De startvraag van deze studie spitste zich toe op de theorie dat de geloofsopvoeding gelukt is, als het kind een welbewuste keuze heeft gemaakt. Een keuze om wel of niet te geloven, staat los van de geloofsopvoeding. Als een kind de keuze maar kan motiveren en onderbouwen.
Deze manier van benaderen is in mijn optiek logisch van opzet en beredenerend. Daar is natuurlijk helemaal niets mis mee. Maar geloven gaat in mijn visie een stap verder dan logica en redenering. Geloofsopvoeding is: kinderen en jongeren tot Christus leiden. Daar is relatie voor nodig.
De godsdienstpedagoog Meijer zegt dat godsdienstonderwijs op school niet identiek is aan, noch deel is van een godsdienst. 107 Godsdienstonderwijs is inleiden in kennis en niet in geloof!
De godsdienstpedagoog Roebben zegt dat het vak levensbeschouwing iets overbrengt van ‘zingeving’, ‘zinaanvaarding’ en ‘zinontdekking’. De docent is de reisgids en leerlingen dienen zo hun ontdekkingen in religie en geloof te doen.
Pieter Vos zegt dat geloofsopvoeding niets anders is dan de openheid en ruimte creëren zodat God zelf zijn werk kan doen. 108
De drie pedagogen zijn het met elkaar eens dat godsdienstonderwijs op school niet zonder kennisoverdracht kan. De pedagogen verschillen van inzicht over het feit dat godsdienstonderwijs en geloof alles met elkaar te maken hebben.
Wat mij opvalt, is dat geloof op verschillende manieren bekeken wordt. Zo is er een levensbeschouwelijke visie op geloven, maar geloven wordt ook gezien als een keuzemoment voor Jezus. Geloven kent ook nog een traditie van geleidelijkheid en proces.
Naar mijn idee kunnen mensen niet over het geloof beschikken. Geloofsopvoeders kunnen kinderen inwijden en inleiden in de geheimen van het geloof. Geloof blijft echter een gave van God. Geloof is een persoonlijk leerproces en het heeft een sterke relationele eigenschap.
Iedere docent dient rekening te houden met de ontwikkelingsstadia waarin jongeren zich bevinden. Ik refereer hier aan de stadia van Fowler, maar er zijn meer van deze onderzoeken en indelingen. Afhankelijk van de school waar je lesgeeft, is de invulling van de lessen verschillend. Sommige leerlingen zijn persoonlijk betrokken, terwijl andere sterk afwijzend staan ten opzichte van het geloof. Het ene kind heeft alleen een vaag beeld van God en geloof, terwijl het andere volledig vertrouwt op God en Zijn Woord.
In de literatuur is sprake van het beeld van God. Godsdienstige vorming heeft te maken met de mens die ook beeld van God is. Als je er als geloofsopvoeder vanuit gaat dat ieder mens beeld van God is, dan geeft dat een verantwoordelijkheid en betekenis aan die opvoeding. Jongeren met een vaag Godsbesef kunnen bijvoorbeeld kennis opdoen, waardoor God concreter wordt. Er zijn jongeren die behoefte aan cognitieve kennis hebben, anderen ambiëren meer affectieve kennis. Dit is de concrete werkelijkheid van school, maar ook van de kerkelijke situatie. Om daarmee het werk van de godsdienstdocent te beperken tot enkel kennisoverdracht vind ik te summier. De persoon en het werk van de godsdienstdocent lenen zich er goed voor om jongeren in contact te brengen met de geheimen van het geloof. Sterker, het werk van de godsdienstdocent is bij uitstek de kans om jongeren met de Bijbel en geloof in aanraking te brengen. Jongeren zijn een groot gedeelte van de tijd op school aanwezig. Algemene godsdienstlessen en daarbij persoonlijke gesprekken over belangrijke thema’s, zoals leven en dood, zijn essentieel in de schoolsituatie. De Bijbel zelf is krachtig genoeg om jongeren tot Christus te leiden, maar daarbij kan een docent wel worden ingeschakeld. De godsdienstdocent dient zich dan ook te realiseren dat zijn werk een unieke kans is om het werk van Christus uit te dragen. Uiteraard op geschikte momenten en op de juiste manier. Het is niet de bedoeling om met een verborgen agenda jongeren te bekeren. Maar de missie als godsdienstdocent kan nooit zonder liefde en bewogenheid met jongeren en hun zingevingsvragen.
