• No results found

Rolverdeling dochter – moeder: generatiedifferentiatie en verwantschapsrelatie

5. De informele omgang met afval

5.10. Rolverdeling dochter – moeder: generatiedifferentiatie en verwantschapsrelatie

De rolverdeling binnen het huishouden is, naast gender, gebaseerd op hiërarchische relaties gevormd door verwantschapsrelaties en sociale differentiaties (Salifu 2010: 281). De mensen uit de Dagbon- regio positioneren zichzelf in eerste instantie via familierelaties en daarnaast via historisch gegroeide relaties die zij hebben met de mensen om hen heen (Salifu 2010: 276 & 281; MacGaffey 2014: 71). De leerlingen van Tamale Girls zullen zichzelf dus binnen het huishouden identificeren ten opzichte van hun positie in relatie tot andere familieleden. De positie van de dochters wordt bepaald door de aanwezigheid van oudere broers en zussen, neven en nichten, ooms en tantes, opa’s en oma’s en ouders (cf. Salifu 2010: 281). Binnen het gezin zijn de ouders ‘de baas over de kinderen’ (cf. Dietz 2013: 28 in Yaro 2014). De kennis en vaardigheden worden daarom aangenomen van de ouders, omdat zij ten opzichte van hun kinderen een hogere positie vervullen (cf. van der Geest 2008). De huishoudelijke taakverdeling is gebaseerd op deze relatiepatronen en genderrollen. Omdat de mannen- en vrouwenrollen binnen het gezin verdeeld zijn, leren de leerlingen van Tamale Girls het meeste van hun moeder. Ten opzichte van de dochter is dus de rol van de moeder belangrijk; de moeder stuurt de dochter aan en de dochter leert van haar moeder (cf. Salifu 2010: 281). De leerlingen van Tamale Girls moeten thuis luisteren naar hun moeder omdat zij de opdrachtgeefster is in relatie tot haar dochter(s).

De moeders hebben dus een hoge positie in de ‘Ghanese’ samenleving. De rol van de moeder werd voor mij duidelijk toen ik in de eerste week van mijn veldwerk samen met een groep meisjes broches maakte voor het Speech and Prize Giving evenement. Een leerlinge legde mij uit hoe ik de broches moest maken. Na de uitleg begon zij uit het niets een gesprek over haar moeder. Ze vroeg aan mij: ‘Hou jij in Nederland ook meer van je moeder dan van je vader?’ Ik snapte de vraag niet goed, dus ik vroeg haar wat ze bedoelde. Ze zei daarop: ‘In Ghana houden wij meer van onze moeder dan van onze vader omdat zij altijd in de buurt is en weet wat we doen’. Ik antwoordde daarop dat ik evenveel van mijn moeder als van mijn vader houd. Daarna gingen we verder met het maken van de broches. De opmerking bleef echter in mijn hoofd zitten. Zouden de leerlingen ook meer overnemen van hun moeder omdat zij meer van haar houden?

Door de centrale positie van de moeder in het huishouden, is de band met de ‘Ghanese’ moeders waarschijnlijk zo sterk. De leerlingen zullen zich altijd verbonden blijven voelen met hun moeder, hoe ver ze ook weg zijn (cf. Behrends & Lentz 2012). De kennis en handelingen die de dochter leert van haar moeder zal zij overdragen op haar kinderen. De positie van de moeder wordt daarom gezien, volgens de sprekers op het Speech and Prize Giving evenement, als de sleutel tot ontwikkeling. De impact van de vrouw op de kinderen zou effectiever zijn dan de impact van de man op de kinderen (Dawuni 2016: 419). De moeder zou daarom een belangrijke rol kunnen spelen in het bestrijden van de afvalproblematiek.

