• No results found

HOOFDSTUK 3.3 De een zijn dood

3.3.4 Serpentina en Louis, de wellustige pauw versus het vlezige reptiel

Het paradigma van de dieren valt direct op doordat er 16 van de 50 metaforen dit herkomstgebied hebben. Vaak zijn het mensen die worden vergeleken met dieren op basis van een karaktereigenschap of vanwege een gedeeld uiterlijk kenmerk. Soms zijn het naaimachines die snorren of locomotieven die grommend door het luchtruim gaan.

Een voorbeeld van een overgedragen karaktereigenschap is de zuster van de hoofdpersoon, Serpentina. Alleen al haar naam geeft iets van haar weg. Niet alleen zegt ‘serpent’ iets over haar bedoelingen en betrouwbaarheid, maar ook doet het denken aan een slang. In veel van Wolkers verhalen komt met name het Oude Testament terug door middel van al dan niet subtiele verwijzingen. In het scheppingsverhaal is het de vrouw die verleid wordt door de slang om Adam van God weg te leiden naar satan. Ook in ‘Serpentina’s petticoat’ is het de vrouw die verleid wordt, maar ditmaal door een mooi stuk witte stof. Of ze – net als Eva - een man aanzet tot ‘het kwade’ is onduidelijk. Waar Eva wordt verleid om dezelfde kennis te hebben als God wordt Serpentina verleid door zichzelf.

In de kamer zat Serpentina gehurkt voor de divan, waarop een lang wit kledingstuk lag, dat het midden hield tussen een toga en een nachtjapon. Ze streelde het rokgedeelte dat met fijne kant overdekt was. De wijde mouwen die me veel te kort leken voor de lange harige armen van Louis lagen horizontaal gespreid, als een aarzelend begin van verzet tegen het kisten. - Is het niet zonde, zei ze. Moet je eens zien wat een stof. Ze ging met haar arm

55 onder de rok en liet hem opwaaien als de staart van een witte pauw. (…)

Serpentina stond uit haar gehurkte houding op en ging achteloos op de gespreide mouwen van het doodshemd zitten. Ze trok het rokgedeelte over haar schoot en stak de zijkanten onder haar benen zodat de stof strak om haar dijen spande, die ze met welbehagen bekeek.(48)

De vorm van het kledingstuk doet met de lange rok en de korte wijde mouwen denken aan een kruis, naast de standaard christelijke connotatie komt er nog een extra betekenisaspect naar voren: wederopstanding. Door heel ‘Vivisectie’ heen worden levende zaken tegenover dode geplaatst. Oom Louis heeft het bij leven vaak over de dood, maar wanneer hij daadwerkelijk gestorven is wordt hij middels de metaforiek afgeschilderd alsof hij nog in leven is. Ook zijn laatste actie, een ontsnappingspoging naar de hemel, doet denken aan een wederopstanding.

De aandacht gaat nu uit naar de rok van de jurk die wordt vergeleken met de staart van een pauw. Een ‘standaard’ pauw roept connotaties op van trots en schoonheid. De kleur wit is logischerwijs gekozen vanwege de kleur van de lijkwade, maar het concept <witte pauw> roept bijgedachtes op als zeldzaamheid. Een dierenkenner weet dat pauwenvrouwtjes de mannetjes met de grootste en mooiste staart verkiezen boven de mannetjes die wat beschaafder geschapen zijn. Serpentina’s hang naar de lijkwade van oom Louis brengt naast het wellustige gevoel dat in het citaat wordt genoemd, dus ook een gevaar met zich mee. Hoewel ze waarschijnlijk niet verstrikt raakt in haar petticoat is er altijd nog die besmettelijke ziekte van oom Louis die Eddy naar voren brengt wanneer Serpentina een negatief antwoord geeft op de vraag van de hoofdpersoon: ‘Of je hem wel gewassen hebt?’.55

