• No results found

3. Weergave praktijkonderzoek binnen de Pniëlkerk

3.5 Ervaring van verschillende werkvormen bij geloofsopvoeding

Godsdienstdocent: In het interview is de vraag gesteld naar de rol van de godsdienstdocent. Bij de meeste jongeren heeft de docent een ondergeschikte rol in de geloofsontwikkeling gespeeld. Bij een aantal jongeren was hij belangrijk.

“De godsdienstdocent op school heeft het discussiëren bij mij aangewakkerd. Hij heeft het besef van

ethiek gegeven. Het gewone doornemen van wereldreligies bijvoorbeeld hoort hier ook bij. Maar de docent die iets van zichzelf laat zien en zijn mening af en toe durft te geven is erg fijn. Ik kan me daarmee identificeren en dan zelf een mening vormen. Het vertellen van verhalen en het geven van informatie hebben mij geholpen om een mening te vormen.

“De docent godsdienst is er voor mij geweest om algemene kennis over te brengen”.

“De docent godsdienst heeft niet echt een bijdrage geleverd. Tijdens de lessen hebben we nooit iets zinnigs gedaan. Eén keer een diepzinnige exegese gemaakt. Het feit dat je met andere manieren van geloof in aanraking komt zorgt er wel voor dat je kritisch naar je eigen geloof gaat kijken. Op de middelbare school heb je een eigen basis. Je voelt je bekeken, maar ik ben nooit heftige discussies aangegaan”.

“Aan de docent godsdienst heb ik niet zoveel gehad. Ik zou daarom ook zelf geen GL willen worden”. “De godsdienstdocent heeft voor mijn geloofsontwikkeling geen functie gehad. Op het Ichthus College krijg je kerkgeschiedenis en dat is tamelijk saai. De lessen gingen niet over je geloof. De meeste dingen wist ik al en er werden weinig discussies gevoerd. Godsdienst op school heeft een kans als niet iedereen kennis heeft. Op een christelijke school zou ik het persoonlijker maken, maar dat kan lastig zijn in de klas”.

“De godsdienstlessen vond ik op zich leuk. Ik had soms goede gesprekken en er waren soms leuke werkvormen. Het is erg leuk om je eigen geloofsgeschiedenis te schrijven. Ik heb er op zich dus wel wat aan gehad, maar niet echt overtuigend. De godsdienstdocent had ook niet de opdracht om te bekeren, volgens mij. Dit geeft een aparte sfeer in de klas”.

“Aan de lessen godsdienst heb ik de eerste drie jaar niets gehad. Ik wist het allemaal wel. Daarna kwamen er meer gesprekken en discussies. De klas was open. Tijdens de kringgesprekken vertelde de docent hoe hij het geloof beleefde. Dit vond ik erg belangrijk. De lessen op zich waren niet indrukwekkend. Op school hadden we ook psychologie en geloof en ethiek. De toepassing was wel goed op leefgebieden en de combinaties. Als voorbereiding was dit wel fijn. De hoofdstromingen van psychologie kwamen voorbij. Hoe kun je nu vanuit het geloof naar de psychologie kijken. God is geen denkbeeld. Er werd weerlegd wat de psychologie over geloof beweert. Schuld en vergeving zijn in de psychologie een ondergeschoven kind”.

“Godsdienst hoort erbij. Maar het heeft geen indruk gemaakt. Het was een gezellig lesje, maar niets inhoudelijks. Wel bij een enthousiaste aardrijkskundeleraar. Hij vertelde er van alles omheen. Ik heb niets met aardrijkskunde, maar werd gewoon zelf ook enthousiast”.

“De GL was wel enthousiast. Hij probeerde het ook persoonlijk te maken; ik vond alles wel interessant.”

Preek: Tijdens het interview werd de vraag gesteld naar de ervaringen van de zondagse preken. Jongeren krijgen in de Pniëlkerk wekelijks te maken met twee preken.

“De preek is voor mij het opdoen van nieuwe kennis. Dat gaat de ene keer beter dan de andere keer.

De preek is ook een rustmoment. Rust omdat God aanwezig is en ik aan andere dingen moet denken. Zeker als je alles zo leuk vindt. Het zingen van liederen is ook erg belangrijk voor mij. Door de eeuwen heen is dit gebruikelijk en kunnen we ons hart bij God uitstorten”.