55

5.11. ‘Ik zal schalen afwassen tot ik getrouwd ben’

Toch nemen de dochters de kennis niet kritiekloos aan. Tijdens de workshops uitten de leerlingen hun ironie op de aanpak van hun moeders (cf. Yitah 2012). Zo zei een meisje uit Business 2B dat zij ‘schalen zou afwassen totdat zij getrouwd is’. Ze zei het op een ironische manier, waaruit ik opmaakte dat ze het waarschijnlijk vervelend vindt om iedere keer hetzelfde taakje te verrichten. Deze uitspraak laat daarnaast zien dat ‘trouwen’ een ceremoniële overgang is tot een hogere sociale positie met nieuwe taken en rollen die zij opnieuw in moeten vullen ten opzichte van nieuwe relaties (cf. Van Gennep 1960 in Tansley & Tietze 2013: 1800). Na het trouwen zal de dochter geen schalen meer hoeven af te wassen, maar zal zij een nieuwe rol aannemen die gepaard gaat met een nieuwe taakverdeling. Door deze nieuwe mogelijkheid in de rol als ‘echtgenote’ en ‘moeder’ kunnen zij de taken zelf verdelen.

Uit andere opmerkingen van de leerlingen blijkt dat zij sommige taken anders zullen

aanpakken dan hun ouders. Zo zei een leerlinge van Business 2A dat als zij later zelf kinderen heeft, zij haar kinderen zal leren niet in het wild te urineren of hun behoeften te doen. Andere leerlingen zeiden dat ze hun kinderen zullen leren het afval op de ‘juiste’ plek te deponeren. Ik sprak ook een klas die heftig in discussie ging over hun positie als toekomstige moeder. Sommigen zeiden dat ze hun kinderen zouden laten werken, zodat zij het opruimen van afval goed zouden leren. Anderen

reageerden daarop dat zij zelf mee zouden willen werken met hun kinderen, zodat het werk sneller klaar zou zijn. De rol als opdrachtgeefster, die past bij de sociale positie van de moeder, wordt daarmee ter discussie gesteld door de nieuwe generatie. Toch zal de kritiek waarschijnlijk binnen de klasmuren blijven, omdat de ouders, net zoals de senioren en de leraren, niet direct bekritiseerd kunnen worden vanwege hun hogere positie gebaseerd op verwantschapsrelaties en

generatiedifferentiatie (cf. van der Geest 2008; Salifu 2010; cf. MacGaffey 2014; cf. Prichard en van den Boogaard 2017).

5.12. Conclusie

Dit hoofdstuk heeft antwoord gegeven op twee deelvragen, namelijk: 1) ‘Hoe gaan de leerlingen van Tamale Girls om met afval binnen de school?’ en 2) ‘Hoe gaan de leerlingen van Tamale Girls om met afval binnen de familie?’ Binnen dit hoofdstuk zijn de drie verschillende rollen van de leerlingen in twee verschillende contexten besproken. Wat de leerlingen mij daarbij vertelden over

verantwoordelijkheid tijdens de workshops en interviews, kwam overeen met wat ik heb gezien tijdens de participerende observaties in opruimactiviteiten en tijdens mijn fietstochten.

Ten eerste kan gesteld worden dat de posities van de leerlingen verschillen per context én door meerdere dimensies - generatie, gender, leeftijd, opleidingsniveau, status en verwantschap – worden bepaald. De leerling heeft ten opzichte van haar medeleerlingen, haar leraren, ouders, broers en zussen en overige familieleden telkens een andere rol. De taakverdeling hangt af van de situatie en de

56

vrouw binnen de familie verschillende rollen en taken ten opzichte van haar familieleden die

veranderen wanneer de sociale dimensies veranderen. Bijvoorbeeld na een huwelijk, vervult de jonge vrouw meerdere posities ten opzichte van verschillende personen; zij is dan dochter van twee ouders én echtgenote van haar man. Het huwelijk is een gebeurtenis waardoor er een extra dimensie aan de sociale positie van de dochter toegevoegd wordt. De geboorte van een kind verandert de positie van de vrouw van echtgenote in de multidimensionale positie van echtgenote én moeder. Ten opzichte van haar man zal zij in principe lager zijn, maar ten opzichte van haar kinderen is zij hoger. Dit hangt dus af van de context. Wanneer de vrouw alleen met haar man in het huis is zal haar rol anders zijn dan wanneer zij met haar kinderen in huis is. Ten opzichte van haar kinderen zal zij zich niet meer verantwoordelijk voelen voor de praktische uitvoering van afvalmanagement, omdat zij dan opdrachtgeefster is en de kinderen de uitvoerders. In haar ouderlijk huis of ten opzichte van haar schoonfamilie kan haar rol anders zijn.

