• No results found

Economische activiteit en werkgelegenheid

middellange termijn

1. S ITUATIE OP DE B ELGISCHE ARBEIDSMARKT EN VOORUITZICHTEN OP KORTE EN MIDDELLANGE TERMIJN

1.2. Economische activiteit en werkgelegenheid

Met gemiddeld 1,2 % op jaarbasis was de economische groei in 2016 iets minder krachtig dan de twee voorgaande jaren (respectievelijk 1,6 % en 1,5 % in 2014 et 2015). De terreuraanslagen in Parijs in het najaar van 2015, gevolgd door de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel hebben negatieve gevolgen gehad, met name in de toeristische sector en bij de zakenreizen, alsook in de horeca. De aankondiging van de brexit, alsook de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen hebben eveneens enige politieke onzekerheid teweeggebracht die deels werd omgezet in economische onzekerheid. Die diverse schokken sorteerden evenwel maar een kortetermijneffect. De laatste projecties van de Nationale Bank van België verwachten immers een opleving van de groei in 2017, nl. 1,6 %, en een aanhoudend herstel in 2018, wanneer een identieke bbp-groei op jaarbasis zou worden opgetekend.

Grafiek 4 –Binnenlandse werkgelegenheid, arbeidsduur en productiviteit

(bijdrage aan de bbp-groei, in procentpunt, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)

Bronnen: INR, NBB.

Ondanks de gematigde economische groei en de onzekerheid als gevolg van de aanslagen, de brexit en de verscheidene in het derde kwartaal aangekondigde collectieve ontslagen, bleef de arbeidsmarkt in 2016 dynamisch. Er werden in 2016 netto 59 000 banen gecreëerd, dat is meer dan in 2014 en 2015, toen de binnenlandse werkgelegenheid met respectievelijk 19 000 en 42 000 eenheden toenam. Zulks blijft niettemin nog altijd minder dan wat werd opgetekend in de jaren vóór de grote recessie (gemiddeld +65 000 per jaar van 2005 tot 2008). De invoering van de dienstencheques droeg in die periode ten belope van 20 % bij aan de groei van de werkgelegenheid. Deze graad was slechts 7% in 2016.

De stijging van het aantal werkenden zou gedurende de gehele projectieperiode moeten aanhouden. Dat zal gepaard gaan met een stijging van de productiviteit per uur, ondanks de in 2016 opgetekende daling. De gemiddelde arbeidsduur, die van het ene kwartaal tot het andere

zeer volatiel is, vertoont een vrij stabiele langetermijntendens, die licht negatief was ten belope van -0,1 %. De relatieve toename van het aandeel deeltijdwerkers oefent een neerwaartse invloed uit op de tendens, hoewel de gemiddelde arbeidsduur van die werknemers langer is dan in het verleden. Zo is het gemiddeld aantal door een deeltijdwerker per week gewerkte uren gestegen van 23,1 in 2005 tot 24,1 in 2016. Op korte termijn kan de in het vierde kwartaal van 2016 opgetekende toename van de gemiddelde arbeidsduur worden toegeschreven aan de afschaffing van de uitkeringen voor tijdskrediet zonder motief. Die in januari 2015 aangekondigde hervorming heeft een anticipatie-effect gesorteerd bij vele werknemers die het stelsel tot 1 juli 2015 genoten. Het tegeneffect komt thans tot uiting, want die werknemers verdwijnen geleidelijk uit de regeling inzake tijdskrediet zonder motief.

Tabel 3 - Verwachte verloop van de werkgelegenheid, de werkloosheid en de beroepsbevolking (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)

2016 2017r 2018r

FPB NBB FPB NBB

Beroepsbevolking 0,5 0,4 0,5 0,5 0,5

Werkende bevolking 1,3 1,2 0,9 1,0 0,8

Werkloosheidsgraad1 7,9 6,8 7,5 6,6 7,3

Bronnen: FPB, INR, NBB, RVA.

1 In % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar.

De door het Federaal Planbureau opgestelde werkgelegenheids- en werkloosheidsprojecties maken gewag van een hogere werkgelegenheidsgroei dan de ramingen van de NBB. Dankzij deze werkgelegenheidscreatie zou de werkloosheidsgraad volgens het FPB in 2018 uitkomen op 6,6 %.

Grafiek 5 –Werkgelegenheidsintensiteit van de groei

(ratio tussen de gemiddelde groei op jaarbasis van de binnenlandse werkgelegenheid en die van het bbp)

Bronnen: INR, NBB, OESO.

