• No results found

Soorten banen die in 2016 in België werden gecreëerd

middellange termijn

2. W ERKGELEGENHEID EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

2.2. Soorten banen die in 2016 in België werden gecreëerd

Om het verloop van onze arbeidsmarkt te beoordelen, is het interessant de kenmerken van de werkgelegenheidscreatie in 2016 (ongeveer 59 000 nettobanen) te vergelijken met die van de reeds in de economie bestaande banen. Om die kenmerken te bepalen, wordt gebruikgemaakt van de enquête naar de arbeidskrachten. Deze verschaft aanvullende informatie bij de werkgelegenheidsstatistieken die het INR opstelt in het kader van de nationale rekeningen, waarin enkel het statuut en de bedrijfstak zijn opgenomen. De enquête steunt op een representatief staal van de bevolking en verstrekt tal van details over personen en banen. De resultaten moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, vooral indien de selectiecriteria worden uitgebreid. Ze dienen als relevant te worden beschouwd binnen een betrouwbaarheidsinterval (zoals voor steekproeven en andere opiniepeilingen). Bovendien is het niet mogelijk aan de hand van de gegevens uit te maken wat de eventuele gevolgen zijn van de verschillende door de overheid genomen maatregelen, aangezien deze niet los kunnen worden gezien van de effecten die verband houden met de economische conjunctuur.

De analyse heeft betrekking op de groep van personen die in 2016 een baan hebben gevonden terwijl ze in 2015 niet werkten (werkzoekend of inactief), teneinde het profiel van die nieuwe werknemers af te bakenen.

Die nieuwe werkenden vertegenwoordigden 6,5 % van de totale werkgelegenheid in 2016. Van die nieuwkomers was in 2015 65 % inactief en 35 % werkloos. Bij de inactieven die in 2016 een baan vonden, waren vooral jonge schoolverlaters goed vertegenwoordigd met 56 %, gevolgd door de arbeidsongeschikten (17 %), de huismannen/huisvrouwen (8 %) en de gepensioneerden (6 %). De nieuw in dienst genomen werknemers waren vaker loontrekkende (90 %) dan de reeds op de arbeidsmarkt aanwezige personen (85 %). 68 % van de nieuwe banen ontstond in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken, 20 % in de andere niet-marktdiensten en 12 % in de overheid en het onderwijs. Uit die percentages blijkt een sterkere werkgelegenheidscreatie in de conjunctuurgevoelige branches, aangezien ze slechts 63 % van de totale werkgelegenheid uitmaken, en in mindere mate bij de overige diensten, die 19 % van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigen. De onderverdeling naar vereist scholingsniveau voor de arbeidsplaats wijst op een groter aandeel van middengekwalificeerde beroepen (53 %, tegen 43 % van de totale werkgelegenheid). De laaggekwalificeerde beroepen zijn eveneens beter vertegenwoordigd met 17 %, tegen 11 % in het totaal. Nieuwe werkenden hebben vaker een tijdelijke arbeidsovereenkomst (52 %) dan merkbaar is voor de totale werkgelegenheid (9 % van de arbeidsovereenkomsten wordt voor een bepaalde duur gesloten). Dit hoeft niet te verwonderen, aangezien de voorgestelde contracten voor een nieuwe baan vaak arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur zijn. Omdat de proefperiode werd afgeschaft, bieden de werkgevers bovendien gemakkelijker tijdelijke arbeidsovereenkomsten aan (inclusief uitzendcontracten). Deeltijdarbeid is oververtegenwoordigd: 40 % van de nieuw in dienst genomen werknemers werkt deeltijds, tegen 25 % voor de totale werkgelegenheid. Ten slotte is het inkomenspeil van de nieuw in dienst genomen werknemers relatief laag (47 % van hen behoort tot het eerste kwintiel, tegen 23 % van het totaal). Deze laatste vaststelling moet echter worden gerelativeerd, wegens het vooruitzicht op een toename van het inkomen gedurende de rest van de loopbaan.

