109. Tot nu toe leek het alsof in het Belgische schadevergoedingsrecht de schade op geen enkele manier beperkt wordt, behalve dan de beperking die voortvloeit uit de objectieve waardering. Dit is niet zo. Er is wel een beperking voor de schade die veroorzaakt wordt doordat de schadelijder niet de gepaste acties onderneemt om de schade te beperken. Dit lijkt misschien evident, maar RONSE oordeelt dat er geen positieve verplichting is voor de benadeelde om de schade te beperken.262 De rechtsleer lijkt het er over eens te zijn dat er geen algemene draagwijdte is in hoofde
van het slachtoffer om de schade tot het minimale te reduceren.263 Het Hof van Cassatie sluit zich
sinds 1992 hierbij aan.264 De feitenrechter had de vordering vanwege de benadeelde betreffende de
recuperatie van huurkosten van een vervangwagen afgewezen. De schade had volgens de feitenrechter namelijk vermeden kunnen worden: de eiser had met de wagen van zijn echtgenote kunnen rijden gezien zij op dat moment werkloos was. Het Hof oordeelt als volgt: “Overwegende dat de gelaedeerde in beginsel recht heeft op volledige vergoeding van zijn schade; dat hij, enerzijds, niet verplicht is de schade zoveel mogelijk te beperken, dat hij alleen de redelijke maatregelen moet nemen om het nadeel te beperken, en dat hij daartoe alleen verplicht is als dat met de houding van een redelijk en voorzichtig persoon strookt; dat, anderzijds, de rechter de verplichting tot volledige vergoeding ten laste van de schadeverwekker niet wettig kan beperken door te overwegen dat een
260 Ibid. In dit vonnis vermeld de rechtbank expliciet dat ze rekening houdt met het feit dat het gaat om een
alleenstaande moeder.
261 Rb. Luik 17 januari 2018, T. Pol. 2018, 124.
262 J. RONSE en L. DE WILDE, Schade en schadeloosstelling, in APR Gent, Story Scientia, 1984, 325. 263 O.a. D. SIMOENS, “Plicht tot schadeloosstelling en plicht tot schadebeperking: twee facetten van eenzelfde
wetsvoorschrift”, TBBR 2004, 425; B. WEYTS, De fout van het slachtoffer in het buitencontractueel
aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 50; J. RONSE en L. DE WILDE, Schade en schadeloosstelling, in APR Gent, Story Scientia, 1984, 325.
gedeelte van de schade kon worden gedragen door een derde die niets uitstaande heeft met die schade; Overwegende dat het arrest bijgevolg zijn beslissing niet naar recht verantwoordt; Dat het middel gegrond is.”. 265
110. Een deel van de rechtsleer stelt dat er wel een redelijkheidsplicht is: het slachtoffer moet het redelijke doen om de schade te beperken.266 Dit stemt overeen met het principe van de bonus pater familias: een normaal, zorgvuldig en voorzichtig persoon.267 De eigenlijke theoretische grondslag
voor de schadebeperkingsplicht zelf staat eveneens niet vast. In elk geval mag het duidelijk zijn dat de schadebeperkingsplicht geen onomstreden onderwerp is. Een volledige theoretische bespreking hiervan zou ons dan ook te ver leiden. Een inzicht in de praktijk lijkt voor dit onderzoek voldoende en relevant. De concrete vraag die we ons aldus stellen is de volgende: wanneer draait het slachtoffer zelf op voor zijn nalaten om maatregelen te nemen om zijn schade te beperken, wanneer niet en wanneer is dit vandaag verantwoord?
