• No results found

HOOFDSTUK 3.4 De vloek van de verschrikkelijke sneeuwman

3.4.3. Cocons, insecten in donkere holletjes en scheefgedraaide schroeven, beelden van

De metaforen versterken de thematiek van verzet en zelfverkozen isolatie. Geheel in de traditie van Wolkers komt het merendeel voort uit de dierenwereld. Om te laten zien hoe de thematiek wordt versterkt bespreek ik drie, de cocon die Herman ogenschijnlijk afsluit voor de buitenwereld, het insect dat wegkruipt in een donker hol en de schroef die scheefdraait maar met een hamer gewoon de plank in wordt geramd.

Het thema van zelfverkozen isolatie komt duidelijk naar voren in het volgende fragment wanneer Herman een soort visioen krijgt. Hij valt op een bankje in slaap, met het beeld van een vliegtuig dat een banier achter zich aanvoert nog op zijn netvlies.

64 Hij wist niet of hij het bij mistige hemel had gezien of dat hij geslapen had, maar

er kwamen lange banderollen uit de lucht zweven. Ze dwarrelden rond zijn hoofd. Hij schreef erop met sierlijke letters die in tegenspraak waren met de ernst van de tekst: Indien uw linkerhand u ergert, houwt hem af en werpt hem van u, want het is beter… indien uw linkeroog u ergert, rukt het uit…

Hij had de tekst niet verder kunnen schrijven, want de banderollen draaiden zich rond zijn hoofd, met de zachte verpleegstershand van de milde oktoberwind, en hij voelde dat hij ingesponnen werd in verbandgaas, als in het web van een spin. Tot zijn hoofd een witte stomp was, doof en zonder reukvermogen. Hij had het gevoel of het de lange banen tarlatan waren die hem door de gouden lanen met de ongrijpbare vlinders voerden tot aan de apothekerswinkel, waarvan de gevel reeds de tong tegen hem uitstak. Voor de winkelruit bleef hij staan en spiedde naar binnen of er geen bekenden stonden. De winkel was leeg. Hij ging naar binnen en kocht vijf rollen breed verbandgaas. ‘Voor een vlindernet’ zei hij grijnzend.

Maar toen hij buiten stond begreep hij pas de ongeloofwaardigheid van deze toelichting. Men zou toch niet geloven dat hij de stroken aan elkaar ging zetten. En dan, stel je voor, atalanta’s in de herfst. Hij voelde met zijn handen aan zijn ogen en begreep de diepere waarheid van die verklaring. Een net voor de vlinders van mijn ogen. (58-59)

De banier van het vliegtuig transformeert tot verbandgaas dat om zijn hoofd heen in de lucht zweeft. Hermans droom-ik schrijft een boodschap op naar zichzelf, de uitspraak komt uit de bijbel en is onderdeel van een toespraak van Jezus. De vergelijking komt erop neer dat wanneer iemand goed wil doen, deze persoon alle elementen in het leven dient te verwijderen die dit belemmeren. Wanneer je met je ogen naar andermans vrouw kijkt, ruk ze uit, ga je er dan aan zitten, hak je hand af. Herman neemt deze bijbelboodschap behoorlijk letterlijk. Hij ervaart dat hij last heeft van de buitenwereld, en ziet (!) vervolgens voor zich dat zijn hoofd wordt ingesponnen. De boodschap komt van hemzelf, hij verkiest dit lot. Herman is tegelijkertijd vlieg en spin, dader en slachtoffer.

65 De metaforiek hierboven lijkt een beetje verbrokkeld, het idee erachter is wat moeilijk om te duiden. De verpleegstershand van de wind past in een paradigma met de rollen verbandgaas, maar voegt verder niet zoveel toe. De bladeren die eerst veren waren, veranderen nu in vlinders. Vervolgens worden de vlinders gekoppeld aan zijn ogen in de laatste zin van het fragment, waarin hij waarheid ziet in de uitspraak, ‘Een net voor de vlinders van mijn ogen’. Het net slaat op de rollen stof die hij koopt, de vlinders die hij daarmee zou moeten vangen dan op een onderdeel van zijn ogen dat hij wil vangen met dit net van verbandgaas. Het gaat over jezelf afsluiten, dat is duidelijk maar de manier waarop dit beeld naar de lezer toekomst lijkt wat gekunsteld. Er is weinig harmonie in de beelden, ze lopen niet in elkaar over.

De eenheid in het waarnemen die in de eerste alinea wordt ingezet, vindt wèl doorgang wanneer de hoofdpersoon in zijn eentje boven op zolder zit. Op dit moment in het verhaal heeft hij zijn familie op de hoogte gesteld van het vermeende bedrijfsongeval. Ze laten hem voor nu met rust. De isolatie zet zich ook in de ruimte voort, Herman zit alleen op het balkon op zolder. Hij hoort de stemmen van zijn zusters en ruikt de scherpe stank van de konijnenhokken. Wat er beneden gaande is wordt niet gezien, wel geroken en gehoord. Wat hij wel ziet is de brandgang die achter de tuin van de buren slingert. Herman fantaseert over hoe het zou zijn wanneer hij echt blind is.

