• No results found

nemen aan de arbeidsmarkt zijn veranderd

B) De arbeidsrelaties op collectief vlak

2.4.4. Atypische werktijden

Ook de atypische werktijden zijn onderhevig aan regelgeving. In principe zijn nachtarbeid (tussen 20.00 u. ‘s avonds en 6.00 u. ’s morgens) en zondagwerk in België verboden. Er zijn evenwel uitzonderingen, die betrekking kunnen hebben op een bepaalde sector (horeca, ziekenhuizen …), sommige soorten van werkzaamheden (die niet kunnen worden onderbroken of die op geen ander ogenblik kunnen plaatsvinden) en sommige werknemers (pompbedienden). Recentelijk werd een afwijking toegestaan voor e-commerce, om de sector niet te benadelen ten opzichte van de buurlanden. De spelers in de sector eisen echter additionele maatregelen.

Atypische werktijden gaan meestal uit van een verzoek van de werkgever. Hoewel ze vaak als weinig voordelig worden beschouwd voor het privéleven van de werknemers (minder tijd samen als gezin/koppel), kunnen de financiële aspecten interessanter zijn (bijvoorbeeld voor prestaties op zondag, die recht geven op een loontoeslag van 100 %). Sommige werknemers kunnen ook de voorkeur geven aan atypische werktijden, zoals studenten of ouders die zo een alternatief kunnen vinden voor problemen met kinderopvang of de gezinsverantwoordelijkheden beter kunnen verdelen. De mogelijkheid voor werknemers om hun werktijden op voorhand te kunnen plannen of te kunnen beïnvloeden, is een belangrijk element bij het aanvaarden van dat soort job met afwijkende werktijden (HRW, 2015).

Atypische werktijden zijn kenmerkend voor sommige bedrijfstakken, wegens de aard van de activiteiten. Zo verrichten werknemers in de industrie veel vaker ploegenarbeid dan die in de andere bedrijfstakken, terwijl de werknemers in de marktdiensten regelmatiger op zaterdag werken. In de niet-marktdiensten (en in het bijzonder in de gezondheidszorg), wordt verhoudingsgewijs meer op zondag gewerkt.

Grafiek 63 – Atypische werktijden naar leeftijd

Bron: Eurofound.

Belgische werknemers verklaren minder vaak tijdens atypische uren te werken dan die in de landen waarmee wordt vergeleken, ongeacht of het weekendwerk, nachtarbeid dan wel ploegenarbeid betreft. Werknemers uit de noordse landen laten vaker ongebruikelijke arbeidstijden optekenen.

Tevens moet de volgende bevinding worden aangestipt: hoe ouder een werknemer wordt, hoe minder vaak hij gedurende niet-standaardarbeidstijden werkt. Het zijn meestal jongeren voor wie die atypische arbeidstijden gelden.

2.4.5. Deeltijdwerk

Het aandeel deeltijdwerkers in de totale werkgelegenheid is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen, ongeacht de beschouwde leeftijdsgroep, maar het aantal deeltijds gewerkte uren is ook vermeerderd (deels als gevolg van de opkomst van de viervijfdebanen).

In de landen waarmee wordt vergeleken, komt deeltijdwerk het vaakst voor in Nederland, namelijk bij een werknemer op twee. In België is dat een werknemer op vier.

Grafiek 64 – Aandeel van de deeltijdarbeid naar leeftijdsgroep (in % van de overeenstemmende werkgelegenheid, 2016)

Bron: EC (EAK).

Deeltijdarbeid komt gewoonlijk vaker voor bij jongeren, in het bijzonder in Nederland en Denemarken, waar respectievelijk acht en zeven jongeren op tien deeltijds werken. In feite combineert een groot aandeel jongeren studeren met deeltijds werken. In België is dat minder vaak het geval, hoewel er enige ontwikkeling merkbaar is dankzij de diverse maatregelen om de beperkingen inzake de activiteiten van jobstudenten te reduceren. Belgische jongeren verklaren vaker, net als de Fransen, moeilijkheden te ondervinden om voltijdswerk te vinden en zijn daardoor verplicht deeltijdwerk te aanvaarden. Voor de intermediaire leeftijdsgroep zijn de meest vermelde redenen familiale verantwoordelijkheden in de ruime zin (zorg voor een kind of een hulpbehoevende volwassene of andere familiale of persoonlijke verantwoordelijkheden) en moeilijkheden om een voltijdbaan te vinden. De redenen waarom werknemers van 50 jaar en ouder voor deeltijdwerk kiezen, zijn zeer verschillend. Ze hangen vaker samen met familiale verantwoordelijkheden (andere dan de zorg voor een kind), ziekte en invaliditeit.

