• No results found

HOOFDSTUK 4 AFWIJKING DRAAGPLICHT BIJ HELFTE VANUIT RECHTSECONOMISCH PERSPECTIEF

4.2 Economische gevolgen huwelijk en echtscheiding

4.2.2 Materiële huwelijkstransities

Zoals in paragraaf 3.2.1 reeds naar voren is gekomen, kunnen de behoeften van een individu zowel door materiële elementen als door immateriële elementen

bevredigd worden. De mogelijkheid om in het huwelijk te treden met iemand van wie je houdt, is een immaterieel aspect van het huwelijk dat zonder meer leidt tot een verbetering van de individuele welvaart. Naast dit welvaartsverbeterende effect zijn er ook effecten van materiële aard die het huwelijk met zich mee kan brengen. Deze materiële effecten van het sluiten van een huwelijk en de ontbinding

___________________________________________________________________________ 118. Weterings, De economische analyse van het recht, 2007, p. 56-57.

119. Verstappen, JV 2011/6, p. 80.

120. Asser, Hartkamp & Sieburgh, 6-III Algemeen overeenkomstenrecht, 2014, nr. 22. 121. Weterings, De economische analyse van het recht, 2007, p. 13.

- 37 -

daarvan door echtscheiding zullen in het vervolg geanalyseerd worden. Daarvoor is het allereerst van belang om in te zien dat de mate waarin de welvaart van een individu op materieel gebied verbeterd kan worden, afhankelijk is van de mate waarin een individu beschikking heeft over inkomen en/of vermogen. Daarmee kan het immers zaken als een woning, een auto, kleding, eten en drinken kopen.122

In de economie wordt de ontwikkeling van het inkomen dat iemand tot zijn of haar beschikking heeft, onderzocht aan de hand van het begrip koopkracht. Koopkracht geeft aan hoeveel goederen en diensten een huishouden kan kopen met het besteedbare inkomen.123 De koopkracht van een individu wordt dus niet alleen bepaald door het eigen inkomen, maar ook door het inkomen van de overige leden van het huishouden.124 Zo zal de inkomenspositie van de ene echtgenoot direct afhangen van de inkomenspositie van de andere echtgenoot. Voor de bepaling van de koopkracht(ontwikkeling) dient daarom te worden uitgegaan van het

besteedbare inkomen van het huishouden waartoe een individu behoort.125

De omvang en de samenstelling van het huishouden waartoe een individu behoort, kunnen in de loop van de tijd behoorlijk veranderen. Een veelvoorkomende

verandering in de huishoudsamenstelling wordt veroorzaakt doordat mensen met elkaar in het huwelijk treden (of algemener geformuleerd: met elkaar gaan

samenwonen). In de meeste gevallen zal dan een overgang plaatsvinden van twee eenpersoonshuishoudens naar een tweepersoonshuishouden. Het voordeel van een dergelijke overgang is dat de individuele koopkracht toeneemt.126 De reden voor deze toename is dat aan het samenwonen schaalvoordelen zijn verbonden. De echtgenoten kunnen immers de collectieve lasten, zoals de huur of hypotheek van de woning, de aanschaf van duurzame consumptiegoederen en de aanschaf van de dagelijkse boodschappen, met elkaar delen.127 Uit economisch onderzoek blijkt dat twee mensen die een huishouden delen slechts 1,4 keer zoveel geld nodig hebben als een alleenstaande om hetzelfde welvaartsniveau te bereiken.128 Als twee alleenstaanden gaan samenwonen en hun inkomen en de schaalvoordelen combineren, leidt dat derhalve tot een toename van de koopkracht van 43%.129

___________________________________________________________________________ 122. Van Velthoven & Van Wijck, Recht en efficiëntie, 2013, p. 5.

123. CPB, Koopkracht, een kwestie van kwartjes, Policy Brief 2014, p. 4.

124. CBS, Over dit thema: Inkomen, 2015, onder kopje Koopkrachtontwikkeling <online> . 125. Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 128-129.