De in 2016 gecreëerde nieuwe banen en de over de gehele projectieperiode verwachte banencreatie liggen in de lijn van een toenemende werkgelegenheidsintensiteit van de groei. De facto leidt dezelfde stijging van het bbp thans tot meer nieuwe banen dan in het verleden. De werkgelegenheidsintensiteit van de groei, gedefinieerd als de verhouding tussen de toename van de werkgelegenheid en de stijging van de activiteit, was bijna nihil in de jaren 1970. In de loop van

de zes laatste jaren is ze gestegen tot gemiddeld bijna 0,7, wat betekent dat een bbp-groei op jaarbasis van 1 % leidt tot 0,7 % bijkomende banen. Dat verloop is toe te schrijven aan de vertraging van de productiviteitswinsten, maar eveneens aan de geleidelijke verschuiving van de structuur van de activiteit naar een diensteneconomie, die gekenmerkt wordt door een geringere productiviteit en een grotere werkgelegenheidsintensiteit dan de industrie. Naast die factoren, werd de werkgelegenheidscreatie ondersteund door het loonmatigingsbeleid, waardoor de productiefactor arbeid en meer in het bijzonder nieuwe indienstnemingen relatief goedkoper werden, en eveneens door een aantal structurele hervormingen die het effectieve arbeidsaanbod verhogen.

Grafiek 6 – Internationale vergelijking van de werkgelegenheidsintensiteit van de groei

(ratio tussen de gemiddelde groei op jaarbasis van de binnenlandse werkgelegenheid en die van het bbp)

Bron: EC-Ameco.

Met die hoge graad van werkgelegenheidscreatie ten opzichte van de groei komt België ruim uit boven het Europese gemiddelde. Ons land vertoont een hogere werkgelegenheidsintensiteit van de groei dan de drie voornaamste buurlanden en de Scandinavische landen, uitgezonderd Finland.

Tabel 4 – Verloop van de werkgelegenheid en van de componenten ervan

(in duizenden personen, tussen haakjes veranderingen in duizenden personen t.o.v. het voorgaande jaar)

2005 2010 2015 2016 2017r 2018r Beroepsbevolking 4 913 (73) 5 118 (43) 5 257 (22) 5 291 (33) 5 318 (28) 5 347 (29) Totale nationale werkgelegenheid 4 328 (62) 4 553 (29) 4 679 (41) 4 738 (59) 4 781 (43) 4 820 (39) Grensarbeiders 73 (2) 79 (1) 77 (-1) 77 (0) 77 (0) 77 (0) Totale binnenlandse werkgelegenheid 4 255 (61) 4 474 (29) 4 601 (42) 4 660 (59) 4 704 (43) 4 742 (39) Zelfstandigen 695 (3) 727 (5) 767 (11) 781 (14) 793 (12) 807 (14) Werknemers 3 561 (58) 3 747 (23) 3 834 (31) 3 879 (45) 3 911 (31) 3 935 (25) Conjunctuur- gevoelige bedrijfstakken 2 255 (29) 2 352 (4) 2 370 (16) 2 399 (29) 2 418 (20) 2 434 (16) Landbouw, bosbouw en visserij 18 (0) 20 (0) 22 (1) 22 (0) Industrie en energie 616 (-5) 569 (-17) 530 (-8) 530 (0) Bouwnijver- heid 191 (3) 212 (1) 200 (-4) 200 (0) Handel, vervoer en horeca 821 (13) 854 (0) 846 (5) 853 (7) Informatie en communi- catie 86 (2) 96 (-1) 97 (1) 100 (2) Financiële activiteiten en verzeke- ringen 126 (-1) 121 (-2) 118 (0) 117 (-1) Exploitatie van en handel in onroerende goederen 18 (0) 20 (0) 21 (0) 21 (0) Zakelijke dienstver- lening 378 (17) 460 (23) 535 (23) 556 (20) Niet-markt- diensten 1 306 (29) 1 395 (19) 1 464 (15) 1 480 (16) 1 492 (12) 1 501 (9) Overheid en onderwijs 753 (15) 790 (7) 806 (1) 808 (2) 806 (-2) 803 (-3) Overige diensten1 553 (14) 605 (12) 658 (14) 673 (14) 686 (13) 698 (12) Werkloosheid 596 (20) 567 (13) 579 (-19) 553 (-26) 537 (-15) 528 (-10) p.m. Geharmoniseer- de werkloos- heidsgraad2 8,5 8,4 8,6 7,9 7,5 7,3

Bronnen: INR, NBB, RVA.

1 Die omvatten onder meer de bedrijfstakken gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en kunst,

amusement en recreatie.

