• No results found

In deze paragraaf wil ik een aantal aanbevelingen meegeven. Aanbevelingen voor de opdrachtgever, maar ook aanbevelingen voor de godsdienstdocent. Deze aanbevelingen komen voort uit de gestelde vraag welke factoren zoal een rol spelen in de geloofsontwikkeling van jongeren.

Gezin:

Constatering: Uit mijn onderzoek blijkt dat de waarde van het gezin erg belangrijk is. Jongeren

verlangen naar stabiliteit en naar regelmaat. Jongeren weten ook dat we hier geen blijvende stad hebben. Het gezin is altijd als hoeksteen van de samenleving gezien.

Aanbeveling: Door de afbrokkelende zuil en de veranderde gezinsstructuren kan het gezin misschien

beter als een reisgezelschap gezien worden. Ouders en kinderen zijn op pelgrimsreis naar het Beloofde Land. 106 Stabiliteit in gezinnen is niet meer vanzelfsprekend door de gebrokenheid in de samenleving

en gezinnen. Door op deze manier tegen het gezin aan te kijken wordt er aan ieder gezin recht gedaan en wordt het geloofsleven gestimuleerd. De factoren die het meest van belang zijn, zijn namelijk de ouder(s) en de stabiliteit van het gezinsleven.

Actie: Ouders dienen blijvend toegerust te worden in de (geloofs)opvoeding van hun kinderen. Jongeren hebben structuur nodig in de tijdsbesteding en het stellen van prioriteiten. Ouders dienen zich hier blijvend van bewust te zijn. Het organiseren van toerustingsavonden voor geloofsopvoeders is een mogelijkheid om de actie ook concreet te maken.

School:

Constatering: Voor het grootste gedeelte speelt de leefwereld van jongeren zich af in de school. De

school is dan ook logischerwijs van betekenis voor de kerkelijke gemeente. Vriendschappen vormen een belangrijk onderdeel van de leefwereld van jongeren. Jongeren vormen dezelfde vriendschappen in de Pniëlkerk als op het Ichthus College, dat met de Pniëlkerk een belangrijk onderdeel van de leefwereld is.

Geloofsopvoeders willen jongeren vertrouwd maken met de woorden van God. De rabbijn was een trainer, een gids. Hij was bevlogen met mensen uit het volk. Vooral bemoeide hij zich met kinderen en hun opvoeding. De levensweg na het 12e jaar is namelijk een traject waarop kinderen het vooral van

anderen moeten hebben dan hun ouders.

Aanbeveling: De godsdienstdocent, jeugdouderling, de catecheet en de clubleiders zijn te vergelijken

met de christelijke rabbi’s van vandaag. Christenen zijn een minderheid geworden. Jongeren dienen voorbereid te worden om als christelijke minderheid in de samenleving te staan. Zowel de kerk als de school zijn van grote invloed op de jongeren.

De boodschap in de kerk voor jongeren zal moeten liggen op het unieke van het geloof en de praktische betekenis hiervan. Natuurlijk zijn niet alle scholen gelijk qua identiteit. Op school en in de kerk zijn jongeren en kinderen wel veel waard. De vorming van kinderen en jongeren heeft als het goed is een hoge prioriteit. Het zou daarom goed zijn om als catecheten en de sectie godsdienst initiatieven te nemen en zaken rondom het geloof op elkaar af te stemmen. Niet als bevoogding, maar uit betrokkenheid. De kerk kan leren van de leefwereld op school en de godsdienstdocent van die van de gemeente.

Actie: De moderne “rabbi” dient liefde, bevlogenheid, enthousiasme en tijd voor jongeren te hebben. Moderne rabbi’s mogen iets van hun eigen geloof laten zien aan jongeren en ze jaloers maken. Kerken en scholen dienen van elkaar te leren wat een goede vorming voor jongeren is. Niet uit bevoogding maar uit betrokkenheid. Een overleg of thema-avond zou hiervoor een optie kunnen zijn, zeker daar waar kerk en school met elkaar verbonden zijn.

