• No results found

Rolverdeling leerlinge – leraar: generatiedifferentie en statusverschil

5. De informele omgang met afval

5.6. Rolverdeling leerlinge – leraar: generatiedifferentie en statusverschil

Tussen de leerlingen en de leraren is de organisatiestructuur ook gebaseerd op generatiedifferentiatie en statusverschil (opleidingsniveau en titel). Ten eerste zijn de leraren onderdeel van een oudere generatie. Ten tweede zijn de leraren hoger in opleidingsniveau en status. De leraren hebben al een studie afgerond, wat ze hoger opgeleid maakt ten opzichte van de leerlingen. De status van de leraren en leraressen wordt uitgedrukt in de titels ‘Masters’ en ‘Mistresses’. De leerlingen noemen de leraren niet bij naam, maar spreken ze aan met de titel (cf. van der Geest 2008; cf. Salifu 2010; cf. Prichard & van den Boogaard 2017). De organisatiestructuur wordt opnieuw versterkt door het alledaags leven. Zoals ik al eerder heb vermeld, was ik vaak te vinden onder de ‘staff common tree’. De boom naast de Administration Building was zo genoemd door de leraar Frans en Engels. De ‘staff common tree’ was een grote boom waaronder de leraren vaak zaten te praten over ‘luie’ leerlingen. Ik zat er soms bij en luisterde mee.

De leraren riepen vaak vanaf de boom een leerlinge om iets voor hen te doen. Zo riepen ze leerlingen bijvoorbeeld om water te halen, een collega te sturen of om schriften naar binnen te dragen. De leerlingen vervulden deze taken zonder tegen te stribbelen. De hiërarchische relaties tussen de leerlingen en de leraren werd door deze interactie in het dagelijks leven verduidelijkt en versterkt. De leraar is de opdrachtgever, de leerlinge de uitvoerster. Wat ik vaak zag gebeuren, was dat de leraren na het drinken van hun water het lege zakje op de grond gooiden. Aan het eind van de dag lagen er tientallen zakjes rondom de ‘staff common tree’. Vervolgens riep een leraar een leerlinge om de zakjes voor hen op te ruimen. Soms moest een leerlinge ook voor straf plastic rapen. De leraren gebruiken dus het afval om de hiërarchische afstand tussen hen en de leerlingen aan te geven. De leraren

behouden en versterken de autoriteit, net als de senioren, door afval niet op te ruimen en de uitvoering aan lagere mensen over te laten.

Het maakt overigens in de relatie tussen leerlinge en leraar niet uit of de leerling een junior, senior of een prefect is. Iedereen kan door de leraren geroepen worden om taken te vervullen. Het is dus afhankelijk van de context wat de rol van de leerlinge is. Een senior hoeft zich namelijk niet te bemoeien met het opruimen van afval ten opzichte van haar medeleerlingen, maar zodra een leraar haar een opdracht geeft, moet ze dit zonder discussie uitvoeren. Binnen de context van de school bestaan er dus verschillende rolverdelingen. Afhankelijk van de interactie met een leerling of leraar kan een leerlinge dus opdrachtgeefster of uitvoerster zijn. De leraren hebben ten opzichte van alle leerlingen de hoogste positie.

51

Niet alleen door te kijken naar interactie, maar ook door tijdens het observeren en het participeren te kijken naar de letterlijke posities van de personen, zag ik afstand tussen hiërarchische lagen. Zo bevinden de leraren zich vaak op bankjes op de schoolcampus terwijl de leerlingen worden aangestuurd. Tijdens de community-cleaning, in de eerste week van mijn veldwerk, bleven de leraren op de weg lopen terwijl de leerlingen in de berm moesten opruimen. Hierdoor hadden de leraren letterlijk een ‘hogere’ positie en konden ze vanaf de weg een goed overzicht houden over de

leerlingen. Op onderstaande foto is te zien dat een leraar aanwijzingen geeft aan de leerlingen tijdens de community-cleaning. Vanaf zijn positie stuurt hij de leerlingen rechts aan.