Geloofsopvoeding in kerk en gezin heeft met dezelfde aspecten van geloven te maken als op school. Kennis over God staat los van geloof. Een relatie met God heeft alles met geloof te maken. Zowel in de kerk als op school kunnen jongeren kennis van God krijgen. Maar een relatie met God gaat een stap verder. De keuze voor het geloof is daarom niet alleen een verstandelijke keuze, maar ook een keuze in gevoel en vertrouwen. Dit gaat verder dan enkel redenering en kennis.
Geloofsopvoeders moeten jongeren inwijden in geloven. Welke boodschap zit in de bijbel opgesloten en hoe vind je dan troost? Inwijden in geloof is in mijn ogen meer dan alleen cognitie. Daarbij komt ook dat de geloofsopvoeder betrokken is op jongeren. De jongere doet er toe.
Als geloofsopvoeder is het mijn taak om kinderen en jongeren te leiden tot Christus. Deze taak en verantwoordelijkheid wordt gegeven aan iedere gelovige. Als gelovige wil ik natuurlijk niets liever dan dat jongeren delen in de vreugde van God. De gelovige mag alle inspanningen verrichten om jongeren tot Christus te leiden. Goed voorbeeld doet goed volgen, zagen we in de studie.
Als docent op school, maar ook als gemeentelid en ouder, probeer je op geschikte momenten getuigenis van het geloof af te leggen. In eerlijkheid en oprechtheid, met een betrokkenheid naar jongeren.
Het blijkt dat jongeren behoefte hebben aan bepaalde identificatiefiguren. Zowel in de literatuur als in het praktijkonderzoek komt dit sterk naar voren. Een identificatiefiguur is iemand die een vormende rol speelt. Iemand aan wie je je als jongeren kunt spiegelen. In mijn optiek hebben jongeren ook een zogenaamde expert nodig. Iemand die het geloof uit kan leggen. Iemand die de jongeren op de weg van het geloof verder kan helpen. Een expert heeft verstand van geloven en is daarmee gezagdrager. Maar een expert weet de jongeren ook essentiële zaken rond ervaringen uit te leggen.
Ik ben het daarom niet eens met de stelling van Meijer, dat opvoeden gelukt of mislukt is, afhankelijk van de motivatie van de jongere. Ondanks het feit dat jongeren geloofsopvoeding hebben gekregen, gaan ze niet allemaal geloven. Ik zou hierbij de mogelijkheid willen vermelden dat jongeren NOG niet gaan geloven.
Een geloofskeuze heeft echter te maken met overzicht. Kunnen jongeren een keuze maken die ze niet kunnen overzien? Met andere woorden: ‘Alleen kennis is te weinig om te gaan geloven’. Natuurlijk komen er mensen tot geloof door veel kennis te vergaren. Maar de jongeren uit het interview hebben hun keuze laten bepalen door de vertrouwelijke getuigen van Christus om hen heen. En dus door de ervaring dat God gekomen is en hun leefwereld is binnengedrongen.
De claim om alleen kennis over te dragen en de keuze aan jongeren over te laten is in mijn overweging te zwaar en te eenzijdig.
Tot slot wil ik opmerken dat geloofsopvoeding tot doel heeft om Christus zichtbaar te maken in het leven van de jongere. Ik wil daarom met een bijbeltekst afsluiten, waarmee een grote mate van verantwoordelijkheid, roeping en doel wordt weergegeven.
Efeze 3: 17 – 21.
Opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen.
Literatuur
Akker, N. van den (1999) Wegen en dwarswegen. Boom, Amsterdam
Artikelen uit syllabus pedagogiek CHE. Vormen van Godsdienstige vorming. 2008-2009.
