• No results found

HOOFDSTUK 4 AFWIJKING DRAAGPLICHT BIJ HELFTE VANUIT RECHTSECONOMISCH PERSPECTIEF

4.4 Economische analyse draagplicht onderwaarde

4.4.2 Scenario B: afwijking van de hoofdregel

De hiervoor omschreven nadelen werden door de rechters die zijn afgeweken van de draagplicht bij helfte voor de onderwaarde van de echtelijke woning

uitdrukkelijk erkend. Zij waren van oordeel dat toepassing van de hoofdregel onder dergelijke omstandigheden zou leiden tot een onbillijke uitkomst van het conflict. In aanvulling daarop zou - met het oog op de bevindingen van dit hoofdstuk - vanuit economisch perspectief gezegd kunnen worden dat toepassing van de hoofdregel onder die omstandigheden tevens tot een inefficiënte uitkomst van het conflict zou leiden.

___________________________________________________________________________ 167. Noordam, Wsnp en goede trouw, 2008, p. 343.

168. Ibid, p. 343.

169. De weg van boedelscheiding naar schuldsanering is tegenwoordig heel kort. Zie Labohm, REP 2015/3 onder kopje De boedel die onder water staat.

170. Zie over de werking van de schuldsanering onder meer Polak & Pannevis, Insolventierecht, 2014, p. 421-467 en Bureau Wsnp, Schulden oplossen met de Wsnp, 2013, p. 1-10. 171. Van Tuijn, Oh nee, mijn ex gaat in de schuldsanering, blog VZB advocaten 27 oktober 2014 <online>.

- 47 -

Door rekening te houden met de verschillende economische effecten, zoals de achteruitgang van de inkomenspositie van de vrouw, de door de vrouw opgelopen achterstand op de arbeidsmarkt en het gegeven dat de woningmarkt langzaam weer opbloeit, kan getracht worden de nadelen van onverkorte toepassing van de hoofdregel ongedaan te maken. De koopkrachtpositie van de vrouw, hoewel deze na de echtscheiding doorgaans negatief is (zie paragraaf 4.2.2), zal er minder sterk op achteruit gaan wanneer de vergoeding van de onderwaarde die zij moet betalen aan de man gematigd wordt. Bovendien zou de man doorgaans een groter gedeelte van de onderwaarde moeten kunnen dragen, omdat hij er na de echtscheiding veelal in koopkracht op vooruit gaat.

Wanneer de vergoeding van de onderwaarde gematigd wordt, bestaat er eveneens een kans dat de vrouw eerder weer op de markt kan functioneren. Het risico dat zij een beroep moet doen op de bijstand of een verzoek moet doen om toegelaten te worden tot de schuldsanering wordt door de toepassing van het alternatief

verkleind. Dit houdt echter niet in dat dit risico ook geheel is verdwenen. De in paragraaf 4.2.2 genoemde materiële effecten van de echtscheiding kunnen nog steeds gelding hebben, zij het dat deze in ieder geval niet worden versterkt door de hoge schuldenlast van de onderwaarde. Overigens stelt de rechter in een van de genoemde zaken de opeisbaarheid van de vergoeding uit tot het moment waarop de vrouw niet langer in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering. Een

dergelijke regeling kan de vrouw de mogelijkheid bieden om haar hoofd (financieel gezien) boven water te houden. Pas wanneer zij daar financieel toe in staat is, wordt van haar verwacht dat zij de vergoeding gaat betalen.

Voorts is het vanuit het perspectief van de stakeholders op de woningmarkt, waaronder de woningaanbieders en de banken, van belang dat niet te veel

woningen met een onderwaarde op de markt worden aangeboden. De bezitters van deze woningen zullen bij de verkoop daarvan namelijk met daadwerkelijk

gerealiseerde restschulden worden geconfronteerd. Door deze restschulden zullen zij minder financiële middelen tot hun beschikking hebben en zullen zij minder snel een geldlening krijgen van de bank om een andere (duurdere) woning te kopen.172 Banken zullen immers niet snel hypothecaire geldleningen verstrekken aan mensen die weinig verdiencapaciteit hebben. Dit effect lijkt door de rechter te zijn

verdisconteerd in de toedeling van de woning aan de man die steeds van plan is om daar langdurig te gaan wonen en pas in de toekomst met de bank hoeft af te

rekenen.

