• No results found

nemen aan de arbeidsmarkt zijn veranderd

3. Ford Genk

In oktober 2012 heeft Ford een collectief ontslag aangekondigd waarop een golf van collectieve ontslagen bij de onderaannemers is gevolgd. Daarbij werden in het totaal meer dan 6 000 werknemers getroffen. De Limburgse VDAB heeft een speciale cel opgericht met een groep van experts. De werknemers werden zeer snel met een proactieve aanpak ondersteund. Dankzij een specifieke website konden de werknemers beter worden geïnformeerd en kon er beter met hen worden gecommuniceerd. Tijdens de periodes van technische werkloosheid konden ze opleidingen volgen. Er werden verschillende infosessies en zogenoemde job- en loopbaandagen georganiseerd met ondernemingen die arbeidskrachten zochten. 61 % van de werknemers van Ford was 50-plus. Bij de onderaannemers was dat 17 %. In mei 2017 was 78 % van de betrokken werknemers niet langer werkloos en had 50 % werk gevonden.

4. Competentievisum

In de tweede helft van 2016 hebben verschillende ondernemingen in de banksector ontslaggolven aangekondigd. Om de omscholingskansen van die werknemers te verhogen heeft de VDAB een overzicht van hun competenties opgemaakt opdat de werknemers snel de vacatures zouden vinden die overeenstemmen met hun profielen. Met die digitale tool kan de werknemer een stand van zaken opmaken van zijn competenties en zijn beroepservaring. Die wordt nadien gevalideerd door zijn werkgever. Om de effectiviteit van het competentievisum te verhogen, werd nauw samengewerkt met de andere overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling, maar ook met Febelfin en de werkgevers die ook hebben bijgedragen tot de financiering van het competentievisum.

Grafiek 44 - Rigiditeit van de arbeidsbescherming (2013)

Bron: OESO.

Op basis van de indicatoren van de OESO waarmee de rigiditeit van de wetgeving over arbeidsbescherming wordt uitgedrukt (EPL, employment protection legislation) stellen we vast dat de Belgische wetgeving, in vergelijking met de geanalyseerde landen, relatief dwingend is in geval

van collectieve ontslagen. Dat resultaat zou nauw verband houden met de lengte van de Renault- procedure. Die maakt momenteel het voorwerp uit van een hervormingsvoorstel om de negatieve effecten ervan op de reallocatie van de arbeidskrachten te verminderen. In de noordse landen zijn er beduidend minder specifieke vereisten in geval van een collectief ontslag.

De reglementering voor tijdelijke contracten die Frankrijk en België toepassen, is relatief rigide, terwijl die van Zweden en Nederland minder dwingend zijn.

Op het vlak van individuele ontslagen is de Belgische wetgeving soepeler dan die in de meeste geanalyseerde landen.

2.3. Kwaliteit van het werk

Een van de essentiële dimensies van de loopbanen is de kwaliteit van de uitgeoefende baan. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen 5 grote domeinen aan de hand waarvan de intrinsieke arbeidskwaliteit kan worden gevat: de fysieke omgeving, de sociale omgeving, de vaardigheden, de arbeidsintensiteit (het arbeidstempo) en ten slotte de autonomie.

2.3.1. Fysieke omgeving

Stelt de fysieke omgeving van de werkplek de werknemer in staat lang op de arbeidsmarkt actief te blijven? Hoe kunnen de werkgerelateerde fysieke risico’s worden geëvalueerd? Worden de werknemers in België meer blootgesteld aan die fysieke risico’s dan in de referentielanden? Er worden drie types van aan de beroepsactiviteit gerelateerde fysieke risico’s onderscheiden: de ergonomische risico’s en de risico’s i.v.m. de werkhouding, de omgevingsgerelateerde risico’s en de chemische of biologische risico’s. We hebben ervoor gekozen om voor die indicatoren specifiek de situatie te tonen van de werknemers van 50 jaar en ouder.

In de literatuur wordt over het algemeen erkend dat het door die drie subcategorieën moeilijk kan worden werknemers lang aan het werk te houden (bijvoorbeeld gedurende de gehele loopbaan). Die risico’s kunnen gecorreleerd zijn aan arbeidsongevallen, absenteïsme, of kunnen zelfs ten grondslag liggen aan gezondheidsproblemen die een verkorting van de levensverwachting met zich brengen ten opzichte van een werknemer die niet aan die fysieke risico’s wordt blootgesteld. De maatstaf is hier gebaseerd op de geharmoniseerde gegevens van de EWCS-enquête van Eurofound. Over de drie soorten van fysieke risico’s worden aan de werknemers specifieke vragen gesteld. De antwoorden kunnen worden uitgesplitst naar leeftijd. Per groep wordt bekeken welke werknemers in het kader van het werk significant blootgesteld zijn aan het risico. Als criterium geldt over het algemeen dat ze verklaren meer dan een vierde van hun werktijd in de situatie te verkeren die in de vragenlijst beschreven staat. Dat type van maatstaven kan worden aangevuld met andere indicatoren, met name het percentage arbeidsongevallen, de graad van absenteïsme, het aantal ziektedagen, enz. De ergonomische risico’s en de risico’s i.v.m. de werkhouding: die indicator meet de blootstelling aan mechanische trillingen, pijnlijke of vermoeiende houdingen, het verplaatsen van zware lasten, repetitieve bewegingen, enz. In het algemeen kunnen ergonomische risico’s de oorzaak zijn van musculoskeletale aandoeningen (gewrichtspijnen, rugpijn, enz.), die een van de vaakst voorkomende oorzaken van werkgerelateerde klachten en van absenteïsme zijn.