Artikelen uit syllabus psychologie ETF. Inleiding in de Psychologie en Ontwikkelingspsychologie. 2005-2006.
Augustinus, A (1997) Belijdenissen. Ambo, Amsterdam
Beek, A. van de (1987) De adem van God. Callenbach BV, Nijkerk
Boschma J. en Groen I. (2006) Generatie Einstein, Pearson Education Uitgeverij Dingemans, G.D.J (1986) In de leerschool van het geloof. Kok, Kampen
Dingemans, G.D.J ( )Handboek Praktische Theologie,
Doornenbal, W (2003) Geloven zoals je bent. Boekencentrum, Zoetermeer Driel, L. van (1987) Bijtijds leren geloven. Kok, Kampen
Genderen, J / Velema W.H. (1992) Beknopte Gereformeerde Dogmatiek. Kok, Kampen
Ginkel, K van ( 1988) Van Hoofdstraatkerk naar Pnielkerk. Eigen uitgave Pniëlkerk, Veenendaal Golverdingen, M (1985) Belijden en opvoeden. Den Hertog BV, Houten
Horst, W ter ( 1995) Wijs me de weg. Kok, Kampen
Horst, W ter ( 2008) Christelijke pedagogiek als handelingswetenschap. Kok, Kampen
Hoogeveen P./Winkels J. (1996) Het didactische werkvormen boek. Koninklijke v. Gorcum BV, Assen Ploeger, A.K. (1993) Inleiding in de godsdienstpedagogiek. Kok, Kampen
Pop, L.C. (1964) Bijbelse Woorden en hun geheim. Boekencentrum, ‘s Gravenhage Rietkerk, ( ) Ik wou dat ik kon geloven.
Roebben, B. (2007) Godsdienstpedagogiek van de hoop. Uitgeverij Acco, Leuven Stilma, L.C. (1995) Van kloosterklas tot basisschool. HB Uitgevers, Baarn Saunders, Methoden en Technieken van onderzoek,
Verduijn, M / de Vries, M (2009) Om het hart van jongeren. Landelijk Contact Jeugdwerk, Chr. Ger. Kerken.
Artikelen en sites op internet: http://www.pniel.nl
http://www.wikipedia.com/geloof http://www.aiias.edu/ict/vol
Zakenregister
1
Artikel syllabus CHE, vormen van godsdienstige vorming (pedagogische Studiën, blz. 250).
2
Artikel syllabus CHE, vormen van godsdienstige vorming, blz. 36
3
Roeben, godsdienstpedagogie van de hoop, (2007) blz. 110.
4
Roeben, godsdienstpedagogie van de hoop, (2007) blz. 12.
5
Roeben godsdienstpedagogie van de hoop, (2007) blz. 113.
6
Roebben godsdienstpedagogie van de hoop, (2007) blz. 11.
7
Roebben godsdienstpedagogie van de hoop, (2007) blz. 115, 116
8
Artikel syllabus CHE, vormen van godsdienstige vorming, blz. 6-10
9
K. van Ginkel, van Hoofdstraatkerk naar Pnielkerk, H 2 – 4.
10
Visie document Jeugdteam Pnielkerk.
11
Marion Verduijn – Marieke de Vries, Om het hart van jongeren
12
Marion Verduijn – Marieke de Vries, Om het hart van jongeren , blz. 124
13
Marion Verduijn – Marieke de Vries, Om het hart van jongeren , blz. 52
14
Nederlandse Geloofsbelijdenis Artikel 8 en verder.
15
A.v.d. Beek, de adem van God, blz. 12
16
www.wikipedia.org/geloof
17
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 107.
18
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 153.
19
Genderen/Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Blz.
20
Akker v.d., Wegen en dwarswegen, blz. 39.
21
A.v.d. Beek, de adem van God, blz. 12
22
Genderen/Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Blz. 50.
23
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 172
24
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 87
25
Genderen/Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Blz.
