• No results found

3. Weergave praktijkonderzoek binnen de Pniëlkerk

3.7 Samenvatting praktijk onderzoek

Een onderzoek naar de geloofsbeleving van jongeren is een tamelijk lastig onderzoek. Gegevens kunnen natuurlijk nogal verschillend worden geïnterpreteerd. Wat bedoelt een jongere bijvoorbeeld als deze zegt dat God heilig is? Welke implicaties brengt dit met zich mee? Toch is het goed om te kijken naar de geloofsbeleving van jongeren en de ervaringen te interpreteren. Hieronder volgt allereerst een samenvatting van het praktijkonderzoek, daarna van het literatuuronderzoek.

Geloofsmotivatie:

De motivatie om te geloven heeft te maken met het feit dat God een realiteit voor de geïnterviewde jongeren is. De jongeren uiten hun geloof onder andere in het lezen van de Bijbel, het bidden, het luisteren naar bepaalde muziek en het zich dienstbaar opstellen naar anderen. Jongeren vinden de gemeenschap van de kerkelijke gemeente erg belangrijk. Geloof heeft alles met relatie en vertrouwen te maken in God en in elkaar.

God is voor de meeste jongeren een Vader. De eigenschappen van God worden omschreven als rechtvaardig, heilig, streng, maar in ieder geval almachtig. De Heilige Geest is voor de meeste jongeren een werkelijkheid, maar ook een abstractie.

Het groeien in geloof is volgens de jongeren een proces van jaren. Bij sommigen is het al op jonge leeftijd begonnen. Wel hebben alle jongeren ervaren dat God hen iets duidelijk wil maken en dat er een keuzemoment is in het geloofsleven.

Alle jongeren hebben een bewuste keuze in het geloof gemaakt, zonder dwang van buitenaf.

Het belijden van het geloof in de kerk heeft voor alle jongeren een belangrijke meerwaarde. Hoewel dat moment geen moment van keuze is. De geloofskeuze is al eerder gemaakt.

Cognitie of affectie:

De meeste jongeren vertellen dat ze in hun geloofsontwikkeling zowel kennis als ervaring nodig hebben. Het verstand kan niet zonder het gevoel. Maar ook niet andersom. Je kunt niet alleen op je gevoel leven. Eén jongere vertelde niets met gevoel te hebben. Redeneren en geloven in God is lastig voor iemand met een Bèta-achtergrond.

Alle ondervraagde jongeren stellen kritische kanttekeningen bij de huidige vorm van catechisatie. De argumenten die daarbij worden genoemd, hebben betrekking op het kennisniveau en op het interpersoonlijke aspect. Het niveau van catechese vinden veel jongeren te laag. Men leert geen nieuwe zaken en men wordt ook niet uitgedaagd daartoe. Jongeren missen in deze structuur een gezagdrager die overtuigend antwoorden kan formuleren. De mentoren van de catechisatie doen erg hun best, maar het rendement van kennisoverdracht is laag. Mentoren zouden in de ogen van de jongeren veel meer van zichzelf moeten laten zien.

Het verhaal over het eigen geloofsleven is belangrijk om door te geven, aldus de jongeren. Jongeren vinden dat ze inspirerende voorbeelden nodig hebben. Natuurlijk is het zo dat er in de christelijke gemeente verschillende mensen en achtergronden zijn. Maar het verschil kan ook een valkuil worden en remmend werken.

Stimulerende en remmende factoren in de geloofsontwikkeling:

Op de eerste plaats van stimulerende factoren staan de ouders en overige gezinsleden.

De vanzelfsprekendheid van geloven en de structuur en regelmaat van bidden, bijbellezen en zingen blijken hierna belangrijke factoren van betekenis te zijn.

Vriendschappen zijn voor jongeren van groot belang. Het ‘erbij’ horen, vrij over het geloof kunnen praten en een verantwoordelijkheid of taak krijgen, blijkt ook een belangrijke factor te zijn.

Mensen (veelal ouderen) die een eerlijk en oprecht verhaal over het geloofsleven vertellen, stimuleren de jongeren in hun geloofsleven. De identificatiefiguren zijn daarmee een belangrijke factor.

Naast de jeugdvereniging hebben jongerendagen, de Evangelische Hogeschool, het kerkkamp of de basisschool een belangrijke rol gespeeld.

Jongeren noemen ook een aantal remmende factoren.

Het stellen van prioriteiten in stille tijd, verdeeldheid in de gemeente, fout gedrag van klasgenoten en negatief gedrag van geloofsopvoeders zijn remmende factoren, waarbij de periode van catechisatie een veel gehoorde negatieve factor van betekenis is.

Werkvormen:

De godsdienstdocent speelt af en toe een rol van betekenis in de geloofsontwikkeling. Een aantal jongeren vond de lessen saai of niet interessant omdat ze al veel kennis bezaten. Een aantal jongeren gaf aan dat de docent op bepaalde vlakken een belangrijke rol heeft gespeeld. Vooral als er gekeken wordt naar de persoon van de docent. Wat laat hij of zij zelf zien hoe het geloof werkt in het eigen leven. Jongeren gaven aan dat een docent die leert hoe je een mening moet vormen, erg waardevol is. Jongeren die lessen ethiek en de combinatie van psychologie en godsdienst hebben gehad, kijken hier ook met plezier op terug. Sommige jongeren moesten hun geloofsgeschiedenis van het eigen leven opschrijven. Dit blijkt een goede en bruikbare opdracht te zijn waarbij je een reflectie over jezelf moet vormen.

De geïnterviewde leerlingen vinden de preek relevant voor het leven van een gelovige. De preek dient ervoor om de bestaande kennis te vergroten. Jongeren willen daarom wel serieus worden genomen. Jongeren bedoelen daarmee dat ze op een volwassen manier willen worden aangesproken in de preek, in begrijpelijke taal. Een preek dient volgens jongeren duidelijk, gestructureerd, krachtig en van deze tijd te zijn. Een predikant moet niet OVER God spreken, maar laten zien dat hij MET God spreekt. Tijdens een preek willen jongeren een betrokken en bewogen predikant zien, die zelf ervaren heeft wat hij zegt.

Ook vinden jongeren de preken op elkaar lijken waarbij ze de boodschap hetzelfde vinden. Er zou volgens hen een vervolg op de preek dienen te zijn voor het leven van de gelovige. De preek is een rustmoment in de hectiek van de week. De een ervaart een zegen bij de preek, terwijl de ander er niets mee heeft.

Aparte onderdelen in de liturgie, zoals de zegen of het zingen van de psalmen, worden wisselend gewaardeerd.

Jongeren vinden het belangrijk in de opvoeding van hun (eventuele) eigen kinderen om: - de echtheid van het persoonlijke geloof te laten zien.

- hun kinderen voor te bereiden op het leven in deze wereld als gelovige. - te bidden met de kinderen en hen daarin te stimuleren.

- de gaven en talenten van de kinderen te ontwikkelen. - verhalen te vertellen over God en de geschiedenis.

- een betrouwbare schoolkeuze aan te bieden en daar veel werk van te maken. - de vanzelfsprekendheid van het geloof over te brengen.

- de kerkgang te stimuleren, hoewel niet iedereen dit zelf als prettig heeft ervaren.

De jongeren hopen dat de eigen kinderen later de goede keuze maken voor God. Al met al zouden de jongeren het niet echt anders aanpakken zoals de eigen ouders henzelf hebben opgevoed.