126. Ibid, p. 131.

127. CPB, Koopkracht, een kwestie van kwartjes, Policy Brief 2014, p. 12; Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 131 en Bouman, Bevolkingstrends CBS 2004/2, p. 19.

128. Zie onder meer Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 131 en Siermann, Van Teeffelen & Urlings, Sociaal-economische trends CBS 2004/3, p. 64-65.

- 38 -

Over het algemeen heeft het huwelijk een gunstiger effect op de koopkracht van vrouwen dan op de koopkracht van mannen. Vrouwen bekleden namelijk (nog steeds) minder vaak hoge functies en worden voor dezelfde functie vaak minder goed betaald.130 Dit blijkt onder meer uit het jaarlijks onderzoek van het World Economic Forum (WEF) naar de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, het zogeheten Global Gender Gap Report. Volgens de Gender Gap Index van Nederland is slechts 29% van de managers vrouw en verdienen vrouwen in gelijkwaardige functies gemiddeld 23% minder dan hun mannelijke collega´s.131 De alleenstaande vrouw die gaat samenwonen ervaart derhalve doorgaans een sterkere stijging in de koopkracht dan de alleenstaande man die gaat samenwonen. Het is zelfs mogelijk dat de koopkracht van de man erop achteruit gaat wanneer hij een niet-werkende echtgenote treft. In dat geval moet hij namelijk het inkomen dat hij voorheen alleen consumeerde delen met zijn echtgenote.132

In aanvulling op het vorenstaande dient ten aanzien van de koopkrachtpositie van de vrouw nog het volgende te worden opgemerkt. Uit retrospectief onderzoek is gebleken dat het huwelijk (of het samenwonen) in de jaren zestig een sterk negatief effect had op het arbeidsaanbod van de vrouw.133 Hoewel dat effect in de loop der tijd bijna geheel is verdwenen, wordt het arbeidsaanbod van de vrouw vandaag de dag nog steeds negatief beïnvloed. De oorzaak hiervan kan gevonden worden in de geboorte van een kind. Vrouwen gaan bij de geboorte van een kind vaak blijvend minder uren werken (deeltijd) of stoppen zelfs met werken om de zorgtaken van het gezin op zich te nemen.134 Het negatieve effect op het arbeidsaanbod en de arbeidsomvang van de vrouw heeft zich zodoende verplaatst van het huwelijk naar het ouderschap.135

Tot nog toe is gekeken naar de economische effecten van het aangaan van een huwelijk. Deze transitie in de huishoudsamenstelling van alleenstaand naar samenwonend kan echter ook worden omgekeerd. Ongeveer een derde van de

___________________________________________________________________________ 130. Zie onder meer CBS, Werkende vrouwen managen minder vaak dan werkende mannen, persbericht 6 maart 2015 <online>; Erasmus University, Nederland zakt opnieuw een plaats op

Global Gender Gap Index, 29 oktober 2014 <online> en Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p.

132.

131. WEF, Global Gender Gap Report, 2014, onder kopje Country Profiles: the Netherlands. 132. Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 132.

133. Ibid, p. 132 en Kalmijn & Luijkx, Women’s employment and occupational mobility in the

Netherlands, 2006, p. 85-110.

134. Plantenga & Remery, Mannen, zorg en werk, 2014, p. 23; Bierings & Souren,

Sociaaleconomische trends CBS 2011/3, p. 21; Cloïn & Souren, Onbetaalde arbeid en de

combinatie van arbeid en zorg, 2011, p. 108-111.

- 39 -

huwelijken wordt immers voortijdig ontbonden door echtscheiding, met als gevolg dat het huishouden weer wordt opgesplitst in twee afzonderlijke huishoudens.136 De economische effecten die zijn verbonden aan het aangaan van een huwelijk, zullen door een dergelijke splitsing grotendeels ongedaan worden gemaakt.

