• No results found

HOOFDSTUK 3.5 ‘Vivisectie’ ontleed: profetie en predestinatie

3.5.6 Het Fysiologisch Laboratorium, een gruwelkabinet

Het Fysiologisch Laboratorium vormt het toneel van de activiteit waar het verhaal haar titel aan te danken heeft. In de grote snijzaal worden de dieren opengemaakt, alle schatten die binnenin hun lichamen zitten worden ontwaard in opdracht van de wetenschap. De hoofdpersoon vertrekt naar het laboratorium vanwege een afspraak met een professor aldaar. Hij hoort van een soldaat dat de tram vandaag niet rijdt, omdat er tot vlakbij de Hollandse Schouw wordt gevochten. De dreiging hangt zichtbaar in de lucht en neemt haast vorm aan van de achtste plaag.79

De lucht is zó blauw dat de zon er een gat in brandt. Alleen in de verte boven de duinen hangt een verraderlijke fata morgana van donkere grommende insecten en opkringelende rook. De rails schieten witglimmend als twee geweldige stalen voelsprieten die het gevaar aftasten de polder in. Links verrijzen sombere

79 Eerder in het verhaal werden er verwijzingen naar het verhaal van Mozes gedaan. Denk hierbij aan het brandende braambos en de uitspraken van de vader over ‘uw volk’. Hij bedoelde hier de Nederlanders mee, in het verhaal van Mozes zijn dit de Israëlieten. In het verhaal van Mozes roept God, via hem, tien plagen uit over het land Egypte wanneer de farao het volk Gods niet wil laten vertrekken. De achtste plaag bestaat uit sprinkhanen, de negende uit duisternis en daarna sterven alle eerstgeboren zonen. Er zijn interpretaties waarbij God de plagen niet per se uitroept om de farao onder druk te zetten, maar om zijn kracht aan het volk Israëls te tonen.

84 laboratoria, waarvan de wingerd die er in aarzelende guirlandes overheen schiet

vergeefs probeert de gruwelijkheid te verbergen. (119)

De sferische ruimtebeschrijving zet de toon voor wat de hoofdpersoon aan zal treffen in het Fysiologisch Laboratorium. Geen aangename zaken, zo valt af te leiden uit de vier regels van het fragment, dat evenzoveel metaforen bevat. De zon die een gat in de lucht brandt lijkt op het eerste gezicht op een standaarduitdrukking, maar hij bestaat niet.80 Foutief of niet, de betekenis is helder. De lucht is een bijna verzengend blauw, gezien het contrast met de zon. Het is voorstelbaar dat het pijn doet aan de ogen. Er lijkt een soort mystiek woestijnparadigma te ontstaan door de zon, de duinen en de verraderlijke fata morgana. De donker grommende insecten staan voor de vliegtuigen, het geluid dat de motoren voortbrengen werd al eerder als ‘grommend’ benoemd. Als derde zijn ook de tramrails getransformeerd tot iets dierlijks. Het is geen enthousiast welwillend dier dat de hoofdpersoon blij de weg wijst naar de wondere wereld van de wetenschap, nee het is een soort insect dat het gevaar aftast en hiermee eerder waarschuwend dan verwelkomend is. Als laatste wordt de wingerd ingezet als personificatie van een wachter die de reiziger ervan weerhoudt toeschouwer te zijn van de mogelijke horror.

De aanblik van de laboratoria doet de hoofdpersoon denken aan zijn zomerbaantje aldaar. De herinnering die naar boven komt is al kort aangehaald in het theoretisch kader. Het gaat om het volgende stuk:

Verleden jaar in de zomervakantie liep ik hier dagelijks. Ik mocht toen een week lang de witte muizen voeren. Die afschuwelijke beesten. Als er één een kleine verwonding had kwamen de anderen meteen op de geur van het bloed af. Levend werd hij opgegeten. Als het achterlijf kaal gegeten was, rood en bloederig als het afgekloven klokhuis van een stoofpeer, piepte hij nog doordringend met trillende voorpootjes. (120)

Doordat de aangevreten muis alswel het afgekloven klokhuis aanwezig zijn wordt het effect van de dualistische eigenschap van de metafoor versterkt. Eerst verschijnt de levend

80 Een zon brandt wel degelijk, aan de hemel of zoals je wilt hier, - in de blauwe lucht. De combinatie met ‘gat’ en ‘zon’ komt niet voor, combinaties met ‘gat’ en ‘lucht’ zijn wel passend. Je kunt ‘een gat in de lucht springen’, wat zoiets betekent als zeer enthousiast zijn. Daarnaast kun je ‘een gat in de lucht slaan’, dan ben je niet zo pragmatisch bezig.