Ten tweede kan gesteld worden dat de afvalproblematiek diep geworteld zit in de

maatschappij, omdat alle sociale dimensies - generatie, gender, leeftijd, opleidingsniveau, status en verwantschap – gekoppeld worden aan een mate van verantwoordelijkheid voor afval. Door middel van opvoeding binnen de school en de familie wordt iedere generatie aangeleerd dat het opruimen van afval gekoppeld is aan sociale dimensies en daarmee aan status. Het beklimmen van de sociale lagen wordt gezien als een ‘loopbaan’ waarin de leerlingen stappen kunnen maken (cf. Van Gennep 1960 in Tansley & Tietze 2013: 1800). Tijdens die loopbaan veranderen sommige sociale dimensies langzaam, andere dimensies worden door middel van traditionele gebeurtenissen ingeleid. De overgang naar het volgende leerjaar, het ouder worden en het krijgen van kinderen zijn voorbeelden waarin de sociale dimensies langzaam veranderen. Zo verandert bijvoorbeeld de taakverdeling van een dochter ten opzichte van haar zussen naarmate zij ouder wordt. Trouwerijen en de inauguratie van de nieuwe prefects zijn voorbeelden van ‘rites of passage’ waardoor ‘identiteit’, status en aanzien door een sociale gebeurtenis of ‘ritueel’ verandert (cf. Van Gennep 1960 in Tansley & Tietze 2013: 1800). Met iedere stap naar een hogere status wordt er een extra dimensie van leiderschap en kennis bijgebracht die de leerlingen/dochters/jonge vrouwen met zich meenemen. Hoe hoger de leerlingen van Tamale Girls dus zullen komen, hoe minder zij zich met de praktische uitvoering van afval hoeven bezig te houden. Door middel van het beklimmen van hiërarchische posities zal de rol in de loop van tijd veranderen van uitvoerster in opdrachtgeefster.

57

6. Conclusie

In deze scriptie is antwoord gegeven op de hoofdvraag: ‘Wat is de relatie tussen opvoeding – gebaseerd op hiërarchische posities – en de omgang met en de perceptie van afval?’ Daarbij is onderzocht hoe de leerlingen van Tamale Girls Senior High School Pagnaa over afval praten en met afval omgaan. Oftewel, door te kijken naar wat de definitie is van afval, ‘wat de kenmerken zijn van het management’ en wat de taakverdeling is binnen het management (Reno 2015: 558).

Ten eerste werd in het hoofdstuk ‘Het discours van afval’, geconcludeerd dat materiaal pas als afval ‘saꙋri’ wordt omschreven wanneer het niet meer bruikbaar is. Ik ben mij bewust dat er in Ghana meerdere definities van afval bestaan. Zo gebruikt Zoomlion op de website andere termen ten opzichte van de leerlingen. Omdat de leerlingen van Tamale Girls mijn onderzoekpopulatie vormen, gebruik ik in deze scriptie de definitie die zij mij hebben gegeven; ‘afval is materiaal dat helemaal niet meer bruikbaar is’. Vanwege deze definitie is er onderscheid gemaakt tussen huishoudelijk (plastic) afval en e-waste, waarbij in deze scriptie de omgang met huishoudelijk (plastic) afval is beschreven. E-waste wordt namelijk door de leerlingen niet omschreven als afval omdat de materialen opnieuw gebruikt kunnen worden. Een opgebruikte telefoon kan bijvoorbeeld nog gebruikt worden als speelgoed of ter decoratie voor het huis. Daarnaast kunnen de onderdelen van een kapotte telefoon nog door een reparateur of een handelaar hergebruikt en verkocht worden. De ‘afterlife’ van e-waste, de ‘circulatie’ door maatschappij en milieu, is daarmee anders dan de ‘afterlife’ van huishoudelijk (plastic) afval (cf. Reno 2015: 558). Zacht plastic wordt sneller als ‘afval’ beschouwd en daarom ook sneller weggegooid in de natuur.