Grafiek 45 – Fysieke werkomgeving: ergonomische en risico’s die verband houden met de lichaamshouding

(in %, aantal werknemers van 50 jaar en ouder, die gedurende minstens een vierde van hun arbeidstijd blootgesteld zijn aan het overeenstemmende risico)

Bron: Eurofound (EWCS 2016).

Volgens de indicatoren van Eurofound, worden de in België werkzame 50-plussers gemiddeld minder blootgesteld aan ergonomische en posturele risico’s dan in de referentielanden. Voor die risicocategorie onderscheiden Finland en vooral Frankrijk zich negatief in onze vergelijking. Een beter resultaat voor de ergonomische risico’s kan worden verkregen dankzij de aanpassing en de mechanisering van de fysiek zwaarste banen. Een proactief beleid inzake human resources maakt het eveneens mogelijk het verloop van de loopbanen in de ondernemingen aan te passen, om de hoeveelheid fysieke arbeid in het takenpakket van de oudere leeftijdgroepen te doen afnemen. Omgevingsgerelateerde risico’s: de indicator meet de blootstelling aan geluid, aan extreme (hoge en lage) temperaturen en aan trillingen. Die factoren komen vooral voor in de landbouw, de industrie en de bouwnijverheid.

Die risico’s zijn deels gerelateerd aan sommige bedrijfstakken en beroepen. Zowel voor de landbouw als voor de bouwnijverheid houdt een gedeelte van het werk bijvoorbeeld de blootstelling aan meteorologische wisselvalligheden in. Het werken in een koelruimte en de koudeketen zijn belangrijk in de voedingsnijverheid en de logistiek voor het transport van voedingsmiddelen. In andere industriële bedrijfstakken, bijvoorbeeld in de ijzer- en staalnijverheid, blijft de blootstelling aan hoge temperaturen onvermijdelijk. Door een grotere robotisering van de productielijnen en van het transport, een performante arbeidsorganisatie, de opleiding van de werknemers met betrekking tot de risico’s en het dragen van een passende beschermingsuitrusting kunnen het percentage werknemers dat is blootgesteld aan dat type van risico en de gevolgen ervan worden verminderd.

Grafiek 46 – Fysieke werkomgeving: omgevingsgerelateerde risico’s

(in %, aantal werknemers van 50 jaar en ouder, die gedurende minstens een vierde van hun arbeidstijd blootgesteld zijn aan het overeenstemmende risico)

Bron: Eurofound (EWCS 2016).

Op basis van de geharmoniseerde maatstaven lijkt de blootstelling van werknemers van 50 jaar en ouder aan omgevingsrisico’s in België sterk onder controle te zijn ten opzichte van de landen uit de vergelijking. Die statistieken moeten eveneens worden uitgesplitst naar bedrijfstak, teneinde te kunnen corrigeren voor de verschillen inzake industriële structuur tussen de zeven landen (gewicht van de landbouw, de bouwnijverheid, de voedingsnijverheid, enz.).

De biologische en chemische risico’s: deze categorie meet de blootstelling aan rook, stof, toxische dampen, het werken met chemische producten, het contact met mogelijk gevaarlijke biologische stoffen, enz.

Grafiek 47 – Fysieke werkomgeving: chemische of biologische risico’s

(in %, aantal werknemers van 50 jaar en ouder, die gedurende minstens een vierde van hun arbeidstijd blootgesteld zijn aan het overeenstemmende risico)

Bron: Eurofound (EWCS 2016).

Voor deze derde categorie van aan de werkomgeving gerelateerde fysieke risico’s lijkt België opnieuw een veeleer gunstige positie in te nemen ten opzichte van de landen waarmee wordt vergeleken. Frankrijk en Finland wijken weer sterk af door een groter aantal vijftigjarige werknemers welke aan die chemische of biologische risico’s blootgesteld zijn. In Duitsland verklaren de werknemers meer blootgesteld te zijn aan chemische stoffen, wat allicht deels te maken heeft met het gewicht van de chemische nijverheid in zijn industriële structuur. De Deense werknemers van 50 jaar en ouder zouden meer blootgesteld zijn aan biologische risico’s dan in de andere referentielanden.

Zowel de werkomgevinggerelateerde risico’s als de zogeheten biologische of chemische risico’s kunnen deels worden vermeden dankzij een adequate uitrusting. De inachtneming van de veiligheidsuitrusting bezorgt de werknemers enig ongemak. Daarom gebruiken ze die uitrusting niet altijd, ook al wordt ze door de werkgever ter beschikking gesteld. Het is dan ook belangrijk de werknemers ter zake bewust te maken en een specifieke opleiding te geven.

2.3.2. Sociale omgeving

De kwaliteit van een loopbaan wordt ook bepaald door de sociale omgeving waarin de activiteit wordt uitgeoefend, met andere woorden door de arbeidsrelaties. Daarin kunnen twee facetten worden onderscheiden: de arbeidsrelaties op persoonlijk vlak en die op collectief vlak (die institutioneel worden georganiseerd).