Hoe lang ben ik er niet geweest, dacht Herman, en hoe gelukkig was ik vroeger als ik er insecten en kikkers zocht. Als ik werkelijk blind was, zou ik op de tast zelfs onder hanenpoten en muur verborgen stenen feilloos kunnen vinden. Ik zou de namen kunnen noemen van de dieren die eronder wonen. Dit is een duizendpoot, rood als een Ierse setter, en dat daar dat zich tot een geschubd balletje maakt, een pissebed, kwalblauw. Als je hem tussen twee steentjes fijnknijpt komt er een bergje gele vla uit. Amberkleurige salamanders zoeken er ieder voorjaar vergeefs naar de sloot. Maar die is sinds jaren gedempt. Ze voelen als stukjes rubber. In water worden ze zilverachtig en glimmend als een meisjesbroche. Vlezige regenwormen met een gele band midden in het lichaam, of ze een verstuikte knie hebben. Als je een steen optilt waar er veel onder zitten is het net of het dak van een bordeel wordt opgelicht, zoals die naakte roze lijven zich wegreppen. Ik ben ook een insect dat leeft onder stenen in een donker hol, en dat door een malle spleet naar buiten loert. (62)

66 Wat ontzettend veel metaforen en wat is er veel te zien. Het lijkt alsof Wolkers bevangen is van de geest van de Tachtigers met die meisjesbroche. Net als bij het begin van het verhaal is er veel te zien in Hermans wereld. De roodkoperen, oranje en gele bladeren stonden in een groot contrast met zijn eigen witte handen. Herman projecteerde de afschuw die hij voor zichzelf voelde op de wereld om hem heen. Ook hier is er sprake van contrast en van een emotie wanneer er wordt gekeken naar de laatste zin.

Ik ben ook een insect dat leeft onder stenen in een donker hol, en dat door een malle spleet naar buiten loert. (62)

Na het rood, blauw, geel, amber, zilver en roze, eindigt de lezer samen met Herman in het donker, in het hol. Herman zet zichzelf niet als iets heel aangenaams neer, opvallend is dat er in deze laatste zin ineens sprake is van een ‘ik’ in plaats van ‘hij’ of ‘Herman’. Het lijkt alsof dit beeld de zelfverkozenheid van de isolatie nog sterker wil benadrukken.

Het derde beeld dat ik wil bespreken, ondersteunt het thema van verzet. Het zijn de gedachten van Herman wanneer observeert hoe Sonja haar verminkte hand in de handpalm van de linker houdt.

Indien uw rechterhand u ergert, houwt hem af en werpt hem dan van u, want het is beter verminkt tot het eeuwige leven in te gaan, dan twee handen hebbende in het helse vuur geworpen te worden. Wat kunnen ze een jeugd toch vergiftigen, dacht Herman. Als een schroef draaien ze je scheef in het hardste hout, en als het niet verder met de schroevendraaier gaat, slaan ze er met de hamer op. (69)

Naast dat er hier weer wordt gehint naar Hermans visioen-achtige boodschap over het afstoten van dat wat je tegenhoudt, spreekt Herman zich uit tegenover het geloof en het hiermee samenhangende gedrag en gedachtegoed van zijn ouders. Dit verzet is de oorzaak van zijn isolatie, angst en woede naar zijn familie. Het is voor Herman erg persoonlijk, hij heeft het niet over ‘de jeugd’ maar over ‘een jeugd’, die van hem. De omgeving, is als het harde hout, moeilijk om je plek te vinden terwijl dit als schroef toch je taak is. Wanneer je scheef wordt gedraaid en niet middels de gebruikelijke manier op je plaats wordt gezet, dan maar kwaadschiks met zwaarder geschut. Het zwaardere geschut waren voor Herman de woorden uit de bijbel. Als kind maakte hij nooit iets af, omdat hij dat dat het laatste oordeel zomaar

67 morgen weleens kon komen. Wanneer hij in zijn bed lag durfde hij het licht boven hem niet uit te doen, uit angst dat de klauwen van Satan hem zouden grijpen.

Wanneer hij dit uit tegen zijn ouders stelt zijn vader vast dat zijn blindheid een straf van God is. ‘Het licht is uit je ogen weggenomen, en nog moet ik, je eigen vader, denken dat God ook je spraakvermogen weg had moeten nemen.’(85). Hermans visioen uit het begin wordt werkelijkheid. Wanneer Sonja even later op bezoek komt ontdekt Herman dat hij niet meer kan praten. De profetie wordt werkelijkheid.