De eigenschappen van de nieuw in dienst genomen individuen kunnen eveneens worden belicht. Zo bestaat 49 % van hen uit vrouwen, tegen 46 % van het totale aantal werkenden. Het gaat ook voornamelijk om jongeren tussen 15 en 24 jaar (39 %, tegen maar 6 % van het totale aantal banen). Van die individuen is 32 % hooggeschoold, 43 % middengeschoold en 25 % laaggeschoold (tegen respectievelijk 44 %, 40 % en 16 % voor het geheel van de werkzame personen). Van de nieuwe werkenden woont 57 % in Vlaanderen, 29 % in Wallonië en 14 % in Brussel. In vergelijking met de totale werkgelegenheid van de inwoners van elk gewest activeert Brussel het grootste aantal personen, aangezien de nieuwe banen in dat gewest 9,3 % van de werkgelegenheid vertegenwoordigen, gevolgd door Wallonië met 6,5 % en Vlaanderen met 6 %.

Tabel 10 - Beschrijving van de kenmerken van de nieuwe werkenden en van het soort baan dat ze hebben gevonden in vergelijking met de bestaande kenmerken voor het totale aantal banen (2016, in % van het overeenstemmende totaal)

Nieuwe banen1 Totaal aantal banen

Kenmerken van de werkgelegenheid

Statuut2 Loontrekkende 90 85 Zelfstandigen 8 14 Bedrijfstak Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken 68 63 Overheid en onderwijs 12 18 Overige diensten 20 19 Beroep3 Hooggekwalificeerd 30 46 Middengekwalificeerd 53 43 Laaggekwalificeerd 17 11

Type van arbeidsovereenkomst

Tijdelijke 52 9 Vaste 48 91 Werkduur Deeltijds 40 25 Voltijds 60 75 Inkomenspeil4 Eerste kwintiel 47 23 Tweede kwintiel 19 20 Derde kwintiel 12 18 Vierde kwintiel 12 21 Vijfde kwintiel 11 18

Eigenschappen van de personen

Geslacht Vrouwen 49 46 Mannen 51 54 Leeftijd 15-24-jaar 39 6 25-49 jaar 45 65 50 jaar en ouder 16 29 Scholingsniveau Hooggeschoold 32 44 Middengeschoold 43 40 Laaggeschoold 25 17

Gewest waar ze wonen

Brussel 14 10

Vlaanderen 57 61

Wallonië 29 29

Bron: EC (EAK).

1 Gedefinieerd als de personen die werkten in 2016 terwijl ze werkzoekend of inactief waren in 2015. 2 Het restpercentage omvat de niet-vergoede helpers.

3 De beroepen zijn ingedeeld op basis van de nomenclatuur ISCO. De hooggekwalificeerde beroepen omvatten de directeurs en

kaderleden, de intellectuele en wetenschappelijke beroepen, en de technici en verwante beroepen. De middengekwalificeerde beroepen bestaan uit administratieve bedienden, personeel dat rechtstreeks diensten verleent aan particulieren, handelaars en verkopers, landbouwers, gekwalificeerde beroepen in de industrie en de ambachtelijke sector, en machinebestuurders en assemblagearbeiders. De laaggekwalificeerde beroepen stemmen overeen met de elementaire beroepen.

Tabel 11 - Verloop van de kenmerken van de nieuwe werkenden1 en van het type baan dat ze hebben gevonden

(in % van het totale aantal nieuwe werkenden)