85 opgegeten muis met de geur van bloed, vervolgens wordt dit beschreven als rood en bloederig en wordt het afgekloven klokhuis van de stoofpeer hiernaast gezet. Een muis is een dier, hier in een kooi in het fysiologisch laboratorium is de witte muis een proefdier. De muis is tevens voedsel in dit verhaal. Mensen gebruiken dieren als voedsel, maar muizen verschijnen doorgaans niet op ons bord. Andere dieren eten muizen wel, in de situatie zoals beschreven in het fragment, eten muizen zelfs muizen. Er is sprake van kannibalisme onder de dieren. Van de muis is het achterlijf kaalgegeten, net zoals een afgekloven klokhuis. Het kaalgegeten achterlijf is rood en bloederig als het afgekloven klokhuis van een stoofpeer. De eigenschappen rood en bloederig worden toebedeeld aan het als smakelijk bekendstaande zoet stuk fruit. Een stoofpeer is inderdaad rood, rood zoals bloed ook kan zijn, maar bloed geeft nog een eigenschap aan de stoofpeer die er voorheen niet was. Bloed suggereert de aanwezigheid van <+leven>, van vlees. Hierdoor transformeert de stoofpeer van iets doods naar iets dat vlees heeft, iets dat leeft. Zo ontstaat het idee van mensen die muizen eten, heftiger nog, van mensen die soortgenoten eten wanneer ze bloed ruiken en ze vernietigen. Bovenstaande analyse laat zien dat de eigenschappen van het figuurlijke beeld van de stoofpeer worden overgedragen op de muis en vice versa. Doordat ze naast elkaar staan en beiden aanwezig zijn in de tekst – in combinatie met de vergelijkingsbrug als – krijgen beiden even veel aandacht. Het bijna gelijkwaardige dualisme dat hierdoor ontstaat zorgt voor een versterkend effect. Wat de hoofdpersoon waarneemt, de muis die levend kaalgegeten wordt door zijn soortgenoten, is al griezelig maar voorstelbaar. Dit is de natuur. Door de toevoeging van het afgekloven klokhuis van de stoofpeer wordt het een metafoor, nu ontstaat er een idee van walging, het is meer dan griezelig. Het is eng onsmakelijk, maar wel heel beeldend. De metaforische verwerking van wat het personage waarneemt – van het muizenlijf naar het klokhuis – zorgt voor een betekenisaspect op de voorgrond treedt: onsmakelijkheid.

Hier zou ik er graag op willen wijzen dat het gaat om een beeld dat in lijn ligt met de andere metaforen in het verhaal. Ditmaal is het niet zo dat iets wat fysiek aanwezig is transformeert in een vluchtend, angstig of dood dier, het is andersom. Het dier is al aanwezig, maar verandert in de restanten van een lekker stukje sappig fruit. De overeenkomst is het afgeklovene ervan. Iets behoorlijk onsmakelijks en oneetbaars wordt gecombineerd met iets zeer smakelijks en eetbaars. De tegenstelling in deze combinatie is effectief, er ontstaat een horrorbeeld. Een tweede connotatie die een lezer zou kunnen hebben heeft te maken met

86 het kannibalisme. De ene muis vernietigt een andere, een soortgenoot. Je zou kunnen stellen dat dit ook gebeurt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Verder met de gebeurtenissen; het broertje loopt het terrein op, anders dan de wingerd is er niemand die hem aan ziet komen. Er is geen portier. Hij loopt langs de grote snijzaal voor studenten, hier komt nog een herinnering naar boven. Het gaat wederom om een dier dat fysiek aanwezig was, ditmaal geen witte muis maar een witte rat. Hij denkt terug aan een grote witte rat die onder een stolp met ether onder zeil ging. Nadat de studenten iets uit het binnenste van het lijfje knipten werd het dier na gebruik in de zinken afvalbak geworpen. ‘Toen ik later in de afvalbak keek kroop hij over de bodem. Zijn darmen hingen naast zijn lijf als een zijspan.’(120) De lading verandert onder werking van de metafoor. De levende rat wordt iets mechanisch door de transformatie tot het onderdeel van een dode machine. Het dier wordt een gebruiksvoorwerp. Naast dat de lading verandert, wordt door de context een eigenschap van ‘grote witte rat’ naar voren geschoven. Door de rat voor te stellen als iets waarin gesneden wordt, en door de associatie van een mechanisch uit elkaar te halen object als een zijspan, wordt het betekenisaspect ‘proefdier’ uitgelicht. Niet alleen proefdieren doen dienst als leermateriaal voor de studenten, nu zijn ook de gesneuvelde soldaten die binnen worden gebracht geschikt voor vivisectie.

De jongste broer kijkt door het raam van de rouwkapel en ziet twee soldaten binnengebracht worden. De eerste doet hem met zijn helm denken aan een meerkat. De tweede roept naardere associaties op. De hoofdpersoon staart naar het lijk van de soldaat wiens parachute niet open wilde gaan.

‘Wat daar ligt lijkt nog het meest op een kleiige aardappel. Het is niet groter dan een meter. Van armen is niets te bekennen, het hoofd is tussen de schouders gedrukt. De losgeslagen tanden blinken in de bloederige vlek waar de mond gezeten heeft. De lichtblauwe ogen liggen als aangespoelde kwallen op de bemodderde wangen die tot aan de wenkbrauwen opgeschoven zijn. De man in de rouwkapel trekt de vormeloze klomp vlees naar binnen.’ (123)

De dierenmetafoor werkt in op het einde van het verhaal. De kwal is uit het water, dood aangespoeld op het strand. De gesprongen soldaat is uit de lucht gevallen, dood gevallen op

87 de grond. Waar de dieren eerst nog in doodsnood verkeerden, zijn ze nu daadwerkelijk dood. De jongste broer denkt aan zijn eigen soldaat, aan zijn broer.

Ik loop van het raam weg, ik durf niet langer te blijven staan. Ik weet dat mijn broer in die auto ligt, koud en stijf, en misschien wel verminkt. (106)