“De preek begreep ik tot voor kort niet. Het scheelt nu wel als ik meelees in de bijbel. Dan kun je het verhaal beter volgen. Ik word snel afgeleid. Ik geloof wel dat God aanwezig is in de kerkdienst. De kerk is het huis van God. Ik ervaar niet in alle preken dat God er is. Zingen is daarom in tegenstelling tot het luisteren naar preken in de kerk heerlijk. De teksten raken me dan. Ik ga dingen zien in de tekst. Ik combineer dan ook dingen. Zingen is bidden. Ik leer hier heel veel van. Geloof komt in veel onderdelen naar voren”.

“Predikanten en preken boeien mij over het algemeen niet echt. De een preekt teveel voor kinderen. Dat remt me als ik niet serieus genomen wordt. De ander preekt weer meer voor oudere mensen. Zingen met mijn verstand versterkt het wel. In preken wil ik graag worden aangesproken. Dit gebeurt bij bepaalde predikanten. Ze staan misschien meer in het leven en weten wat er in de wereld gebeurt. Als er aansluiting op actuele zaken gedaan wordt, vind ik dat prettig. Ik houd niet van vrijblijvendheid, maar wil duidelijkheid en structuur. Dan kan ik het er wel of niet mee eens zijn, maar dan weet ik waar ik aan toe ben. Vrijblijvendheid is niets voor mij”.

“ De kerkdienst is veilig, vertrouwd en het is een goede gewoonte. Ik wil graag worden opgeladen voor de rest van de week. Twijfels moeten in de kerk weer worden rechtgezet. Ik heb het nodig om bij de les te blijven en om niet in te zakken. Niet iedere preek is natuurlijk aansprekend. Ik wil liever niet praten OVER God, maar MET God. RELATIE. Soms overvalt de HG me. Maar dit gebeurt in een andere gemeente waar we wel eens naar toe gaan. In deze kerk merk ik hier vrij weinig van. In andere kerken wel. Ik wil graag dat de preek me aanspreekt. Ik pas het dan toe op mijn eigen leven. De grootheid van God komt dan naar voren. Het overvalt me, het komt over je heen. Ik vind dat preken niet vrijblijvend mogen zijn. Als je niet naar de kerk gaat, merk je wat je mist. Het zingen is erg belangrijk voor me geworden. De psalmen vooral zijn enorm. Deze doen me soms meer dan een preek. Er moet een indringend appél vanuit gaan. Je moet er over praten na afloop omdat het je bezig houdt”.

“De predikant moet in mijn leefwereld komen tijdens de preek. Als het kan graag dezelfde taal spreken. Interesse tonen is erg belangrijk voor ons. Zingen vind ik mooi om te doen. Ook op de fiets. Zingen is voor jezelf goed en je koppelt dingen aan elkaar. Ik zit op de bouwplaats en heb dan niet zoveel aan onze preken. De dominee zou eens mee moeten met ons. De preken zouden praktisch moeten zijn”.

“De preek vind ik erg belangrijk. Belangrijker dan huisbezoek, catechese. Soms leer je er iets. Het kennisniveau wordt zo opgekrikt. Je gaat soms ineens beseffen wie God eigenlijk is. Het geloof is een vanzelfsprekendheid. Ik wil het geloof graag begrijpen. Hoe werkt het en kan ik het volgen. Niet iedere preek heb ik onthouden, ondanks dat er vaak dezelfde boodschap naar voren komt”.

“De preek heeft geen effect op me. Het komt allemaal op hetzelfde neer. Elke keer dezelfde boodschap”.

De kerkdiensten vond ik altijd saai en begreep ik niet. Ook niet als het speciaal voor kinderen zou zijn. De zegen vind ik altijd erg mooi. Het is een bevestiging en daardoor een heilig moment. Met welke gedachten ik in de kerk zit, is ook een factor van betekenis. Dan raakt me soms een preek. Ook welke psalmen er dan worden gezongen. Ik moet niet met andere dingen bezig zijn. Dan kan ik worden aangesproken. Ik bid of ik dan niet afgeleid zal worden. Een preek raakt me als ik aangesproken wordt. Ik wil graag in het Nederlands worden aangesproken. Als ik iets vaak hoor dwaal ik af. Het lijkt alleen of de preken altijd over het begin van het geloof gaan. Het ABC. Maar er is nog meer en dat zou ik graag willen horen. Het XYZ”.