• No results found

3 Duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer 3.1 Algemeen.

11 Straatmeubilair 1 Algemeen.

Het gebruik van straatmeubilair dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Bij plaatsing van

straatmeubilair moet rekening worden gehouden met de verkeersveiligheid, zoals de overzichtelijkheid van de verkeerssituatie. Het zicht op de verkeerslichten moet uit veiligheidsoverwegingen voor het naderende verkeer onbelemmerd zijn en mag dus niet door verkeersborden of ander straatmeubilair worden beperkt. De drie kleuren van een verkeerslicht dienen op 50 m afstand voor de betrokken verkeersdeelnemers in het zicht te zijn en te blijven tot het passeren van de bijbehorende stopstreep. Vanuit (stads)ecologisch belang dient bij de bepaling van materialen, waar mogelijk, te worden gekozen voor gebruikte materialen en/of duurzame materialen. Zink of verzinkt staal dient te worden gecoat. Als de kans op beschadiging te groot is, mag eventueel thermisch verzinkt staal worden toegepast. Een alternatief is roestvast staal.

Zie verder de Catalogus Hofstadkwaliteit en Residentiekwaliteit en de Standaard Wegenbouwdetails en artikel 3.2.7.

11.2 Bepalingen.

- Verkeersborden dienen te voldoen aan het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. - De plaatsing van verkeersborden en het aanbrengen van verkeerstekens op het wegdek dienen te

voldoen aan de wegenverkeerswetgeving. Hiervoor wordt verwezen naar de

"Uitvoeringsvoorschriften Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer" en het "Handboek Verkeersborden". Dit handboek is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van september 1993, met aanvulling van 1994. Het handboek bevat, naast de formele teksten uit het R.V.V.1990 en de Uitvoeringsvoorschriften B.A.B.W., aanbevelingen en verkeerskundige adviezen (Voor laatste wijzigingen op dit handboek zie website

www.verkeerstekens.nl).

- Belijning dient te voldoen aan de "Richtlijn voor de bebakening en markering van wegen", uitgebracht door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

- Verkeerstekens NEN 3381: 1992, Algemene eisen voor borden.

- Nota "Uitgangspunten aanleg en onderhoud van wegen voor de ecologisch verantwoorde stad", maart 1996.

- Bewegwijzeringsborden dienen te voldoen aan:

Richtlijnen bewegwijzering (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Nota Objectbewegwijzering (gemeente, 1996).

- Op straat gezet (Historisch straatmeubilair in Den Haag), uitgave VOM-reeks 1997-2. - NEN 1772: 1992, straatnaamborden.

- Reclamenota Den Haag 2010 (RIS 170855./2010), als onderdeel van de Welstandsnota Den Haag 2013 (RIS 256679/2013).

11.3 Materialen.

Zie verder Catalogus Hofstadkwaliteit / Residentiekwaliteit en de standaard wegenbouwdetails.

11.4 Straatnaamborden.

Straatnamen en onderteksten worden door de gemeenteraad vastgesteld. 11.4.1 Plaats van de borden.

- Straatnaamborden worden aan een gevel bevestigd. Indien dit niet mogelijk is kunnen borden op palen of lichtmasten worden geplaatst. Goede zichtbaarheid van een straatnaambord is bij de plaatskeuze echter een eerste voorwaarde. De onderkant van het bord dient op 2,20 m. boven de straat te liggen.

11.4.2 Bordhoogte.

- Hoogte 170 mm. bij enkele koptekst.

- Hoogte 240 mm. bij dubbele koptekst of enkele koptekst met ondertekst. - Hoogte 380 mm. bij dubbele koptekst met onderregel.

11.4.3 Uitvoering.

- Gemoffeld aluminium bord met dubbel omgezette rand. - Donkerblauw fond.

- Bies en koptekst in wit reflecterend materiaal, klasse 2. - Bies 14 mm. breed met afrondingsboog van 20 mm. - Letterhoogte koptekst 75 mm.

- Afstand onderkant kopregel tot onderkant bord bedraagt 45 mm. - Ondertekst in wit vinyl.

- Letterhoogte ondertekst bij één regel bedraagt 22 mm., bij twee regels 20 mm. 11.4.4 Bevestiging.