Oom Louis heeft vele dierlijke verschijningsvormen. Het dier dat het meest met hem wordt geassocieerd is de vis. Wanneer de hoofdpersoon hem de voortuin in ziet komen valt Louis bijna niet op door de stromende regen, hij heeft een volmaakte schutkleur. Zijn jas met zwart-grijs visgraatmotief zet de regen voort. Erg passend, Louis is in de stromende nare regen als een vis in het water. Vervolgens wordt er kort ingegaan op de traditie die iedere keer wordt

55 De pauw komt veel voor in de verhalen van Wolkers, in ‘Het tillenbeest’ doen de felblauwe staartveren de hoofdpersoon denken aan een nare daad die hij heeft begaan tegenover zijn zuster. In ‘Zwarte advent’ zijn ze verbonden met een schuldgevoel, in ‘De verschrikkelijke sneeuwman’ en een klein aantal andere verhalen is het schreeuwen van de pauwen onheilspellend aanwezig wanneer de hoofdpersoon terugdenkt aan angstige herinneringen uit zijn kindertijd.

56 geëerd wanneer de oom aan komt waaien. Om de bezoeken niet aan te moedigen, besmeert de moeder de spekboterhammen met een dikke laag mosterd. Als oom Louis ’s avonds thuiskomt trekt hij een mond als een vis die naar adem hapt. Dit doet hij eveneens wanneer hij in doodsnood verkeert. Ook als dode komt de vis terug. Wanneer hij naakt onder een laken opgebaard ligt op de keukentafel wordt hij geschoren. Er weerklinkt een schrapend geluid, als bij een vis die van zijn schubben wordt ontdaan. Bij de dode oom Louis wordt er met geweld geschoren en geschrobd, het water en schuim stroomt zo zijn mond binnen.

Er ontstaat zelfs een heel zeeparadigma wanneer het scheermes valt en een hand er als een krab over de grond schuift totdat deze hem vindt. Het stuk barbiersgereedschap bungelt daarna als een onschuldige strandvondst tussen de vingers.56 Het is mooi om op te merken dat een ‘scheermes’ ook een naam is voor een bepaald type schelp. Het water wordt doorgezet in het raam, het schuim en de in het rond vliegende spetters van de verdere scheerbeurt. ‘Arme, arme Louis, eerst mosterd en nu zeep. Ik keek door het waterige raam. De sneeuwbessen die ervoor hingen in de struiken leken boze bolletjes schuim die langzaam voortvloeiden, als was de dode met zo’n woest geweld ingezeept dat de spetters er bij in het rond gevlogen waren.’(47)

Wanneer Louis netjes opgebaard ligt in de kist, blijkt bij een tweede opening niet alleen dat hij van zijn lijkwade is beroofd, maar ook dat zijn pose niet meer zo eerbiedig is. ‘Het hoofd van oom Louis lag geknakt tegen zijn rechterschouder. Zijn mond hing open. Bij zijn rechtermondhoek kwam zijn tongpunt naar buiten, als een vlezig reptiel dat aarzelt zijn hol te verlaten.’(59) Hieruit kan opgemerkt worden dat oom Louis iets gemeen heeft met Marie. Ook hij is verworden tot dier, ook hij hoort er niet bij en is een verschoppeling.

De metaforen van het dierenparadigma functioneren hier op twee manieren. Doordat ze als herkomstgebied aanwezig zijn, komt Wolkers’ thematiek naar voren. De dierenwereld dringt telkens door in het hoofd van de lezer, ook wanneer de dieren niet fysiek aanwezig zijn. Daarnaast zorgt de met-fauna-doorspekte beeldspraak ervoor dat het verhaal wordt verlevendigd. Zo krijgt de lezer een dieper inzicht in de karakters van de hoofdpersonen zoals bij de slangachtige Serpentina. Verder zien we de visie van de hoofdpersoon op oom Louis wanneer hij hem vergelijkt met gladde en kille dieren. Hij hoort niet bij de rest. Tot slot is het

57 één en al horrorbeeld wanneer oom Louis in doodsnood als een vis naar adem hapt, of wanneer hij gestorven is zijn tong als een vlezig reptiel buiten zijn mond hangt komen. Zo wordt het beeld de dode man wel héél levendig.