In dit eerste hoofdstuk werd naast een definitie van afval, ook betoogd waarom de betekenis van woorden, zinnen (in Dagbani) en argumenten de omgang met afval beïnvloedt. Het

‘environmental discours’ bestaat uit argumenten over het milieu en geeft zo de relatie tussen mens en natuur weer (Mühlhäusler & Peace 2006: 458; Lawhon 2013: 701). Zo wordt de leefomgeving ‘ЗilƐlí’ genoemd, wat waarschijnlijk ‘schepping’ betekent. Zowel natuur als cultuur valt daarbij onder ‘de schepping’. Daarom wordt er in het Dagbani geen onderscheid gemaakt tussen deze twee fenomenen. In combinatie met de twee genoemde argumenten voor het opruimen van afval; 1) afval heeft een negatief effect op de gezondheid van de mens en 2) de directe leefomgeving van de mens moet mooi en schoon zijn, zorgt de definitie ervoor dat afval gedeponeerd wordt in de natuur en daarna wordt verbrand. Het afval is dan immers ‘weg’ van de leefomgeving van de mensen en daarmee is het gezondheidsrisico beperkt. De concrete bedreigingen van afval hebben een direct effect op de

bewoners en daarom moet er actie worden ondernomen om de bedreiging weg te nemen (cf. Gainey et al. 2011; cf. Machado-Borges 2017: 305). De betekenissen van de woorden ‘afval’, ‘omgeving’ en ‘risico’ beïnvloeden dus de interactie tussen afval en natuur.

58

Daarnaast is in dit hoofdstuk de relatie tussen opvoeding en taal beschreven. Zo is uit de communicatie tussen personen op te maken wat de rolverdeling is (cf. Salifu 2010). Opvoeders vervullen de rol als opdrachtgever en zullen daarom op een dringendere toon praten tegen de uitvoerders. De uitvoerders zullen de kennis, vaardigheden en argumenten overnemen van de opdrachtgevers. Door middel van taal worden daarom niet alleen de hiërarchische posities voor buitenstaanders zoals ik duidelijk, maar worden deze posities ook bevestigd en in stand gehouden. Het belang van hiërarchie in de opvoeding wordt door middel van taal en gedrag doorgegeven van

generatie op generatie.

Ten tweede is in deze scriptie uiteengezet dat de afvalproblematiek diepgeworteld is in de samenleving, doordat in alle aspecten van de opvoeding een hiërarchie wordt benadrukt die hogergeplaatsten vrijstelt van afvalverwerking (cf. Salifu 2010; cf. Behrends & Lentz 2012; cf. MacGaffey 2014; cf. Prichard & van den Boogaard 2017). Aan de hand van de drie rollen junior – senior, leerlinge – leraar en dochter – moeder, is daarbij besproken dat mensen met hoge posities de rol als opdrachtgever vervullen en de mensen afkomstig uit lage posities de taak als uitvoerder op zich nemen. De taakverdeling verschilt per context en is gebaseerd op de interactie met de ander, omdat door middel van interactie de status van de persoon wordt gedefinieerd. De dimensies die deze posities en daarmee de taakverdeling, vormen zijn: leeftijd, generatie, opleidingsniveau, titel en

verwantschapsrelaties (cf. Salifu 2010; Behrends & Lentz 2012; MacGaffey 2014; Prichard & van den Boogaard 2017). Doordat de omgang met afval gebaseerd is op dergelijke sociale dimensies, is afvalmanagement een manier om zowel hiërarchie zichtbaar te maken, te benadrukken als in stand te houden. Voor een buitenstaander als ik, werden de onderlinge relaties zichtbaar op het moment dat afval moest worden opgeruimd en interactie plaatsvond.