111. Een toepassingsgeval op de materiële schade, namelijk de zo vaak voorkomende voertuigschade, kan meer duidelijkheid scheppen. Verkeersongevallen gaan vaak gepaard met fouten van derden en voertuigschade. Hierover is er veel rechtspraak te vinden. Zoals eerder al vermeld bestaat de schadevergoeding bij schade aan het voertuig uit de herstellings- of vervangingskosten. De snelheid van handelen lijkt bepalend. Indien het al snel duidelijk is dat de wagen niet hersteld kan worden, kan geen aanspraak gemaakt worden op een gebruiksderving na de wachttijd, zijnde na de periode waarin de schadelijder redelijkerwijze een nieuwe wagen had kunnen aanschaffen.268 Bij herstellingswerken is het aangeraden om niet te overhaast te werk te
gaan want de wagen laten herstellen tegen een prijs die beduidend hoger is dan de gangbare marktprijs voor een gelijkaardige herstelling op de markt is voor rekening van de schadelijder.269
De herstellingsduur mag ook niet onredelijk lang zijn.270
112. Ingewikkelder is het, zoals zo vaak, bij de immateriële schade. Moet het slachtoffer zoveel mogelijk maatregelen nemen, die vaak betrekking hebben op zijn lichaam, om de schade te beperken ook al wil hij of zij dit niet, als ze niet willen opdraaien voor de extra kosten die anders zouden ontstaan? Dit kan enkel maar negatief beantwoord worden gezien het zelfbeschikkingsrecht van elke mens. Dit houdt in dat elke persoon het recht heeft om zijn toestemming tot een medische ingreep, behandeling te weigeren of op elk moment zijn toestemming weer in te trekken.271 De
reden waarom de patiënt een behandeling weigert, is irrelevant en moet worden gerespecteerd zelfs als de weigering betrekking heeft op mogelijk levensreddende behandelingen.272 De beslissing van
de schadelijder kan niettemin een grote impact hebben op de schade voortvloeiend uit de
265 Cassatie 14 mei 1992, R.W. 1993-1994, 1395, noot A. VAN OEVELEN
266 O.a. T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2009, 675. R. KRUITHOF, “De schadebeperkingsplicht van slachtoffers met letselschade”, Vl.T.Gez. 1990-91, 7.
267 H. BOCKEN, I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht
buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, Die Keure, 2014, 207.
268 Pol. Nijvel 12 juli 2004, VAV 2004, 540.
269 Concreet zal het prijsverschil tussen de werkelijk betaalde prijs en de gangbare herstelprijs ten laste van de
schadelijder zijn: Bergen 9 maart 1976, T. Verz. 1977, 93.
270 Corr. Aarlen 17 november 1971, De Verz. 1972, 131. 271 Artikel 8 van de wet betreffende de rechten van de patiënt
272 T. VANSWEEVELT en F. DEWALLENS, Handboek Gezondheidsrecht, II, Antwerpen, Intersentia, 2014,
onrechtmatige daad. Hier werkt de schadebeperkingsplicht corrigerend, maar wanneer precies het slachtoffer de schadebeperkingsplicht schendt is een feitenkwestie. Het is niet zo dat de schadebeperkingsplicht veronderstelt dat het slachtoffer altijd voor de goedkoopste optie moet gaan.273
113. Logischerwijze mag een slachtoffer een risicovolle ingreep die maar een klein slaagpercentage heeft weigeren.274 Het weigeren van een nodige bloedtransfusie wegens
godsdienstige redenen, waardoor er meer kosten zijn, kan gezien worden als een schending van de schadebeperkingsplicht. De rechter was hier van mening dat deze kosten geen gevolg waren van de schade maar van de schending van de schadebeperkingsplicht. 275 Bij esthetische schade is het niet
mogelijk om het slachtoffer te verplichten om de schade te ‘verbergen’.276 Het hervatten van werk
bij een tijdelijke arbeidsongeschiktheid of een blijvende gedeeltelijke ongeschiktheid mag niet te lang uitgesteld worden.277
114. In België legt artikel 6 Wet betreffende de rechten van de patiënt vast dat de patiënt vrij zijn of haar arts mag kiezen. De patiënt is dus niet verplicht om naar de dichtstbijzijnde arts te gaan. Het is dus geen schending van de schadebeperkingsplicht als de schadelijder er niet voor kiest naar een arts dicht bij de woonplaats te gaan.278 Indien de patiënt ervoor kiest om zich in het buitenland te
laten behandelen terwijl de behandeling ook in België kan plaatsvinden zijn de vervoerskosten voor het slachtoffer zelf.279