In vergelijking met de andere bestudeerde landen, is het aandeel van de deeltijdarbeid in België relatief belangrijker voor de groep werknemers van middelbare leeftijd en ouder en de familiale verantwoordelijkheden worden in die groep ook vaker aangehaald om de keuze voor deeltijdwerk te verklaren. Het bestaan van diverse regelingen waardoor werknemers hun arbeidstijd kunnen verminderen, heeft zeker bijgedragen aan het succes van het deeltijdwerk in België (tijdskrediet, loopbaanonderbreking en thematische verloven). Van die regelingen ging een sterke aantrekkingskracht uit, in het bijzonder bij werknemers aan het einde van hun loopbaan, die hun arbeidstijd geleidelijk willen terugschroeven vóór hun pensioen. Teneinde in te spelen op de begrotingsbeperkingen, werden sommige formules aangepast: afschaffing van het tijdskrediet zonder motief, uitbreiding van het recht op tijdskrediet met zorgmotief tot 51 maanden (in plaats van 36), mogelijkheid om een tijdskrediet van een vijfde te verkrijgen in het geval van tewerkstelling bij twee verschillende werkgevers; optrekken van de leeftijdscriteria voor het eindeloopbaantijdskrediet.

Grafiek 65 – Aandeel van de deeltijdarbeid in het totaal aantal werkenden naar geslacht (in % van de overeenstemmende werkgelegenheid, 2016)

Bron: EC (EAK).

Er is een verschil in gebruik van deeltijdarbeid naar geslacht. In Duitsland, België en Frankrijk werken vier vrouwen deeltijds tegen een man, in Nederland en Zweden is de verhouding drie tegen een en in Denemarken en Finland twee tegen een. Het overwicht van vrouwen bij deeltijdwerkers kan aan verscheidene factoren worden toegeschreven. Bij een koppel waarin de twee leden actief zijn, is die situatie in het algemeen financieel voordeliger, omdat de lonen van vrouwen gemiddeld uitkomen onder die van mannen. Bovendien nemen vrouwen vaak een groter gedeelte van de opvoeding van de kinderen en van de huishoudelijke taken op zich dan mannen. Sommige vrouwen met jonge kinderen worden eveneens geconfronteerd met een tekort aan kwaliteitsvolle en betaalbare opvangstructuren. Ten slotte worden sommige voornamelijk door vrouwen uitgeoefende banen, zoals in de schoonmaak en de kleinhandel, door werkgevers steeds vaker enkel op deeltijdse basis aangeboden.

Grafiek 66 – Reden voor het verichten van deeltijdwerk naar geslacht (in % van het deeltijdwerk, 2016)

Bron: EC (EAK).

De redenen die door de werknemers worden opgegeven voor het verrichten van deeltijdwerk zijn de facto zeer verschillend naar geslacht. Vrouwen geven vaker de zorg voor een kind of een hulpbehoevende volwassene of andere familiale verantwoordelijkheden aan dan mannen. De keuze voor deeltijdwerk door vrouwen wordt beduidend minder ingegeven door scholing of moeilijkheden bij het vinden van een voltijdbaan.

Grafiek 67 – Aandeel van de onvrijwillige deeltijdarbeid naar geslacht (in % van de totale deeltijdarbeid, naar geslacht, 15-64-jarigen, 2016)

Bron: EC (EAK).

De hiervoor vermelde gedragsgerelateerde assumpties worden bevestigd door de constatatie dat onvrijwillige deeltijdarbeid vaker voorkomt bij mannen, behalve in Finland en Denemarken. In België is het aandeel van de onvrijwillige deeltijdarbeid het geringst. Dan volgt Nederland, terwijl in dat land het vaakst op deeltijdarbeid een beroep wordt gedaan.

Eveneens moet het belang van het antwoord ‘andere’ voor België worden aangestipt, namelijk een onbepaalde reden, verschillend van die welke in de vragenlijst werden aangegeven.