• No results found

Huidige situatie van de invaliditeit

De principes van het pensioensysteem op punten voorgesteld door de Pensioencommissie

3.4. Arbeidsongeschiktheid en invaliditeit

3.4.1. Huidige situatie van de invaliditeit

Het RIZIV beheert en controleert de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. In die hoedanigheid is het instituut onder meer verantwoordelijk voor de uitbetaling van uitkeringen

16 Die verschuiving wordt in feite vastgesteld sedert 2003 als gevolg van de opeenvolgende verhogingen van de

leeftijd waarop men een vrijstelling kan aanvragen, zonder te hoeven voldoen aan bijkomende anciënniteitsvoorwaarden (56 jaar in 2002, 57 jaar in 2003 en 58 jaar in 2004).

aan werknemers uit de private sector die ‘arbeidsongeschikt’ zijn verklaard. Pas indien de gerechtigden langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn, gaat de periode van ‘invaliditeit’ in. Op 31 december 2015 beschouwde het RIZIV iets minder dan 370 000 personen als uitkeringsgerechtigde invalide. Dit is het totaal van de cijfers voor de loontrekkenden (ongeveer 347 000) en de zelfstandigen (ongeveer 23 500). Het komt overeen met ongeveer 4,8 % van de Belgische 15-64-jarige bevolking.

Het aantal invaliden is sinds een twintigtal jaar aanzienlijk gestegen. In de volgende paragraaf wordt dat verschijnsel uitvoeriger onderzocht. In dit verslag gaat de aandacht vooral uit naar de invaliden die voorheen loontrekkenden waren bij de private sector. De invaliden die onder het zelfstandigenstelsel vallen, zijn niet opgenomen in deze studie over de verhoging van het aantal begunstigden, omdat vooral het werknemersstelsel vragen oproept. Bovendien is de toekenning van het statuut van invalide voor de zelfstandigen een relatief recente maatregel en kan ze dus niet over een lange periode worden bestudeerd.

Voorts wordt ook geen vergelijking gemaakt voor de ambtenaren met langdurig ziekteverlof of die welke worden gepensioneerd wegens invaliditeit. Die personen vallen onder een afzonderlijke regeling voor het overheidspersoneel.

De invaliditeitsverzekering is een regeling die een vervangingsinkomen garandeert bij een invaliderende ziekte of een handicap gedurende het beroepsleven. In de meeste EU-landen neemt het aantal invaliden toe. In de statistische gegevens van de OESO wordt geen onderscheid gemaakt tussen arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. De in procenten bbp uitgedrukte overheidsuitgaven voor vervangingsinkomens aan zieken en invaliden gaan sinds de economische en financiële crisis van 2008 omhoog. Nederland, Zweden en Finland vormen uitzonderingen: in deze landen werden de ziekteregelingen, die werden aangewend als mogelijkheden om de arbeidsmarkt te verlaten, grondig hervormd. Uit die geaggregeerde statistieken blijkt ook de zorgwekkende ontwikkeling van de situatie in België. Om die reden wil de Raad dieper ingaan op de situatie inzake invaliditeit, terwijl de federale regering op dat gebied een reeks maatregelen heeft genomen.

Grafiek 73 - Overheidsuitgaven voor arbeidsongeschiktheid en invaliditeit1 – uitkeringen in contanten (in % bbp)

Bron: OESO.

1 Door de overheid vastgelegde uitgaven voor ziekte, handicap en arbeidsongevallen. Ze omvatten voornamelijk de

invaliditeitsuitkeringen in contanten, die bestaan uit de betalingen als gevolg van een volledige of gedeeltelijke ongeschiktheid van de begunstigde om een bezoldigde beroepsactiviteit uit te oefenen en de vergoedingen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten.

Het aantal invaliden in een populatie is afhankelijk van verschillende factoren. Het gaat om een voorraadcijfer dat stijgt met de instroom in de invaliditeit en daalt met de uitstroom (re- integraties, overlijdens en pensioenen).

De instroom voor een gegeven jaar is afhankelijk van, enerzijds, de populatie die gedekt is door de invaliditeitsverzekering en, anderzijds, van de incidentie van invaliditeit. De beschouwde populatie varieert vooral op grond van de ontwikkeling van de beroepsbevolking.