5.7. ‘Students are lazy’

Hoewel de leraren door het deponeren van hun plasticafval een groot aandeel hebben in de

afvalproblematiek, ontkenden de meesten hun schuld. De leraren gaven vaak de derdejaars leerlingen de schuld van het afval op de school. Toen ik twee leraren vroeg waarom de derdejaars hun afval dan niet in de prullenbak doen, antwoordden ze met: ‘Ey Kasi! I don’t know, they are lazy. They are not disciplined!’ Een leraar met wie ik het goed kon vinden, vertelde mij dat de leerlingen nooit hebben geleerd om afval in een prullenbak achter te laten. Daarom gooien ze het op de grond. Hij vond het ‘belachelijk’ dat de leerlingen niet inzagen dat ze zoveel tijd konden besparen als ze hun afval in de afvalbak zouden doen. Bovendien zei hij dat de leerlingen ‘lui’ waren en altijd iemand nodig hebben die ze vertelt wat ze moeten doen.

De leerlingen uit het eerste en tweede jaar met wie ik mijn workshops heb gedaan, hebben zichzelf nooit als lui omschreven. Het viel mij wel op dat zij ook de derdejaars de schuld gaven van de afvalproblematiek. De senioren worden dus verantwoordelijk gehouden voor het probleem op twee vlakken: 1) zij worden verantwoordelijk gehouden als aanstichters én 2) verantwoordelijk gehouden

Afbeelding 22 - De leraar geeft de leerlingen naast hem aanwijzingen over het verbranden van afval.

52

als toezichthouders. De senioren ontkennen op hun beurt hun aandeel. Een meisje uit het derde jaar, met wie ik goed contact had, gaf haar jaargenoten de schuld. Zij zei dat sommigen van haar jaar niet gedisciplineerd zijn. De schuld voor het afvalprobleem werd, tijdens mijn gesprekken en workshops, door iedereen aan anderen gegeven.

5.8. ‘Hoogopgeleiden geven alleen om hun carrière’

Ik wil dit stuk over het afvalmanagement binnen de school eindigen door een voorbeeld uit een workshop toe te lichten waarin een meisje mij vertelde waarom hoogopgeleiden hun afval niet

opruimen. Zoals uit de genoemde voorbeelden en analyses blijkt, hoeven hooggeplaatste personen zich niet bezig te houden met afval. Dit is sociaal geaccepteerd omdat zij zich bezig moeten houden met ‘belangrijkere zaken’. Dit werd mij duidelijk toen ik over de verschillen tussen het noorden en zuiden van Ghana praatte met de leerlingen. Ik vroeg hun of er verschillen zijn in afvalverwerking tussen deze twee delen. Een meisje vertelde mij gedurende een van de workshops dat er in het zuiden meer afval is omdat veel hoogopgeleiden daar naartoe trekken om te werken voor de multinationals. Vervolgens vertelde ze, dat al die hoogopgeleiden geen tijd hebben om zich bezig te houden met afval. Ze kunnen zich alleen concentreren op het werk omdat ze een druk en chaotisch leven leiden. Niemand in de klas scheen dit vreemd te vinden. Opnieuw werd het sociaal geaccepteerd dat hooggeplaatste personen in de samenleving zich niet kunnen bezighouden met het opruimen van afval. Door de hoge status van de hoogopgeleiden wordt het gedrag niet bekritiseerd (van der Geest 2008; Salifu 2010). De

maatschappelijke ideologie houdt het opruimen tegen. Dit is anders dan, als ik hier de vergelijking mag maken, in Nederland waar bescherming van het milieu een breed gedragen waarde is waarop elk individu aangesproken kan worden. Bovendien leert men in Nederland door middel van opvoeding individuele verantwoordelijkheid te dragen voor het weggooien van afval, een fundamenteel verschil met de opvoeding in Ghana, waar opvoeding leert dat de rol in afvalmanagement per sociale situatie verschilt.

53