26
Heidelbergse Catechismus zondag 7-21
27
A.v.d. Beek, de adem van God, blz. 15-16
28
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 115
29
A.v.d. Beek, de adem van God, blz. 16
30
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 122
31
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 150
32
Heidelberger Catechismus, zondag 7
33
Aurelius Augustinus, Belijdenissen, blz. 29,30
34
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 23
35
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 128
36
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 133
37
Syllabus ETF, Inleiding in de Psychologie en Ontwikkelingspsychologie, blz. 101-103
38
Rietkerk, ik wou dat ik kon geloven, blz. 78
39
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 99
40
Syllabus ETF, Inleiding in de Psychologie en Ontwikkelingspsychologie, blz. 100-105.
41
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 151
42
www.aiias.edu/ict/vol
43
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 127
44
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 139
45
Van Driel, Bijtijds geloven, blz.23-29 / Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 127
46
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 32
47
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 131
48
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 80
49
Syllabus ETF, Inleiding in de Psychologie en Ontwikkelingspsychologie, blz. 100-103.
50
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 77
51
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 100
52
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 101
53
Van Driel, Bijtijds geloven blz. 32.
54
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 25
55
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 32
56
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 86
57
Hoogeveen, het didactische werkvormboek, blz. 48
58
59
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 87
60
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 139
61
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 208
62
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 174
63
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 210
64
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 33
65
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 35
66
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 35
67
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek blz. 185
68
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 219
69
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek blz. 188
70
Roebben, godsdienstpedagogie van de hoop, blz. 128
71
Roeben godsdienstpedagogie van de hoop, blz. 115.
72
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek blz. 140
73
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek blz. 212
74
Deut. 6:7.
75
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 160
76
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 163
77
Stilma, Van kloosterklas tot basisschool, blz. 14
78
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 170
79
Stilma, Van kloosterklas tot basisschool, blz. 45
80
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 172
81
Stilma, Van kloosterklas tot basisschool, blz. 69
82
Stilma, Van kloosterklas tot basisschool, blz. 82
83
Golverdingen, Belijden en opvoeden, blz. 143
84
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 63.
85
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 272.
86
Wim Ter Horst, wijs me de weg, blz. 76
87
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 139
88
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 110
89
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 172
90
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 214.
91
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 209.
92
Wim Ter Horst, Christelijke pedagogiek, blz. 194
93
A.v.d. Beek, de adem van God, blz. 15-16
94
Genderen/Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Blz.
95
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 150
96
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 87
97
Genderen/Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Blz.
98
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 122
99
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 100
100
Wim Ter Horst, Christelijke pedagogiek, blz. 194
101
Van Driel, Bijtijds geloven, blz. 32
102
Roeben godsdienstpedagogie van de hoop, blz. 115.
103
Dingemans, in de leerschool van het geloof, blz. 86
104
Hoogeveen, het didactische werkvormboek, blz. 48
105
Ploeger, inleiding de godsdienstpedagogiek, blz. 174
106
Wim Ter Horst, Christelijke pedagogiek, blz. 174
107
Artikel syllabus CHE, vormen van godsdienstige vorming, blz. 36
108
Gegevens kwaliteit onderzoek.
Het diepte interview is afgenomen onder 10 jongeren. De leeftijd van de geïnterviewde personen was als volgt: 3 mannen. 19, 20 en 20 jaar.
7 vrouwen. Variërend tussen de 18 en 19 jaar.
Alle personen hebben een reformatorische of protestants christelijke basisschool doorlopen. 9 personen hebben de middelbare school op het Reformatorische Ichthus College in Veenendaal doorlopen. 1 persoon heeft op het Christelijk Scholengemeenschap Veenendaal gezeten.
6 personen doen een vervolgstudie te weten: PABO, MER, Kunstacademie, EH, SPH. 1 persoon werkt volledig als overbrugging naar een vervolgstudie.
Drie personen werken en/of leren op het ROC A12.
0 5 10 15 20
Aantal Leeftijd VWO HAVO ROC Studie Werken
Man Vrouw