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Kenmerken van de werkgelegenheid Statuut2 Loontrekkende 93 92 93 93 92 90 90 89 89 90 90 Zelfstandige 6 7 5 5 6 7 7 9 8 8 8 Bedrijfstak Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken - - 67 63 65 66 67 67 67 65 68 Overheid en onderwijs - - 13 15 13 13 12 13 12 13 12 Overige diensten - - 20 22 22 22 21 21 21 21 20 Beroep3 Hooggekwalificeerd - - - 27 30 30 30 33 30 Middengekwalificeerd - - - 55 52 50 51 50 53 Laaggekwalificeerd - - - 18 18 19 19 17 17 Type van arbeidsovereenkomst Tijdelijke 47 45 45 49 45 50 45 48 48 52 52 Vaste 53 55 55 51 55 50 55 52 52 48 48 Arbeidsduur Deeltijds 35 33 35 37 37 38 39 40 38 37 40 Voltijds 65 67 65 63 63 62 61 60 62 63 60 Inkomenspeil Eerste kwintiel - - - 50 44 44 44 43 44 43 47 Tweede kwintiel - - - 24 28 23 24 26 29 27 19 Derde kwintiel - - - 13 13 18 18 16 12 15 12 Vierde kwintiel - - - 9 11 10 9 11 10 11 12 Vijfde kwintiel - - - 4 4 5 5 5 4 4 11 Kenmerken van de personen Geslacht Vrouwen 51 50 52 53 51 50 52 51 51 50 49 Mannen 49 50 48 47 49 50 48 49 49 50 51 Leeftijd 15-24 jaar 43 43 43 47 42 41 40 40 39 38 39 25-49 jaar 48 46 47 43 47 48 46 46 45 48 45 50 jaar en ouder 9 10 9 10 11 12 14 14 16 14 16 Scholingsniveau Hooggeschoold 29 29 29 29 30 29 32 35 35 35 32 Middengeschoold 41 40 41 42 42 41 40 40 39 42 43 Laaggeschoold 30 31 30 29 28 30 28 26 26 23 25 Gewest waar ze wonen Brussel 13 13 15 16 14 14 15 14 13 15 14 Vlaanderen 53 55 52 49 53 52 51 55 56 56 57 Wallonië 34 33 33 35 33 34 34 30 30 30 29 Bron: EC (EAK).

1 Gedefinieerd als de personen die in het beschouwde jaar werkten terwijl ze een jaar eerder werkzoekend of inactief waren. 2 Het restpercentage omvat de niet-vergoede helpers.

3 De beroepen zijn ingedeeld op basis van de nomenclatuur ISCO. De hooggekwalificeerde beroepen omvatten de directeurs en

kaderleden, de intellectuele en wetenschappelijke beroepen, en de technici en verwante beroepen. De middengekwalificeerde beroepen bestaan uit administratieve bedienden, personeel dat rechtstreeks diensten verleent aan particulieren, handelaars en verkopers, landbouwers, geschoolde beroepen in de industrie en de ambachtelijke sector, en machinebestuurders en assemblagearbeiders. De laaggekwalificeerde beroepen stemmen overeen met de elementaire beroepen.

Voor de voorgaande jaren kan een soortgelijke analyse worden uitgevoerd. Voor elk van de bestudeerde jaren worden de personen onderzocht die een baan vonden terwijl ze een jaar eerder inactief of werkloos waren. Het aandeel van de nieuwe werkenden in het totale aantal werkenden is in de loop der tijd weinig veranderd (daling van 6,7 % in 2006 tot 6,5 % in 2016, met een gemiddelde van 6,2 % over de hele periode). Het percentage gewezen werklozen is eveneens stabiel, aangezien deze in 2006 reeds 35 % van de nieuwe werkenden uitmaakten. Dat is dus precies hetzelfde percentage als nu.

De individuele eigenschappen van die nieuwe werkenden en de kenmerken van hun baan zijn tijdens het laatste decennium weinig veranderd. Enkele veranderingen kunnen echter worden aangestipt. In verband met de kenmerken van de banen kan onder meer worden vastgesteld dat een groter deel van de werknemers deeltijds werkt (35 % in 2006, tegen 40 % in 2016) of een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft (47 % in 2006 en 52 % in 2016). Voorts zijn nieuwe werkenden vaker dan in het verleden 50 jaar of ouder (9 % in 2006, tegen 16 % in 2016). Ze zijn ook vaker hoog- en middengeschoold (respectievelijk 32 en 43 % in 2016, terwijl dat in 2006 respectievelijk voor slechts 29 en 41 % van hen gold).