- Aan de gevel door middel van klemmen (muuroren) in de kleur van het bord. - Aan palen door middel van een paalbeugel.

- Aan lichtmasten door middel van een O.V.-beugel met R.V.S.-band. - Bouten, moeren van roestvast staal.

11.5 Anti-parkeerpalen.

Als uitgangspunt voor het ontwerp geldt dat er zo weinig mogelijk anti-parkeerpalen worden geplaatst. Na een jaar vindt evaluatie plaats door de dienst Stadsbeheer en zal worden bezien of het nodig is om anti-parkeerpalen (bij) te plaatsen. Indien dit nodig blijkt te zijn, zullen deze palen door of voor

rekening van de initiatiefnemer worden geplaatst.

Als deze palen in een tegelverharding worden geplaatst, moeten overeenkomstige sparingtegels worden toegepast.

Indien deze sparingtegels niet verkrijgbaar zijn, dan moeten gaten in de tegels worden geboord. (zie ook artikel 4.4.5.2)

11.6 Anti-ramkraakvoorziening.

Indien in een pand geen mogelijkheden (meer) zijn voor beveiliging, en verzekering niet meer mogelijk is, kan de gemeente toestemming verlenen om in de openbare ruimte een anti-ramkraakvoorziening te plaatsen.

In een zogenaamde artikel 6, innemen gemeentegrond, wordt opgenomen dat kosten voor plaatsing, onderhoud en verwijderen voor de aanvrager zijn.

Verzinkbare palen hebben de voorkeur; bij de ingang(en) van de winkel/instelling mogen alleen verzinkbare palen worden geplaatst. Bij plaatsing dient rekening te worden gehouden met ondergronds verkeer.

11.7 Banken.

Het gebruik van tropisch hardhout is niet toegestaan. Alle bevestigingsmiddelen dienen van roestvast staal te zijn.

11.8 Fietsparkeersysteem.

Als fietsparkeersysteem mogen alleen RVS-fietsbeugels worden toegepast (model DKG).

11.9 Verkeersborden.

De plaatsing van verkeersborden dient te voldoen aan de bepalingen in artikel 11.2. Het bebordingsplan moet geaccordeerd worden door zowel de wegbeheerder als de politie. De

initiatiefnemer draagt zorg voor de benodigde verkeersbesluiten (via de dienst Stadsbeheer, afdeling vergunningen).

Als verkeersbordpaal alleen buispalen toepassen.

11.10 Reclameborden, stadskaarten e.d.

Het beleid ten aanzien van reclame is neergelegd in de Reclamenota 2010 (RIS 170855) en de Welstandsnota 2013 (RIS 256679).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

- De reclamedrager: het object waarop reclame wordt aangebracht.

- De reclame-uiting: de poster of afbeelding of anderszins visuele weergave.

Reclamedragers en reclame-uitingen mogen niet zonder vergunning in de openbare ruimte worden geplaatst.

- Voor reclamedragers is een vergunning ex. art. 6 APV nodig. In sommige gevallen kan sprake zijn van een bouwvergunning en soms ook van een aanlegvergunning.

- Voor reclame-uitingen is een vergunning ex. art. 29 APV nodig.

Voor ideële uitingen, die grondwettelijk zijn beschermd, zijn vrije plakplaatsen aangewezen. Een overzicht daarvan wordt periodiek gepubliceerd en is verkrijgbaar bij de dienst Stadsbeheer, bedrijfsonderdeel Duurzaamheid en Leefomgeving, afdeling Juridische Zaken en Milieu Toezicht (DSB/D&L/ JZMT).

Het reclamebeleid laat sommige reclamedragers toe. Voorbeelden zijn driehoeksborden,

affichagezuilen, stadsplattegronden op een Mupi, abri’s en billboard. Verder worden reclame-uitingen aangebracht op daartoe aangewezen gemeentelijk straatmeubilair, zoals sommige kasten met verkeersregelautomaten en bovengrondse glas- en papierbakken.

Per toegestane reclamedrager is een plaatsingsplan vastgesteld door de ACOR. Daarop volgende mutaties in locaties worden altijd om advies voorgelegd aan de ACOR.