De beroepsbevolking in België is de afgelopen decennia toegenomen, met name onder invloed van de grotere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en meer recentelijk van de langere loopbanen.

De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen werd tussen 1997 en 2008 geleidelijk opgetrokken van 60 tot 65 jaar. Door vrouwen ertoe te verplichten vijf jaar langer actief te zijn, wordt ook de dekkingsperiode van de invaliditeitsverzekering 5 jaar langer, wat kan leiden tot een grotere instroom in de invaliditeit en, voor de vrouwen die invalide zijn geworden, tot langere invaliditeitsperiodes. Eenzelfde verschijnsel zal zich voordoen bij de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030. Op de wettelijke pensioenleeftijd vallen de betrokkenen niet meer onder de invaliditeitsregeling en worden ze gepensioneerden, met uitkeringen die worden gefinancierd door het pensioenstelsel.

De incidentie van invaliditeit heeft ook een direct effect op de instroom. Dat incidentiecijfer varieert onder meer op grond van de persoonskenmerken. Er is een gestage toenemende relatie tussen de incidentie van invaliditeit en de leeftijd (zie onderstaande grafiek). Anders gezegd: zelfs bij een constante incidentie in de tijd zou een verouderende beroepsbevolking ceteris paribus tot een hogere instroom in de invaliditeit leiden.

De incidentie van invaliditeit hangt ook af van andere factoren. Uit Amerikaanse studies blijkt dat het inkomenspeil van een huishouden en het opleidingsniveau een statistisch significante invloed

hebben op de kans om invalide te worden, zelfs als de leeftijd in aanmerking wordt genomen. De richting van de causaliteit tussen gezondheid (of in engere zin invaliditeit), enerzijds, en het inkomen of opleidingsniveau, anderzijds, is echter dubbelzinnig. Hogergeschoolden zouden er gemiddeld beschouwd gezondere levensgewoonten op na houden en zouden beter de gevolgen van hun gedrag op de gezondheid kennen (sportbeoefening, gezonde voeding, matig verbruik van tabak of alcohol, enz.). De richting kan ook worden omgekeerd: minder gezonde personen hebben vaak moeilijkheden op school of op het werk. Die verschillen in gezondheidstoestand volgens het opleidingsniveau zijn een belangrijke bron van ongelijkheid, omdat ze levenslang duren en tot uiting komen in alle domeinen: beroepsvooruitzichten, inkomens, maar eventueel ook de huwelijks- en gezinssituatie.

De incidentie van invaliditeit varieert ook volgens de levensomstandigheden. Een veiliger werkomgeving, het geringere aandeel van zware handenarbeid en de tertiarisering van de economie verminderen de invloed van heel wat oorzaken van invaliditeit (met name verwondingen en fysieke letsels ten gevolge van arbeidsongevallen). Daartegenover zouden door die maatschappelijke veranderingen nieuwe risico's zijn ontstaan (arbeidstempo en werklast gedurende de hele loopbaan, stress, hyperconnectiviteit, enz.). Ze hoeven in principe echter niet te resulteren in een permanente verslechtering van de baten die arbeid kan opleveren.

Een grotere uitstroom uit de invaliditeit draagt bij tot een daling van het aantal invaliden. Er zijn drie manieren om het invaliditeitsstelsel te verlaten: voldoende herstellen om weer op de arbeidsmarkt te komen, overgaan naar het pensioenstelsel en overlijden. De genomen beleidsmaatregelen kunnen vooral het herstel van de arbeidsgeschiktheid verbeteren. Door de aard van het invaliditeitsstelsel en de selectiviteit bij de instroom, is het hervattingspercentage laag. Indien de gemiddelde leeftijd voor de erkenning van invaliditeit verandert (bijvoorbeeld meer jonge invaliden), of de redenen voor invaliditeit wijzigen (bijvoorbeeld minder fysieke letsels) of als er meer middelen worden uitgetrokken voor herintegratie, zou dat hervattingspercentage kunnen toenemen.

3.4.2. Bijdragen van de verschillende factoren tot de groei van het invalidenbestand in