2 In % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar.

De zeer dynamische stijging van de werkgelegenheid in 2016 zou over de periode 2017-2018 enigszins vertragen. Aangezien de beleidsmaatregelen die de laatste jaren werden genomen, de nettobanencreatie sterk hebben beïnvloed, zou de impact ervan in de toekomst moeten afnemen, waardoor het verloop van de werkgelegenheid terug meer in de buurt van dat van de bbp-groei zou liggen. Het aantal gecreëerde banen zou toch aanzienlijk blijven ten belope van 82 000.

Net als het jaar voordien, was de stijging van de werkgelegenheid in 2016 bijzonder groot voor de werknemers uit de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken. Er werden immers 29 000 meer banen opgetekend dan in 2015. Dat verloop is met name toe te schrijven aan een belangrijke toename in de bedrijfstak zakelijke dienstverlening (+20 000) alsook in de sector handel, vervoer en horeca (+7 000). In tegenstelling tot de voorgaande jaren, nam de werkgelegenheid in de industrie en in de bouwnijverheid in 2016 niet langer af. In de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken blijven enkel de financiële activiteiten en verzekeringen een daling met 1 000 banen ten opzichte van 2015 te zien geven. De niet-marktdiensten vertonen eveneens een opwaarts verloop ten belope van 16 000 eenheden, hoofdzakelijk ondersteund door de overige diensten (+14 000) en in mindere mate door overheid en onderwijs (+2 000). Het aantal zelfstandigen blijft stijgen tot 781 000 in 2016, dat is 14 000 meer dan een jaar voordien en een toename met nagenoeg 86 000 ten opzichte van 2005. Dit statuut van zelfstandige lijkt dus tal van werkenden te blijven aantrekken. Het aandeel van de zelfstandige arbeid in de totale binnenlandse werkgelegenheid blijft echter vrij constant, van 16 % in 2005 naar 17 % in 2016. De werknemers blijven dus in 2016 ruim 83 % van de totale binnenlandse werkgelegenheid vertegenwoordigen, namelijk 62 % in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken, 21 % bij de overheid en het onderwijs en, ten slotte, 18 % in de overige diensten. Bij de werknemers wordt toch een verschuiving van de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken naar de overige diensten opgetekend, want in 2005 bedroegen de respectieve aandelen 63 % en 16 %. Het aandeel van de werkgelegenheid bij overheid en onderwijs wijzigde niet .

Tijdens de projectieperiode zou de nettobanencreatie vooral plaatsvinden de gesalarieerde werkgelegenheid (+56 000 over de periode 2017-2018) en meer in het bijzonder in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken (+35 000), alsook in de overige diensten (+25 000). Overheid en onderwijs zouden dan weer een daling met 5 000 laten optekenen. Terwijl de gesalarieerde werkgelegenheid de twee volgende jaren minder snel zou stijgen, zou het aantal zelfstandigen tijdens de periode 2017-2018 nagenoeg constant blijven toenemen, namelijk met zowat 26 000 nieuwe banen.

De in 2015 opgetekende daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden hield in 2016 aan; er werden 26 000 werklozen minder opgetekend dan een jaar voordien. Samen met de stijging van de beroepsbevolking, leidt die vermindering tot een belangrijke afname van de werkloosheidsgraad tot gemiddeld 7,9 % in 2016. Deze tendens zou gedurende de gehele projectieperiode aanhouden. Zo zou het aantal NWWZ eind 2018 528 000 bedragen, wat zal overeenstemmen met een werkloosheidsgraad van 7,3 %. De recente en toekomstige ontwikkelingen zouden het derhalve mogelijk maken het in 2008 opgetekende aantal NWWZ, nl. 500 300 personen, dat is het laagste van de laatste elf jaar, te benaderen. In 2005 bedroeg het aantal NWWZ 585 000.

Grafiek 7 - Verloop van het aantal gedetacheerde werknemers (in duizenden personen)

Bron: RSZ.

In de statistieken van de nationale rekeningen betreffende de nettowerkgelegenheidscreatie zijn de gedetacheerde werknemers niet opgenomen. Gedetacheerde werknemers zijn werknemers die arbeidsprestaties verrichten in België, terwijl ze gewoonlijk in een ander land werken. Ze worden dus niet tot de Belgische binnenlandse werkgelegenheid gerekend. Na een forse toename sinds 2010, gaf het aantal gedetacheerde werknemers in 2016 een lichte daling te zien ten opzichte van 2015. Toch werden in 2016 nog 235 000 gedetacheerde werknemers opgetekend, die voornamelijk afkomstig waren uit Nederland (28 %), Polen (14 %) en Duitsland (9 %). Die werknemers worden overwegend aangetroffen in de bouwsector (in 2016 54 %).