Tijdelijke verplaatsingen (bijvoorbeeld in het kader van bouw- of wegwerkzaamheden) zijn in beginsel vergunningsvrij. Reclamedragers kunnen eerst na overleg met de vergunninghouder worden

verplaatst. Over de verdeling van kosten van tijdelijke verplaatsing kan contact worden opgenomen met de DSB/D&L/JZMT. Voor (tijdelijke) verplaatsingen van een abri of van het overige haltemeubilair op haltes van de HTM kan contact worden opgenomen met NV HTM. Voor haltes van het regionaal vervoer (op dit moment uitgevoerd door Connexion) kan contact worden opgenomen met de dienst Stadsbeheer, bedrijfsonderdeel Openbare Ruimte en Groen, afdeling beleid.

Voor permanente verplaatsingen moeten opnieuw vergunning(en) worden aangevraagd.

Aan de plaatsing en exploitatie van elk model reclamedrager ligt een overeenkomst met een of meer exploitanten ten grondslag. Met uitsluiting van anderen is het alleen die exploitanten toegestaan om dat model reclamedrager te exploiteren.

Overeenkomsten voor reclamedragers worden beheerd door DSB/D&L/JZMT, met uitzondering van de overeenkomsten voor abri’s. Deze worden beheerd door de dienst Stadsbeheer, bedrijfsonderdeel Openbare Ruimte en Groen, afdeling Beleid.

11.11 Vlaggenmasten.

Alleen bij tijdelijke gelegenheden/festiviteiten kan toestemming worden verkregen.

11.12 Belijning.

Bij elementenverhardingen moet de belijning of configuratie worden ingestraat. Indien dit niet mogelijk is dient gebruik te worden gemaakt van reflecterende witte wegenverf. Bij asfaltverharding dient een duurzaam markeringsmateriaal te worden toegepast. In de materialen mag geen zink of cobaltoxide verwerkt zijn.

11.13 Betaald parkeren, parkeermeters en parkeerautomaten.

Aanschaf en plaatsing van parkeermeters en parkeerautomaten en plaatsing van bebording ten behoeve van betaald parkeren geschiedt in opdracht van de dienst Stadsbeheer.

11.14 Stadsklokken.

11.15 Bewegwijzeringsplan.

Indien bewegwijzering wordt vereist, dient de bewegwijzering vast te worden gelegd in een

bewegwijzeringsplan. Dit plan bestaat uit een tekening met plaats van borden en/of masten en een omschrijving van zowel de inhoud als de technische specificaties.

11.16 Afvalbakken.

Zie catalogus straatmeubilair.

11.17 Voorzieningen voor het inzamelen van particulier huisvuil.

- Als streefnorm voor het plaatsen van papier- en glasbakken geldt: één papierbak en één glasbak per 1000 huishoudens. Bij plaatsing van de diverse bakken moet echter ook rekening worden gehouden met acceptabele loopafstanden en logische plaatsing nabij looproutes. Tevens moet rekening worden gehouden met de overzichtelijkheid van de verkeerssituatie. De bovengrondse bakken mogen niet boven kabel- en leidingstroken worden geplaatst, indien zich ter plaatse brandkranen en/of afsluiters bevinden.

- Bij grotere wooneenheden (meer dan 20) dient voor glas, papier, gft-afval en resthuisvuil een inpandige ruimte te worden gecreëerd voor de plaatsing van laadkisten/mini-containers. Aan de openbare straat dient een goed bereikbare aanbiedplaats voor deze laadkisten/mini-containers te worden gecreëerd. Bij de stadsdelen kunnen de eisen, die worden gesteld aan inpandige ruimten, worden opgevraagd.

- Als streefnorm voor het plaatsen van ondergrondse restafval-containers geldt: minimaal één container van 5 m3 per 40 huishoudens.

Bij de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers kan nog worden opgemerkt dat het mogelijk is om in plaats van per individuele container ook clustergewijs een milieuvergunning aan te vragen bij de dienst Stadsbeheer, bedrijfsonderdeel Duurzaamheid en Leefomgeving.

Het gaat hierbij om een vergunning met betrekking tot bodemkwaliteit en onttrekking / lozing van grondwater.

12

Watergangen en duikers.