___________________________________________________________________________ 172. EIB, Restschulden in Nederland, 2015, p. 8 en 28-38.

- 48 -

Hoewel de keuze voor een alternatieve toepassing van artikel 1:100 lid 1 BW ten aanzien van de draagplicht voor de onderwaarde van de woning economisch gezien aantrekkelijk kan zijn, dient ook rekening te worden gehouden met het volgende effect. Doordat de rechter in een aantal uitspraken is afgeweken van de draagplicht bij helfte, zullen de echtgenoten hun gedrag daarop aanpassen. Zij laten zich beïnvloeden door deze beslissingen (precedentwerking) en zullen eerder dan voorheen een beroep gaan doen op de rechter.

Al met al kan gezegd worden dat bij een onderwaarde van de woning in de economische maatstaf van efficiëntie een reden gevonden kan worden voor afwijking van de draagplicht bij helfte. Blijkens bovenstaande analyse kunnen de efficiëntie-effecten van een strikte regeltoepassing (welke effecten veelal in het verlengde liggen van de efficiëntie-effecten van een echtscheiding) zeer omvangrijk zijn. Door de vergoeding van de vrouw ten aanzien van de onderwaarde te matigen, kan getracht worden de negatieve effecten die de echtscheiding en de gelijke draagplicht voor haar meebrengen te beperken, waardoor haar welvaart enigszins verbeterd zou kunnen worden. Pas als deze verbetering daadwerkelijk optreedt, is sprake van een efficiënte(re) situatie.

4.5 Resumé

Een van de regels die de overheid heeft opgesteld om de verhouding en de contractuele positie van de echtgenoten vorm te geven (en bij te sturen), is de rechtsregel van artikel 1:100 lid 1 BW. Deze rechtsregel geeft aan op welke wijze de schulden moeten worden gedragen wanneer de echtgenoten onderling niets zijn overeengekomen dan wel niets overeen kunnen komen. De echtgenoten hebben derhalve de mogelijkheid (de vrijheid) om een andere regeling te treffen.

De vorenbedoelde vrijheid van de echtgenoten is belangrijk voor een goed

werkende vrije markteconomie. Door zelf te kunnen bepalen welke draagplicht van toepassing is, kunnen zij een regeling treffen die (zo veel mogelijk) aansluit bij hun behoeften. De echtgenoten zullen echter niet altijd in staat zijn om hun behoeften (volledig) op elkaar af te stemmen en daarover afspraken te maken. Een door de overheid opgestelde, algemeen geldende rechtsregel als artikel 1:100 lid 1 BW kan in dat soort situaties uitkomst bieden.

De onverkorte toepassing van de hoofdregel door de rechter in een situatie waarin sprake is van een onderwaarde van de woning blijkt echter niet altijd even efficiënt te zijn. De vrouw die door een echtscheiding vaak te maken krijgt met een

achteruitgang in de koopkracht, die veelal door de zorgtaken van het gezin de binding met de arbeidsmarkt is verloren en die door de beperkte

- 49 -

veelal niet in staat om de helft van de forse onderwaarde te vergoeden aan de man. Haar positie zal er financieel gezien doorgaans zo op achteruit gaan dat zij een beroep moet doen op diverse voorzieningen van de overheid. Al deze omvangrijke negatieve effecten voor de vrouw maken dat het economisch gezien niet verstandig is dat zij de helft van de onderwaarde moet dragen.

De man die doorgaans nauwelijks te maken krijgt met financiële problemen door de echtscheiding en die bij toedeling van de woning de onderwaarde daarvan door een langzaam bloeiende woningmarkt ziet verdwijnen, is veelal beter in staat (een groter gedeelte van) de onderwaarde voor zijn rekening te nemen. Door de

vergoeding van de vrouw ten aanzien van de onderwaarde te matigen, kan getracht worden de negatieve effecten die de echtscheiding en de gelijke draagplicht voor haar meebrengen, te beperken waardoor haar welvaart enigszins verbeterd zou kunnen worden. Pas als deze verbetering daadwerkelijk optreedt, is sprake van een efficiënte(re) situatie.

- 51 -