Hoewel dit onderzoek een case-study of ‘place-based community research’ is, omdat het heeft plaatsgevonden op één school in de Dagbon-regio in de Northern Region provincie, kan ik mijn resultaten over taal en hiërarchie breder trekken (cf. Crate 2011: 179). Ik hoef mijn uitspraken niet te beperken tot deze school of de Dagomba, maar ik kan in deze conclusie stellen dat het hiërarchische karakter van de samenleving in heel Ghana van invloed is op de omgang met afval. De 1200 leerlingen van Tamale Girls waren immers afkomstig uit verschillende provincies en etnische groeperingen van Ghana. Zij representeerden daarom niet alleen de Dagbon. Hoewel het afvalmanagement in detail verschilde tussen de families, steden en dorpen, waren de opvoedkundige principes hetzelfde. Verder kunnen de resultaten van dit onderzoek zelfs breder getrokken worden naar andere landen gelegen in de sub-Sahara. De Dagomba hebben namelijk niet alleen overeenkomsten met etnische groeperingen binnen Ghana. De groep ‘behoort tot de Mole-Dagbani, een sub-groep van de Gur sprekende mensen uit de drie noordelijke provincies van Ghana en het zuiden van Burkina Faso’ (Salifu 2010: 275). Deze groep bestaat uit de ‘Dagomba, de Mamprusi, de Nanumba in het noorden van Ghana en de Mossi in Burkina Faso’ (Salifu 2010: 275). Deze etnische talengroep omvat een groot deel van de West-

59

Afrikaanse Savanne.35 De overeenkomsten met andere groeperingen, zorgen ervoor dat dit onderzoek

een voorbeeld is van hoe de hiërarchische structuur op alle niveaus van de samenleving, en in verschillende contexten, afvalmanagement beïnvloedt in Ghana en de sub-Sahara van Afrika. Hoe de leerlingen van Tamale Girls met afval leren omgaan, weerspiegelt dus hoe meerdere etnische

groeperingen met afval omgaan.

In deze conclusie zal ik verder de concepten ‘human-environment interaction’ en ‘tijdelijke verantwoordelijkheid’ toelichten waardoor de perceptie van de afvalproblematiek wordt beperkt. Tot slot zal ik de aanbevelingen aan Closing the Loop bespreken en zal ik aanbevelingen voor nieuw onderzoek omtrent e-waste en formeel afvalmanagement geven. Ik zal deze scriptie eindigen met een korte afsluiting.

6.1. ‘Human-environment interaction’

De omgang met afval wordt bepaald door de hiërarchische structuur die in alle aspecten van opvoeding bevestigd wordt. De afvalproblematiek kan dus alleen begrepen en verklaard worden wanneer de manier van opvoeden, gebaseerd op het hiërarchische karakter van de maatschappij, begrepen wordt. De interactie met de natuur, de ‘human-environment interaction’, is gebaseerd op de sociaal-culturele situatie die verandert door context en tijd (cf. Crate 2011; cf. Bird 2015; cf. Orr et al. 2015). Deze interactie wordt gevormd door ‘discours’, ‘macht’, en ‘cognitieve kennis’ (cf. Orr et al. 2015: 154). De omgang met afval wordt daarom bepaald door de complexe verhoudingen tussen cultuur en natuur, die gevormd worden door ‘relaties tussen individuen en gemeenschappen die de omgang met materialen beïnvloeden’ (Orr et al. 2015: 155). De relaties binnen de samenleving bepalen de omgang met de leefomgeving: de interactieve en complexe relatie tussen mens en natuur (Little 1999: 254; Scoones 1999: 485). De afvalproblematiek valt daarom alleen te begrijpen wanneer de culturele structuren en de percepties van natuur duidelijk zijn. De ‘cultuur’ beïnvloedt immers de manier waarop mensen hun omgeving ‘ervaren’ (Roncoli et al. 2009: 87 in Crate 2011: 178). De structuur van de ‘human-environment interaction’ in Ghana heeft als effect dat de mensen slechts een tijdelijke verantwoordelijkheid voor afval ervaren.