkomende bestratingsmaterialen voor het grootste deel worden hergebruikt (afgezien van inboet), waardoor de levensduur hoog is.

Gebakken bestratingsmaterialen hebben een langere levensduur dan betonnen

bestratingsmaterialen. Bovendien is gedurende de levenscyclus de CO2-productie bij gebakken bestratingsmaterialen minder dan bij beton.

Uit oogpunt van duurzaamheid en esthetica worden in de rijweg en parkeervakken alleen gebakken bestratingsmaterialen toegepast.

Om de levensduur van 25 jaar te garanderen is toepassing van een puinfundatie (menggranulaat 0/31,5) aan te raden.

- Onkruidvrije bestrating met speciale voegvulling gebruiken, vooral op moeilijk bereikbare plaatsen. 10.8.3 Ontwerp.

Een aan te brengen wegconstructie met elementenverharding dient te worden ontworpen aan de hand van verkeersbelasting, draagkracht ondergrond, grondwaterstand, vorstindringingsdiepte e.d.

Constructies met elementenverhardingen ontwerpen met behulp van een met Bescon berekende constructie-opbouw en de daarbij horende verwachtte levensduur.

Aan bestratingsmaterialen en de overige materialen in de constructie te stellen eisen zijn vermeld in de RAW standaard.

Onder een bestrating dient minimaal 1,00 m (theoretisch 980 mm) geschikt zand aanwezig te zijn. Indien een trottoir breder is dan 3,00 m en bereikbaar voor verkeer dan tegels dikte 80 mm toepassen. Een voorbeeld van een constructie voor een erftoegangsweg:

- 80 mm straatbaksteen.

- 50 mm straatzand (geen brekerzand). - 250 mm menggranulaat (0-31,5). - 680 mm zand voor zandbed.

10.8.4 Aanvullende technische eisen op standaard wegenbouwdetails.

- Langs asfalt mogen in de parkeerhavens ook betonstraatstenen worden toegepast. - Banden op maat zagen.

10.8.5.1 Zeewering.

Voor verhardingen (en overige voorzieningen) binnen de zeewering kunnen specifieke eisen gelden. Deze eisen zullen door het Hoogheemraadschap van Delfland nader worden gespecificeerd. 10.8.5.2 Waterdoorlatende of waterpasserende verhardingen.

Voor infiltratie van het hemelwater worden in het algemeen de volgende typen verhardingen onderkend:

- Straatsteen met verbrede voegen. - Straatstenen met drainageopeningen. - Poreuze straatsteen

- Grasbetontegels.

De keuze wordt grotendeels bepaald door de plaats van toepassing.

Bij het ontwerp van de constructie bepalen de verkeersbelasting, de gevraagde waterdoorlatendheid en de toestand van de bestaande ondergrond (waterdoorlaatbaarheidscoëfficient K) samen de opbouw van de constructie.

Opgemerkt wordt nog dat waterpasserende verhardingen onder verantwoordelijkheid van de

rioolbeheerder vallen (handhaven waterdoorlatendheid en vervanging door rioolbeheer, verzakkingen e.d. door de wegbeheerder).

10.8.6 Materialen.

Voor verhardingsmaterialen de standaardwegenbouwdetails.

Voor eisen aan verhardingen in het groen wordt verwezen naar hoofdstuk 28 (Verhardingen in groen). Gebakken materialen toepassen voor elementenverhardingen in rijbanen/parkeerstroken (zie

standaard wegenbouwdetails). Alleen voor rol- en streklagen betonstraatstenen. 10.8.7 Uitvoering.

Voor de uitvoering van straatwerk de eisen aanhouden uit de Standaard RAW-bepalingen.

Elementenverhardingen moeten mechanisch worden gestraat (wettelijk verplicht), uitgezonderd op moeilijk bereikbare plaatsen, kantopvullingen e.d.

Aangezien bij mechanische straten wordt gevleid moet de straatlaag zeer zorgvuldig worden geprofileerd en niet dikker zijn dan 50 mm. Pas verdichten d.m.v. aftrillen nadat bestrating is aangebracht (inclusief voegvulling).

10.8.8 Onderhoud en reparaties.

Bij lasgaten, sleuven bestrating over groter oppervlak verwijderen. Zandbed en fundering terugbrengen en goed verdichten om nazakkingen te voorkomen.

Werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een gecertificeerde GWW-aannemer.