Ten eerste zullen de schaalvoordelen die zijn verbonden aan het samenwonen wegvallen. Doordat de inkomens van de echtgenoten niet langer worden

samengevoegd en gezamenlijk worden geconsumeerd, gaat het voordeel van de collectieve lastenverdeling verloren.137 Een duidelijk voorbeeld van dit effect is de achteruitgang in woonkwaliteit bij een van de (of beide) echtgenoten.138 Na de echtscheiding zal ten minste een van hen op zoek moeten naar een nieuwe woonruimte. Deze woonruimte zal niet hetzelfde kwaliteitsniveau hebben als de echtelijke woning, aangezien de woonlasten - anders dan voorheen - slechts door een persoon gedragen moeten worden.139

Ten tweede zal de herverdeling van het huishoudinkomen een negatief effect hebben op de koopkrachtpositie van de vrouw. Aangezien vrouwen vaak de minst verdienende partner zijn, gaan zij er na de echtscheiding veelal in koopkracht op achteruit.140 Mannen gaan er daarentegen meestal in koopkracht op vooruit, omdat voor hen slechts een klein gedeelte van het vroegere huishoudinkomen wegvalt en zij hun eigen inkomen (afgezien van de eventueel te betalen alimentatie) niet langer hoeven te delen.141 Uit statistische gegevens van het CBS blijkt dat de koopkracht

___________________________________________________________________________ 136. CBS, Huwelijksontbindingen, Statline 12 december 2014 <online>.

137. CPB, Koopkracht, een kwestie van kwartjes, Policy Brief 2014, p. 12 en Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 133

138. Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 133 en Kalmijn, Sociologische analyses van

levensloopeffecten, 2002, p. 20-21.

139. Ten Hengel & Latten, Bevolkingstrends CBS 2009/4, p. 22.

140. Ibid, p. 22; Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 133 en Bouman, Bevolkingstrends CBS 2004/2, p. 19-20.

141. CPB, Koopkracht, een kwestie van kwartjes, Policy Brief 2014, p. 12 en Bouman, Bevolkingstrends CBS 2004/2, p. 22. Met betrekking tot de eventueel te betalen

kinderalimentatie dient overigens gewezen te worden op een uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 (JPF 2015/120 m.nt. Vlaardingerbroek). In deze uitspraak heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de wijze waarop het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop in de alimentatieberekening moeten worden meegenomen. Volgens de Hoge Raad moeten deze factoren niet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind (hetgeen door de Expertgroep Alimentatienormen werd aanbevolen), maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Met deze berekenwijze heeft de Hoge Raad een einde gemaakt aan het mogelijk wegvallen (althans de aanmerkelijke vermindering) van de kinderalimentatie. Dit kan grote gevolgen hebben voor de omvang van de door de niet-verzorgende ouder te betalen alimentatie, zodat enige nuancering ten aanzien van de koopkrachtpositie van deze ouder (vaak de man) op zijn plaats is.

- 40 -

van de vrouw na een echtscheiding gemiddeld met 23% daalt, terwijl de koopkracht van de man gemiddeld met 7% stijgt.142 Naast de inkomensverhouding van de echtgenoten kan ook de aanwezigheid van kinderen van grote invloed zijn op de omvang van de koopkrachtmutaties. Indien er kinderen bij de echtscheiding zijn betrokken en deze bij de vrouw gaan wonen, gaat de koopkracht van de vrouw er gemiddeld 21% op achteruit. De koopkracht van de man gaat er in dat geval gemiddeld 33% op vooruit.143

Ten derde zal het arbeidsaanbod van de vrouw na de echtscheiding toenemen om de inkomensachteruitgang te compenseren.144 Door (meer) te gaan werken kan de vrouw de negatieve effecten van een echtscheiding ongedaan maken. Deze

methode blijkt echter alleen doeltreffend voor vrouwen die hoger opgeleid zijn en/of voor vrouwen die gedurende het huwelijk voldoende binding met de

arbeidsmarkt hebben gehouden.145 De reden hiervoor is dat het voor deze categorie vrouwen vaak lonender is om (meer) te gaan werken dan voor laag opgeleide

vrouwen of vrouwen die teveel achterstand hebben opgelopen op de arbeidsmarkt.146 Het vorenbedoelde effect op de arbeidsparticipatie van de