GL:

Constatering: Uit het praktijkonderzoek blijkt dat jongeren een gematigde mening hebben over de

godsdienstdocent. Vooral als er gekeken wordt naar de persoon van de docent. Wat laat hij of zij zelf zien van hoe het geloof werkt in het eigen leven. De godsdienstdocent speelt voor sommige jongeren een stimulerende rol bij het vormen van een mening over geloven en godsdienst. De combinatie van het vak psychologie, ethiek en godsdienst heeft een aantal jongeren gevormd in hun geloofsproces.

Aanbeveling: De godsdienstdocent heeft op school een belangrijke functie bij het aanleren van hoe je

een mening vormt. De godsdienstdocent heeft ook een belangrijke rol bij de affectieve inwijding van jongeren in geloof. Alleen kennis van religie is niet genoeg in de geloofsopvoeding. Ook op school komt de docent daar niet mee weg.

Actie: Het is een goede opdracht voor jongeren om tijdens de middelbare school een geloofsgeschiedenis te schrijven. De leerling wordt uitgedaagd te reflecteren over het eigen leer- en geloofsproces. Daarbij hoort ook het nadenken over hoe de leerling ten opzichte van het christelijke geloof staat. Als persoonlijke opdracht kan dit een positieve bijdrage vormen binnen de vorming of geloofsopvoeding.

Kerk:

Constatering: Jongeren willen gezien worden, maar ook aangesproken. Oudere gemeenteleden die een

getuigenis geven, zijn daarmee een belangrijke inspiratiebron voor jongeren. Maar niet alleen jongeren willen worden aangesproken. De literatuur laat zien dat ook ouderen, lees geloofsopvoeders, aangesproken willen worden. Ook docenten en andere geloofsopvoeders hebben geestelijke kracht nodig om de jongeren toe te rusten.

Aanbeveling: De kerk dient een plek te zijn waar jongeren ( en ouderen) worden aangesproken. Juist

in de gemeente moeten jongeren voelen dat er aandacht voor hen is, omdat de heilsboodschap zo belangrijk is. Het vormingsklimaat in de gemeente zou door feedback van predikant naar geloofsopvoeders en van geloofsopvoeders naar predikant een stimulerende rol kunnen spelen.

Actie: Het is verstandig om vaste momenten van overleg met predikanten en geloofsopvoeders te organiseren. De doelstelling is om geloofsopvoeders te helpen en toe te rusten in de mooie taak. Constatering: Jongeren worden ‘competentiegericht’ opgeleid om hun rol in de maatschappij zo goed

mogelijk te vervullen. Er wordt gekeken tot welke kennis en vaardigheden jongeren in staat zijn. Vervolgens wordt er gekeken welke kennis en vaardigheden verder moeten worden uitgediept. De kerk kan hiermee voordeel opdoen, door jongeren bepaalde verantwoordelijkheden te geven. Verantwoordelijkheden op een gebied waar zij bekwaam kunnen zijn. Jongeren inschakelen in het gemeenteleven heeft een stimulerende werking naar jongeren en ouderen.

Aanbeveling: Jongeren dienen bewust gemaakt te worden dat God op verschillende manieren gediend

kan worden. Het is goed om na te denken over de afstemming van de verschillen in niveau en leeftijd van jongeren op de catechese. Geloofsontwikkeling heeft voor de ene jongere met verstand en logica te maken en voor de ander met het gevoel of intuïtie. Die vrijheid moet gegeven kunnen worden. In beide kanten is de mens beeld van God.

Actie: Goed doen is iets wat je moet leren. Het zou goed zijn in het leven van jongeren om georganiseerde “stages” te lopen in het diaconaat. Het contact met ouderen of hulpbehoevenden blijkt van groot belang te zijn in de geloofspraktijk. Hierbij kan goed gebruik worden gemaakt van de verschillende competenties van jongeren.

Actie: Het is aan te bevelen om in de huidige catechesestructuur een differentiatie van leeftijd door te voeren. De jongeren die de eerste drie jaar catechisatie volgen, maken gebruik van de huidige methode. De jongeren die rond de 15 jaar zijn, zouden een andere catechesestructuur aangeboden moeten krijgen, waarbij de predikant als gezagdrager een belangrijke taak heeft. Het zou aan te bevelen zijn om jongeren een traject aan te bieden waar ze kunnen voorsorteren om geloofsbelijdenis te doen. Te denken valt aan een thematische opzet op verenigingen en catechese, waar het doen van belijdenis aan de orde komt.