gescheiden vrouw kan bovendien versterkt worden door het moederschap. Na een echtscheiding komt de zorg voor de kinderen veelal (geheel) op de schouders van de vrouw te rusten, waardoor zij minder tijd overhoudt om te werken. De

mogelijkheid om een deeltijdbaan te combineren met de zorg voor de kinderen is vaak zo weinig lonend dat de gescheiden vrouw met het daarmee verdiende loon nauwelijks boven het bijstandsniveau uikomt.147 Daar komt nog bij dat de niet vergoede kosten voor de kinderopvang relatief hoog kunnen zijn, hetgeen eveneens een drempel kan opwerpen om (meer) te gaan werken.148 Al met al heeft dit tot gevolg dat de gescheiden vrouw betrekkelijk vaak een beroep moet doen op de bijstand.149 Deze bijstandsuitkering is echter in de meeste gevallen niet toereikend

___________________________________________________________________________ 142. Bouman, Bevolkingstrends CBS 2004/2, p. 19-20.

143. Van Wermeskerken, AB 2012/9, p. 26; Verstappen, JV 2011/6, p. 68 en Bouman, Bevolkingstrends CBS 2004/2, p. 20.

144. Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 133.

145. Bouman, Bevolkingstrends CBS 2005/1, p. 90 en Fokkema, B&G 2001/30, p. 5-6.

146. Kalmijn & De Vries, M&M 2008/2, p. 133 en Bouman, Bevolkingstrends CBS 2005/1, p. 96. 147. Bouman, Bevolkingstrends CBS 2005/1, p. 90.

148. Van den Brakel & Lok, Sociaaleconomische trends CBS 2009/4, p. 32.

149. Bij de verlening van bijstand dient overigens rekening te worden gehouden met de

mogelijkheid van bijstandsverhaal. Op grond van artikel 62 PW kunnen de kosten van bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 BW, worden verhaald op degene die - kortweg - zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Dit houdt in dat wanneer bijstand wordt verleend aan de vrouw, de gemeente de kosten daarvan kan verhalen op de man tot de grens van de onderhoudsplicht van de man. De verlening van bijstand aan de ene echtgenoot kan zodoende negatieve gevolgen hebben voor de andere echtgenoot.

- 41 -

om goed van te kunnen rondkomen.150 Dit verklaart meteen waarom de bijstand de inkomensbron is met de meeste kans op (langdurige) armoede.151

Ten vierde zal het vaker de vrouw zijn die na de echtscheiding de echtelijke woning verlaat dan de man.152 Bezien vanuit de traditionele inkomensverhouding (de Gender Balance) van de echtgenoten, is dit een logisch gevolg. De vrouw is immers vaak de minst verdienende partner die na de echtscheiding behoorlijk aan

koopkracht verliest. Daarentegen is de vrouw de laatste jaren steeds actiever geworden op de arbeidsmarkt (mede door een betere opleiding), waardoor haar onderhandelingsmacht ten aanzien van de woning is toegenomen. Zij zou dan evenveel kans moeten hebben om de woning te behouden, maar uit onderzoek is gebleken dat van een gelijke kans geen sprake is.153 Met name als sprake is van een koopwoning wordt de kans van de vrouw om de woning te behouden aanzienlijk verkleind. Dit heeft waarschijnlijk met factoren te maken als wie van de

echtgenoten al eerder in de woning woonde of wie van de echtgenoten het initiatief nam voor de echtscheiding.154

Ten slotte dient nog het volgende te worden opgemerkt. Een echtscheiding vindt gemiddeld 14,5 jaar na de sluiting van het huwelijk plaats. Mannen zijn op het moment van scheiden ongeveer 46 jaar oud en vrouwen ongeveer 43 jaar oud.155 Deze cijfers laten zien dat een echtscheiding zich vaak later in de levensloop van de echtgenoten voordoet dan een huwelijk. Aangezien het persoonlijke inkomen met de jaren hoger wordt en het human capital met de jaren beter, betekent dit dat er bij een echtscheiding meer valt te verliezen dan er bij een huwelijk valt te

winnen.156